Page 239 - Voorwerk.indd
P. 239
En dat is nog steeds niet gebeurd. Zou dit nog kunnen? In 2006 is, na een verzoek
hiertoe, nog iemand door de rechter formeel overleden verklaard en is er alsnog een
overlijdensakte gemaakt en ingeschreven in de registers. Die persoon was in augustus
1944 in Parijs gearresteerd en is in maart 1945, net als Ellen Hoffman, op weg
naar Bergen Belsen overleden. Dit werd alsnog vastgesteld op basis van onderzoek
door het Rode Kruis.
Successierecht
Het achterhalen van iemands overlijdensdatum was ook nodigom de volgorde
van overlijden te kunnen vaststellen binnen een familie, om daardoor te bepalen
wie van wie erfgenaam was. Dit moest gebeuren omdat de regering eraan vast hield,
dat bij ieder overlijden successierecht moest worden betaald. Dit betekende dat van
iedereen moest worden bepaald wat zijn of haar vermogen op het moment van
overlijden was en wie toen de erfgenamen waren. Dan werd de hoogte van het aan
successierechten te betalen bedrag vastgesteld. Waren die erfgenamen ook
overleden, wat meestal het ge-val was, dan werd op hen weer dezelfde procedure
toegepast. Het is dus in de meeste gevallen zo, dat over wat overlevenden
uiteindelijk erfden al meerdere keren succes-siebelasting was betaald, of liever
gezegd in rekening was gebracht. Dat had ook tot gevolg dat daarbij steeds hogere
tarieven werden gehanteerd, omdat de familierelatie van de erfgenaam met de
erflaters steeds verder verwijderd geraakte.
Er is wel voorgesteld om voor iedereen die was omgekomen en van wie geen
exac-te overlijdensdatum bekend was een en dezelfde datum aan te houden,
bijvoorbeeld 4 mei 1945. Dan zouden ze dus als tegelijkertijd overleden kunnen
worden beschouwd en zou door de nog levende erfgenamen maar een keer
successierecht hoeven te worden betaald. Maar dat paste weer niet in het principe dat
Joden niet anders meer be-handeld mochten worden dan niet-Joden en dit voorstel
is dan ook niet doorgegaan. Ook speelde daarbij een rol, dat de minister van
Financiën zich in de wederopbouwjaren geen staatsinkomsten wilde laten ontgaan.
Bij de Gennepse gedeporteerden heeft dit niet tot al te schrijnende situaties ge-
leid, omdat van de meesten er vrij nabije erfgenamen in leven waren en omdat ook
het aantal data waarop zij zijn overleden beperkt is. Toch was het telkens wel moeilijk
om tot een uiteindelijke verklaring van erfstelling te komen. Meestal was men in
gemeen-schap van goederen getrouwd, zodat ook de schoonfamilies erbij
betrokken waren. Henriette Leefsma overleed (11-6-1943) een maand eerder dan haar
echtgenoot Jacob Kaufman (16-7-1943), maar tegelijkertijd met haar dochter Nanny.
Die was daardoor geen erfgenaam. Dat was wel haar echtgenoot voor de helft van het
gemeenschappelijk vermogen. Daarover moest dus successierecht in rekening
worden gebracht. Bij zijn overlijden waren zijn nog levende broers en zusters
erfgenamen. Van zijn broers en zusters waren er al vier vergast, een van hen een
week daarvoor, een ging tegelijkertijd met hem naar Sobibor, en twee leefden er nog.
Die twee waren dus erfgenaam en van wat zij erfden moest successierecht worden
betaald. Inmiddels was Jacob (mede)erf-genaam geworden van overleden broers en
zusters. In 1944 stierf nog een broer, met
| HOOF DS TU K 8 | N A DE OO RL O G | 241
Hfdst-8.indd 241 22-10-18 09:42