Page 218 - Voorwerk.indd
P. 218
De families Kann en David zijn pas in een zeer laat stadium ondergedoken. Kann en
David zijn naast wellicht Jordan de meest bemiddelden van de groep Joden, die op
10 mei 1940 in Gennep woonden.
Kann had geprobeerd op de Barneveld-lijst te komen. De familie zou dan wel in
een gesloten kamp op de Veluwe verblijven, maar dat werd kennelijk als beveiliging
tegen deportatie naar het Oosten beschouwd. Dat mislukte. Tot onderduik werd pas
besloten toen ook de Joden uit Noord-Holland eind april 1943 naar Vught moesten.
Ze vonden dat kennelijk een zwaardere opgave dan onderduik.
Maar dat was net als bij Arthur van Leeuwen, op grond van hun verwachting over
wat degenen die daar heen gingen uiteindelijk te wachten zou staan. Toen de familie
Kann in 1943 onderdook heeft zij grootmoeder Klara Koppel, die oud en gebrekkig
was, naar Westerbork laten gaan. Zij deed dat in de veronderstelling dat ze daar beter
af was dan op een onderduikadres. Dat duidt erop, dat men op dat moment nog niet
wist wat er gebeurde met de meeste mensen die in Westerbork terecht kwamen. De
familie Kann zal wellicht, afgaande op wat men wist van de Duitse Joden, die al
langere tijd in Wes-terbork verbleven, gedacht hebben dat daar inderdaad voor Klara,
die ook Duitse was, gezorgd zou worden.
Na-oorlogse getuigenissen over de activiteiten van David tijdens de bezetting.
220 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-7.indd 220 21-10-18 16:50