Page 115 - Voorwerk.indd
P. 115
niet-Joden komen, ze mochten alleen tussen drie en vijf uur ’s middags boodschap-
pen doen in niet-joodse winkels, ze mochten niet meer naar kapperszaken, ze mochten
geen particuliere vervoersmiddelen, telefoons en openbaar vervoer meer gebruiken.
Voor uitzonderingen hierop kon een vergunning worden aangevraagd, maar die gold
nooit voor het uitoefenen van een beroep. Ook de telefoon mocht niet meer door Joden
gebruikt worden, ook niet de publieke. Arthur van Leeuwen was, als vertegenwoordiger
van de Joodse Raad, de enige die een telefoontoestel mocht behouden.
Bart van den Boom, die in ‘Wij weten niets van hun lot’ aan de hand van dagboeken
de reacties van zowel joodse als niet-joodse Nederlanders op de Holocaust heeft be-
schreven, laat zien dat vooral deze regeling van 30 juni 1942 grote beroering onder de
niet-joods bevolking teweegbracht, terwijl er toch op dat moment door de bezetter ook
nogal heftige maatregelen werden genomen die niet de Joden troffen.
Mensen die tot dan toe zelden iets over de Jodenvervolging in hun dagboeken
hadden geschreven deden dat nu wel en toonden zich daarbij hevig geschokt. Van den
Boom denkt dat dit kwam omdat het nu om dingen ging die iedereen direct kon
ervaren in het contact met de Joden in zijn omgeving. Hij laat ook zien dat er in brede
kring schande over werd gesproken en hoe men de Joden te hulp kwam, vooral bij het
boodschappen doen.
Hoe dit in de praktijk in Gennep is gebeurd valt moeilijk nu nog vast te stellen. Er zal,
gezien de positie die de Joden in de Gennepse gemeenschap innamen, zeker de nodige
hulp zijn geweest en de regels wat betreft de huis-, winkel- en kappersbezoeken zullen
zeker zijn ontdoken. Zo zal kapper Jan van Os in de Niersstraat, die eind jaren 1920 met
vier joodse biljartvrienden op de foto staat, de twee die daarvan nog in Gennep waren,
Simon van Leeuwen en Jöbke Kaufman, op een of andere manier toch wel geknipt heb-
ben. En Harriet Bouman-Kölling heeft natuurlijk het haar van haar moeder verzorgd.
Maar er was natuurlijk ook het gevaar van verraad. Het archief van de gemeente Gennep
laat zien dat overtredingen van de door de Duitsers opgelegde maatregelen wel door
verraad ter kennis kwamen van de Duitse politie. Zo kreeg de burgemeester in maart
1942 van de procureur-generaal in Den Bosch te horen dat hem gemeld was dat er bij de
Papierfabriek een Jodin een leidende functie bekleedde en onder meer belast was met
het visiteren van het vrouwelijk personeel dat bij de vernietiging van distri-
butiebescheiden betrokken was. Van Banning liet veldwachter Van Hulst hierover
rapporteren. Het bleek te gaan om een ambtenares, wonende in Nijmegen, werkzaam bij
het bijkantoor van de Distributiedienst in Gennep. Degenen die bij de papierfabriek dit
vernietigingswerk deden werden van tijd tot tijd gevisiteerd. Bij de mannen gebeurde
dat door de marechaussee en voor de vrouwen vond men deze ambtenares daarvoor wel
geschikt. Aan het personeel was dat per circulaire voorgelegd en als iemand daar
bezwaar tegen had kon die dat binnen drie dagen kenbaar maken. Dat is niet gebeurd,
maar kennelijk heeft iemand bij de Duitse politie wel gemeld dat het hier om een Jodin
114 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-3.indd 114 21-10-18 17:24