Page 261 - Voorwerk.indd
P. 261

niet rond. Ze behoorden daardoor gedurende die periode niet tot zijn vermogen, maar
                  tot dat van  de kopers. Die huizen  vormden  een derde  van  het geschatte vermogen.
                  En tenslotte vroeg hij zich af wat er dan wel getaxeerd had moeten worden. Hij ging
                  dan ook tegen de beslissing van NBI om deze heffing op te leggen in december 1947
                  in beroep.
                      Hangende dit beroep deed NBI wel wat water in de wijn. Het percentage van twee
                  procent dat was opgelegd werd uit billijkheidsoverwegingen verlaagd tot een kwart
                  procent.  En  de  taxatiekosten  werden  kwijtgescholden.  Het  te  betalen  bedrag  werd
                  terug gebracht tot 906 gulden David bleef bij zijn standpunt dat ook dit nog steeds
                  onredelijk was. Van werkelijk beheer door het NBI, en van daarvoor gemaakte kosten,
                  was geen sprake geweest. Voorlopig bleef NBI er bij dat de drie in 1943 verkochte en
                  nog niet teruggegeven panden wel tot het vermogen van David behoorden. De raads-
                  man  van  David  wees  het  NBI  echter  op  een  vonnis  van  de  Afdeling  Rechtspraak
                  waarbij werd bepaald, dat, zolang geen rechtsherstel had plaats gevonden  verkochte
                  panden behoorden tot het vermogen van de onrechtmatige koper en dat die dus de
                  beheerskosten  moest  betalen.  Het  NBI  kwam  toen  op  zijn  standpunt  terug  en
                  verlaagde in maart 1948 het bedrag met een derde, waardoor dat nu op 606 gulden
                  kwam. Het NBI verwachtte van David nu wel dat hij zijn beroep bij de Raad voor het
                  Rechtsherstel zou intrekken, en het bleef David bestoken met aanmaningen om het
                  resterende bedrag te betalen, ook al liep zijn beroep tegen die betaling bij de Raad
                  voor het Rechtsherstel.

                      Uitspraak Raad voor het Rechtsherstel
                      David trok zijn rekwest niet in. Bij de behandeling van de zaak gaf zijn raadsman
                  onmiddellijk toe dat David, anders dan tot nu beweerd was, op 10 mei 1940 inderdaad
                  nog  Duitser  was. Maar de Raad  nam  in  haar vonnis aan  dat  David  sinds  9 augustus
                  1945 niet meer als vijand gold, ookals men er van uitging dat niet deplaatselijke
                  Militaire Commandant in Hilversum toen de bevoegde instantie was geweest om hem
                  te ontvijanden, Toen David van die commandant de betreffende verklaring kreeg uitge-
                  reikt, mocht hij aannemen dat die het gewenste effect had en dat hij zich niet langer
                  als vijand hoefde te beschouwen. Kennelijk was het NBI die opvatting ook toegedaan,
                  want vanaf de bevrijding tot mei 1947 had het Davids vermogen ongemoeid gelaten. De
                  zeldzame vaart waarmee David vervolgens zijn tweede ontvijanding kreeg toonde wel
                  aan dat er materieel over zijn positie als ‘niet-vijand’ weinig twijfel was. David was dus
                  hooguit  in de periode  5 mei tot  9 augustus 1945 vijandelijk onderdaan geweest. Het
                  stond vast dat er in die periode in het geheel geen sprake was geweest van beheer door
                                                                        v
                  het NBI. Het zou dus onredelijk  zijn  wanneer  David  met  een  heffing oer die periode
                  werd belast. Aldus de Raad voor het rechtsherstel.

                  Er waren nog twee personen die eerder in dit boek werden genoemd die met ontvijan-
                  ding te maken kregen: Bernd Kölling en Walter Sternau.






                  | HOOF DS TU K 8 | N A DE OO RL O G |                                       263



       Hfdst-8.indd   263                                                                   22-10-18   09:42
   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266