Page 208 - Voorwerk.indd
P. 208
De eerste groep van 6 vertrok op 26 aug 1942 per tram uit Gennep.
stelling gold ook voor hun gezinsleden. Deze vrijstelling vanwege een bepaalde functie
betrof in totaal negen personen. Zo bleven er nog acht personen over, die voor een
oproep in aanmerking kwamen. Dat is 21 procent, terwijl in heel Limburg 41 procent,
dus het dubbele, van de aanwezige Joden werden opgeroepen.
Een ander verschil met de rest van Limburg is, dat van de 600 opgeroepenen in heel
Limburg er 290, minder dan de helft, via Maastricht naar Westerbork en verder zijn
vertrokken. Van de acht opgeroepenen was een persoon inmiddels naar Amsterdam
verhuisd en woonde dus niet meer in Gennep. Eigenlijk waren er in Gennep dus nog
maar zeven personen met een oproep. Een van hen kreeg een doktersattest, dat
zij niet kon reizen. Daarna is die persoon ondergedoken. De overige zes zijn
naar Maastricht gegaan, en dat is 86 procent van de in Gennep aanwezige opgeroepen
personen. Van hen heeft niemand van de gelegenheid gebruik gemaakt om onder te
duiken, zoals vele anderen elders in Limburg wel hebben gedaan.
Degenen die op 25 augustus niet hadden hoeven te vertrekken werden in Limburg,
op de razzia van november na, met rust gelaten tot de ‘Provinzentjudung’ van april
1943. Het totaal aantal Joden dat toen vanuit Limburg naar Vught moest
‘verhuizen’ bedroeg ongeveer 500 personen. Van Rens heeft uitgerekend dat de
helft daarvan is ondergedoken. In Vught werden er uiteindelijk 215 van de 500 in
Vught ingeschreven. Vanuit Gennep moesten zich daar op 9 april 1943 de achttien
overgebleven Joden melden. Veertien van hen hebben dat gedaan, 78 procent. De vier
die niet naar Vught vertrokken waren leden van één familie.
210 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-7.indd 210 21-10-18 16:50