Page 110 - Voorwerk.indd
P. 110
Arthur van Leeuwen en Jöbke Kaufman moesten nu van buiten het Vitesseterrein naar
de thuiswedstrijden kijken van de club waarin zij zo actief in waren geweest. Dat terrein
lag overigens gedeeltelijk op een perceel van Max Bock, dat nu onder beheer stond van
de ANBO. In het voorjaar van 1942 zouden de katholieke bisschoppen nog protesteren
tegen het plaatsen van dergelijke borden bij katholieke instellingen. Het sportterrein
van Vitesse zou ook daartoe gerekend kunnen worden. Uiteindelijk werd dit verbod
ingetrokken wanneer het ging om plekken die ook publiekelijk toegankelijk waren voor
niet-katholieken.
Liquidatie van ondernemingen
Op het einde van 1941 werd het voor de
Joodse ondernemers steeds moeilijker
en zelfs vrijwel onmogelijk hun bedrijf
in stand te houden. Al eerder, in april,
was bepaald dat Joden volledig uit het
bedrijfsleven zouden moeten verdwij-
nen. Voor de eenmanszaken, zoals die
van de joodse families in Gennep, bete-
kende dit liquidatie, voor de grotere dat
ze onder een Verwalter kwamen, die ze
vervolgens zou verkopen. Dergelijk gro-
tere bedrijven waren er in Gennep niet
Op 31 dec 1941 worden in kranten lijsten van geliqui- meer. Zowel Kann en Co als DACO waren
deerde bedrijven gepubliceerd, waaronder het bedrijf immers eind 1940 in niet-joodse handen
van Harry Andriesse.
gekomen. Bij kleinere zaken gebeurde
de liquidatie door de Omnia Treuhand-
gesellschaft. Bij de Bank voor Nederlandschen Arbeid werd dan een rekening op naam
van de te liquideren onderneming geopend. Schulden, beheers- en liquidatiekosten
kwamen ten laste van deze rekening. Hierop bijgeschreven werd de uiteindelijke op-
brengst van de geliquideerde zaak. Als de liquidatie was voltooid werd de rekening op
last van Omnia afgesloten en het saldo overgemaakt naar de rekening die de vroegere
joodse eigenaar had bij Liro.
In Gennep kwamen de veehandel van Harry en Julius Andriesse en die van Simon
en Arthur van Leeuwen, de slagerijen van Jöbke Kaufman, Max Bock en Sally Andriesse
en de modezaken van Julchen Andriesse-Jakobsohn en Bertha Andriesse voor opheffing
in aanmerking.
Hoe een en ander in Gennep precies is verlopen is nu niet meer te achterhalen. Voor
de veehandelaren en slagers werd het ook zonder liquidatie moeilijk hun beroep nog
uit te oefenen. Ze mochten immers niet meer op veemarkten en in slachthuizen komen.
Duidelijk is dat vanaf eind 1941 de joodse slagers en veehandelaren formeel niet meer
hun bedrijf konden voortzetten.
| HOOF DS TU K 3 | DE D U IT S E I NV A L E N DE E E R S T E OO RL O GSJA R E N | 109
Hfdst-3.indd 109 21-10-18 17:23