Page 217 - Voorwerk.indd
P. 217

huis op elkaars lip te zitten. In hoofdstuk 2 is al aangegeven, dat de meeste autochtone
                  families wel behoorlijk in de Gennepse samenleving waren geïntegreerd, maar dat er
                  ook verschillen waren in levensstijl tussen de Joden en katholieken. Het gebrek aan
                  vertrouwen dat dit samenleven zonder problemen zou lukken was misschien van beide
                  kanten even groot.

                  Een element dat in de literatuur als bevorderend voor onderduik wordt genoemd is de
                  wijze waarop de elite zich opstelde. Van Rens wijst daarbij wat Limburg betreft vooral
                  op de rol van artsen en geestelijken. In Gennep zijn er twee figuren van wie men zou
                  kunnen zeggen dat zij als zodanig een rol hebben gespeeld: dr. Stiemens en kapelaan
                  Miedema. Maar hun rol ten aanzien van wat er met de Gennepse Joden is gebeurd is
                  beperkt. We zagen al dat Miedema’s activiteiten in georganiseerd verband pas na de
                  deportaties goed op gang kwamen. Of hij voor individuele joodse families of perso-
                  nen iets heeft kunnen doen, is onbekend. Dr. Stiemens was vooral de schoonvader van
                  Lenie Stiemens, van wie de betrokkenheid hiervoor al enkele keren is genoemd. Zij was
                  voor sommige Joden een vertrouwenspersoon, aan wie ze ook geld in bewaring gaven.
                  Onder hen bijvoorbeeld de familie Kan-Kaufman uit Amsterdam. Hun dochter had in de
                  jaren twintig enige tijd op Zonlichtheide verbleven.

                      De Joden buiten Gennep
                      Dit alles werpt wel de vraag op of het veel hogere aantal onderduikers onder de-
                  genen die daar in 1941 waren vertrokken een gevolg is van andere omstandigheden dan
                  waarin de in Gennep gebleven Joden verkeerden.

                  Bij degenen die voor 1942 uit Gennep vertrokken waren is voor onderduik gekozen door
                  de families David, Kann en Spiegel. Adolf Spiegel was de eerste die onderdook. Dat
                  deed hij niet in verband met de vanaf 1942 dreigende deportaties, maar al heel snel
                  na  het  begin  van  de  Duitse  bezetting  vanwege  zijn  eerdere  bezigheden,  zoals  het
                  verle-nen van visa en deviezen aan Duitse vluchtelingen. Daarvoor werd hij door de
                  Gestapo  gezocht.  Pas  later  zijn  ook  zijn  vrouw  en  dochter  ondergedoken.  Dat  zal
                  gebeurd zijn onder invloed van de gang van zaken in Amsterdam, waar ze inmiddels
                  woonden.  Daar  vonden  echte  razzia’s  plaats  en  waren  er  kansen  om  onder  te
                  duiken, zeker als men relaties en financiële middelen had.
                      De broer van Adolf, Max Spiegel, is niet ondergedoken. Hij woonde in Dinxperlo
                  een soortgelijk plaatsje als Gennep, met zijn vrouw, twee eigen kinderen en de twee
                  kinderen van zijn en Adolfs overleden broer. Die twee kinderen waren in februari 1941
                  van Gennep naar hun oom in Dinxperlo verhuisd.
                      Zij zijn net als de Gennepse Joden op 9 april 1943 naar Vught gegaan. Blijkens
                  het  verhaal  van  Fred  Spiegel,  een  van  de  twee  kinderen  die  vanuit  Gennep  naar
                  Dinxperlo verhuisd waren, had Max Spiegel goede contacten in Dinxperlo. Het heeft er
                  voor  gezorgd,  dat  Fred  en  zijn  zusje  vanuit  Dinxperlo  pakketten  kregen.  Maar  toch
                  heeft deze familie, ondanks die contacten, niet tot onderduik besloten.




                  | HOOF DS TU K 7 | HOE B I JZ ON DE R W A S G E N N E P? |                  219



       Hfdst-7.indd   219                                                                   21-10-18   16:50
   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222