Page 39 - Voorwerk.indd
P. 39
Verkopen en vertrekken?
In 1939 kochten zowel Enst Kann als Paul David appartementen in Zandvoort,
waar in die tijd al veel Duitse Joden woonden. Ze openden ook een filiaal in Amsterdam,
Gelderse Kade 57. Maria Kets, die later met Jan de Jong, ook werkzaam bij Kann en Co,
zou trouwen, was daar typiste. Maar ook al hadden ze nu zowel een huis als een kantoor
in het westen van het land, Paul David als Louis Herzberg voelden zich toch nog niet veilig
en wilden uit Europa weg. Beiden hadden politieke problemen gehad in Duitsland en
vreesden dat zij bij een Duitse inval zouden worden opgepakt.
Maar om weg te kunnen gaan hadden ze geld nodig. Daarom zochten ze kopers
voor hun aandelen in de fabrieken. David kwam in contact met de textielfabrikant J.G.H.
Jordaan uit Haaksbergen, die een bedrijf zocht voor zijn zoon. Voor de financiering vorm-
de Jordaan een consortium met twee andere textielfabrikanten, H.J. Jannink in Goor en
J.H. ter Horst uit Rijssen, de Haarlemse bankier F. Koenigs, later bekend door de affai-
re rond zijn kunstcollectie, en de accountant van diens bank Wessel Boelen. Die laatste
maakte rapporten over de financiële positie van de bedrijven.
Maar tot een verkoop kwam het toen toch niet. David gaf zijn plannen om te emigreren
toen op, maar Herzberg liet zich daar nog niet van afbrengen. Eind 1939 namen Kann en
David de aandelen over die Herzberg had in Kann en Co. Herzberg ging ook uit de directie,
waar nu David weer in kwam. De verhoudingen lagen tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940
als volgt: Bij Kann en Co hadden Kann en David ieder de helft van de aandelen, bij DACO had
David zestig en Jordan veertig procent. De bedrijven maakten op dat moment forse winsten.
Vluchtelingen
De joodse firmanten Kann, David en Jordan kwamen in Gennep terecht omdat zij zich
in Duitsland niet meer veilig voelden. Zij konden zich rond 1933 gemakkelijk in Nederland
vestigen zonder asiel aan te vragen. Ze konden in hun levensonderhoud voorzien en be-
vorderden door hun activiteiten de werkgelegenheid in en rond Gennep. Maar in de jaren
dertig groeide het aantal Joden dat uit Duitsland vluchtte en niet dergelijke bijdragen kon
leveren. Vaak hadden zij met achterlating van alles het land moeten verlaten of waren ze
eerst van al hun bezittingen en vermogen beroofd. Voor de opvang van hen kwam van over -
heidswege geen steun. Die moest komen uit joodse kring zelf. Dat gebeurde in georgani-
seerde vorm door het Comité joodse Vluchtelingen (CJV), onder leiding van een van de twee
latere voorzitters van de Joodse Raad, prof. dr. David Cohen. Het CJV stimuleerde de oprich-
ting van lokale grenscomités. Kann en David zorgden dat er ook in Gennep een dergelijk co-
mité kwam. Wat hun activiteiten in dit verband concreet betekenden zou nader onderzoek
vergen. In ieder geval bezorgden zij enkele uit Duitsland afkomstige Joden banen in hun
fabrieken. Met name Werner Hertog en Bernd Kölling en na hun terugkeer uit Duitsland ook
Hildegard Andriesse en Hedwig Bock. Ook vingen zij familieleden op.
Vanaf 1938 werd het steeds moeilijker voor Duitse joden toegang te krijgen tot Neder -
land.Na de Kristallnacht van november 1938 trad daarin enige versoepeling op. Met name
degenen die legaal familie in Nederland hadden mochten komen. Daartoe behoorden ook
familieleden van Ernst Kann en Paul David.
38 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-1.indd 38 21-10-18 17:18