Page 255 - Voorwerk.indd
P. 255

beheerder van joodse ondernemingen. Van Banning werd daarvan door het Centraal
                  orgaan op de zuivering van Overheidspersoneel in februari 1946 vrijgepleit. Deze zaak-
                  waarnemer  was  niet  door  de  burgemeester,  maar  door  de  Duitse  autoriteiten
                  aange-steld.  Hun  aandacht  was  al  snel  op  de  betreffende  onderneming  die  onder
                  leiding stond van twee Duitse emigranten van joodse bloede gevestigd, omdat er kort
                  tevoren  een  inbraak  was  gepleegd.  Daaraan  werd  toegevoegd  dat  Van  Banning
                  tijdens  de  bezetting  naar  vermogen  Joden  had  geholpen,  onder  andere  door  aan
                  ondergedoken  Joden  een  pas  te  verschaffen,  hen  financieel  te  steunen  en  door  de
                  weigering een joodse begraafplaats te sluiten. En in oktober 1941 had hij al ontslag
                  genomen als plaatselijk directeur van Winterhulp.
                      Al in juni 1945 drongen Kann en David bij de Politieke Opsporingsdienst (POD) aan
                  op strafvervolging tegen Rijssenbeek. Hij zou het beheer zonder hun toestemming en
                  onder valse voorwendselen op zich hebben genomen, zich daar fors voor hebben laten
                  betalen, hen geheel buiten de gang van zaken en de leiding in de fabriek hebben ge-
                  houden en hen ook niet de noodzakelijke middelen voor hun levensonderhoud hebben
                  verschaft. Ook verweten zij hem dat hij zelf het bedrijf in handen wilde krijgen. Rijssen-
                  beek ontkende dat en gaf aan dat David juist bij hem was gekomen met voorstellen om
                  de zaken over te nemen.

                      Kamervragen
                      Terwijl  het  vooronderzoek  te-
                  gen  Rijssenbeek  nog  op  gang  moest
                  komen,  werden  er  door  het  liberale
                  Kamerlid  Hacke,  voorheen  directeur-
                  generaal  van  de  arbeidsinspectie,
                  op  12  augustus  1947  aan  de  minister
                  schriftelijke vragen gesteld over veron-
                  derstelde misstanden bij de Papierfa-
                  briek Gennep. In dat kader wees Hacke
                  de minister er op dat de grootste aan-
                  deelhouder van die fabriek al op 18 mei
                  1940 door de Duitse bezetter was aan-
                  gewezen  als  ‘Verwalter’  van  Kann  en
                  Co en dat onmiddellijk na de bevrijding
                  door  de  directeuren  van  die  fabriek
                  een  zeer  ernstige  klacht  tegen  die     Papierfabriek Gennep.
                  ‘Verwalter’  was  ingebracht,  maar
                  dat die nog niet was behandeld. Hij stelde nog verdere vragen over de Papierfabriek
                  Gennep, die in dit verband niet ter zake doen. Het begrip ‘Verwalter’ was in die tijd
                  natuurlijk zeer beladen. Het betrof collaborateurs, die met Duitse steun op basis van
                  Duitse verordeningen vanaf 1941 Joden gedwongen hadden hun bezittingen voor een
                  appel en een ei af te staan.




                  | HOOF DS TU K 8 | N A DE OO RL O G |                                       257



       Hfdst-8.indd   257                                                                   22-10-18   09:42
   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260