Page 253 - Voorwerk.indd
P. 253
terwijl daar in gewone tijden een behoorlijk bedrag voor gevraagd had kunnen worden.
En er waren verder minimum prijzen betaald. Daaruit viel af te leiden, dat de verkopers
onder de drang der omstandigheden niet hadden kunnen bedingen wat de bedrijven
werkelijk waard waren. Dat werd ook bevestigd door de aanzienlijke winsten die de
kopers in de jaren 1941/42 hadden gemaakt. Die waren in het half jaar na de verkoop al
zo hoog, dat daarmee de hele koopsom kon worden betaald.
Over de door het consortium aangevoerde argumenten dat de bedrijven ook al
in 1939 waren aangeboden, toen er nog niet de dreiging van de Duitse maatregelen
was, dat de verkoop in 1940 in goede harmonie was verlopen en dat daarbij nooit over
teruggave na de oorlog was gesproken zei de Afdeling Rechtspraak: het is aannemelijk
dat Kann en David ook in 1939 al onder invloed van Duitse maatregelen stonden en dat
het feit dat ze aanvankelijk in 1940 tevreden waren over de verkoop hen niet het recht
ontnam om nu na de oorlog gebruik te maken van de hen geboden gelegenheid tot
rechtsherstel, die ze in 1940 nog niet kenden.
Het vonnis stelde echter ook uitdrukkelijk dat door deze uitspraak geen blaam
werd geworpen op de kopers, omdat zij geen misbruik hadden gemaakt van de nood-
toestand van de verkopers. Kann en David moesten wel de ontvangen koopsommen
aan de kopers terug betalen en deze mochten ook de gemaakte winsten behouden.
Tegenactie van het Twentse consortium
Zoals gezegd was beroep tegen vonnissen van de Afdeling rechtspraak niet moge-
lijk, maar er kon wel om herziening worden gevraagd als bleek dat bij het vonnis geen
rekening was gehouden met bepaalde feiten. De Twentse groep probeerde nu langs die
weg de bedrijven in Gennep toch nog in handen te houden.
Zij voerden een zestal feiten aan waar volgens hen de Raad geen rekening mee
had gehouden. De voornaamste was, dat het vonnis geen rekening hield met de ab-
normale omstandigheden in 1940. Die waren dat, gezien de vooruitzichten die er toen
waren voor de textielindustrie, een dergelijke koop grote risico’s inhield. In die omstan-
digheden kon van mogelijke goodwill niet gesproken worden. De betaalde prijzen kon-
den niet vergeleken worden met die in normale tijden. De redenatie dat Kann en David
juist het slachtoffer waren van de abnormale toestanden werd hier dus omgedraaid.
Ook vond het consortium dat het vonnis geen rekening had gehouden met het-
geen hun adviseur Wessel Boelen te berde had gebracht over het door de aangewe-
zen accountant uitgebrachte rapport. Verder stelde het, dat er van dwang om aan hen
te verkopen helemaal geen sprake was geweest, want er was nog een andere bieder
geweest. Die wilde echter niet meer betalen dan het consortium. Het ging hier om de
boekhouder Maertens.
Reactie van de Afdeling Rechtspraak
Op 18 januari 1948 deed de Afdeling Rechtspraak, nu in een andere samenstelling dan
de eerste keer, opnieuw uitspraak. Wat de stelling betreft dat er ook met andere
partijen was onderhandeld, die niet meer hadden geboden, oordeelde de Afdeling dat
| HOOF DS TU K 8 | N A DE OO RL O G | 255
Hfdst-8.indd 255 22-10-18 09:42