Page 188 - Voorwerk.indd
P. 188

führe ich an dass ich laut gültiger Vorschriften Mischling bin und als solcher nicht ein-
                  gereiht werden soll.	Ze	ondertekende	met	Ellen	van	Leeuwen.	Kennelijk	wist	men	in
                  Theresienstadt	niet	dat	zij	met	een	Jood	was	getrouwd	en	daardoor	haar	status	als
                  ‘mischling’	had	verloren.	En	misschien	heeft	men	dat	in	juni	bij	haar	arrestatie	in	Berlijn
                  ook	niet	geweten.	In	ieder	geval	wist	ze	met	dit	briefje	te	bereiken	dat	ze	mocht	blijven.
                      Dat	lukte	nog	een	jaar.	Hoe	ze	die	tijd	is	doorgekomen	is	niet	bekend.	Het	was	niet
                  gemakkelijk	in	Theresienstadt,	al	was	het	officieel	dan	geen	vernietigingskamp.	Maar
                  de	woonomstandigheden	waren	zeer	ellendig	en	er	was	ook	weinig	te	eten.	Begin	sep-
                  tember	1944	kwam	Lore	Kann,	de	dochter	van	fabrikant	Ernst	Kann	vanuit	Westerbork
                  in	Theresienstadt	aan.	Ellen	en	Lore	scheelden	vier	jaar	in	leeftijd	en	kenden	elkaar	nog
                  uit	Goch	en	later	uit	Gennep.
                      Vanaf	 de	 zomer	 1944	 gingen	 er	 geregeld	 transporten	 uit	 Theresienstadt
                  naar		Auschwitz.	Oktober	1944	was	Ellen	ook	aan	de	beurt.	Dat	viel	nu	niet	meer	tegen
                  te	 houden.	 Lore	 Kann	 bracht	 haar	 naar	 de	 trein.	 Het	 transport	 bestond	 uit	 1500
                  mensen.	 Van	 hen	 werden	 bij	 aankomst	 in	 Auschwitz	 157	 vrouwen	 in	 het
                  Durchgangslager	 opge-nomen,	 in	 afwachting	 naar	 welk	 werkkamp	 ze	 gestuurd
                  zouden	worden.	Ellen	hoorde	daar	ook	bij,	hoewel	iemand	later	zou	verklaren	dat	dit
                  moeilijk	voorstelbaar	was,	zo	slecht	zag	ze	er	uit.	Op	29	oktober	vertrok	zij	met	1000
                  andere	 vrouwen	 van	 verschil-lende	 leeftijd	 naar	 Gross	 Rosen.	 Onder	 hen	 waren
                  verschillende	 moeders	 met	 dochters.	 	 Ze	 kregen	 daar	 de	 nummers	 79501-80500.
                  Gross	 Rosen	 lag	 200	 kilometer	 ten	 westen	 van	 Auschwitz,	 50	 kilometer	 boven
                  Breslau.	 In	 Gross	 Rosen	 bleek	 dat	 deze	 groep	 voor	 het	 werkkamp	 voor	 vrouwen
                  Kurzbach	(thans	Bukolowe)	was	bestemd.
                      Dat	kamp	was	onderdeel	van	het	Unternehmen Bartold,	dat	met	inzet	van	dwan-
                  garbeiders,	krijgsgevangenen,	plaatselijke	bevolking,	jongeren	en	vanaf	oktober	1944
                  ook	 concentratiekamp-gevangenen	 verdedigingswerken	 bouwde.	 Daar	 werden
                  de	 1000	 joodse	 vrouwen	 uit	 Auschwitz	 aan	 toe	 gevoegd.	 Ze	 werden	 onder	 zeer
                  primitieve	omstandigheden	ondergebracht	in	twee	stallen	die	tot	een	landgoed	van
                  de	 Fürst	 von	 Hatzfeld	 behoorden.	 Een	 varkensstal	 diende	 als	 ziekenzaal.	 SS-ers	 en
                  oorlogsgewonde	soldaten	bewaakten	hen.	De	Lagerführer	was	een	reservekapitein,
                  die	zich	naar	getui-genis	van	overlevenden,	menselijk	gedroeg.	Maar	zijn	adjunct	was
                  een	politieman	die	de	gevangenen	regelmatig	met	de	zweep	sloeg,	die	hij	altijd	bij
                  zich	had.	Ook	waren	er	enkele	bewaaksters	die	de	vrouwen	slecht	behandelden,	ze
                  sloegen	ze	en	onthielden	ze	eten	als	straf.	De	vrouwen	droegen	geen	streeppakken,
                  maar	hun	veel	te	dunne	kle-ren	waren	van	achteren	wel	met	olieverf	gekentekend,	om
                  vluchten	tegen	te	gaan.	Hun	eten	was	uiterst	karig,	het	bestond	per	dag	uit	wat	soep,
                  brood	en	koffie.
                      Het	 werk	 was	 voor	 de	 meesten	 erg	 zwaar.	 Het	 werd	 aangestuurd	 vanuit
                  de		 Organisation	 Todt,	 het	 paramilitaire	 orgaan	 van	 waaruit	 Arthur	 bij	 het	 NSKK
                  terecht	was	gekomen.	Na	een	dagelijkse	mars	van	meerdere	kilometers	moesten	ze	in
                  groepen	 van	 100	 vrouwen	 onder	 toezicht	 van	 twee	 bewakers	 bomen	 vellen	 en
                  pantsergrachten	 uitgraven.	 Dat	 gebeurde	 bij	 bijna	 20	 graden	 kou	 met	 primitieve
                  hulpmiddelen	 in	 de	bevroren	bodem.	Door	uitputting,	honger,	kou	of	mishandeling
                  zijn	 veel	 vrouwen	 om-gekomen	 Het	 is	 niet	 zeker	 dat	 Ellen	 ook	 in	 deze
                  omstandigheden	heeft	moeten	werken.	                                        189
                  | HOOF DS TU K 5 | DE DE PO R T A T I E I N APR I L  1943 |



       Hfdst-5.indd   189                                                                   21-10-18   16:39
   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193