Page 234 - Voorwerk.indd
P. 234
De advocate nam vervolgens contact op met een overlevende van het transport waar-
mee Ellen naar Auschwitz was gegaan, mevrouw R. Wijnberg-Norden, maar die kon zich
haar niet herinneren. Toen vroeg ze mevrouw Wijnberg of die iets kon zeggen over het
lot van het gehele transport en of zij nog namen van andere overlevenden kon noemen.
Dit heeft kennelijk niets opgeleverd. Ook aan het Rode Kruis vroeg zij namen van over-
levenden. Bovendien verzocht ze het Rode Kruis om een verklaring af te geven waarin
stond dat op grond van de verklaring van Lore Kann, kon worden vastgesteld dat Ellen
Hoffmann in Theresienstadt was geweest en op 15 oktober naar Auschwitz was gede-
porteerd. Die verklaring kwam er niet, maar de advocate kreeg wel een verklaring van
het American Joint Distribution Commitee, waaruit bleek dat Ellen vanuit Duitsland en
niet vanuit Nederland naar Theresienstadt was gedeporteerd. Deze verklaring en die
van Hein Bertisen waren belangrijk, omdat die duidelijk maakten dat Ellen niet vanuit
Nederland, maar vanuit Duitsland in Theresienstadt terecht was gekomen. En dat dit de
reden was dat het Nederlandse Rode Kruis niet over informatie over Ellen beschikte. Er
was door de regering namelijk al kort na de oorlog besloten door het Rode Kruis alleen
onderzoek te laten doen naar het lot van de uit Nederland gedeporteerde vermisten.
Door de rechter werd altijd gevraagd wat het Rode Kruis had vastgesteld.
De verklaring van Hanne Löw
De advocate kreeg wel langs andere weg de beschikking over een verklaring van
Hanne Mozes-Löw. Zij was een nicht van Arthur. Haar moeder en de moeder van Arthur
waren zusters. De man van Hanne, Fritz Mozes, was in november 1944 in Gleiwitz om-
gekomen. Zijzelf had overleefd. Zij verklaarde:
Als Jodin ben ik begin oktober 1944 door de Duitsers naar Auschwitz
gedeporteerd, waar ik na enige dagen Ellen van Leeuwen-Hoffmann
ontmoette. Deze was kort tevoren met een transport Joden daar uit
Theresienstadt aangekomen. Zij was zwaar ziek en zag er ontzettend
slecht uit. Ik heb toen gezien, dat zij geselecteerd werd voor de gaska-
mers, waarheen zij toen met andere zieken vertrok. Zelf werd ik op
een vliegtuigfabriek in Saksen tewerkgesteld. Ik heb haar niet meer
teruggezien en ook nooit meer iets van haar gehoord.
Op basis van deze getuigenverklaringen van Lore Kann en Hanne Löw ging de rechter
er kennelijk van uit dat kon worden vastgesteld dat Ellen Hoffmann in Auschwitz was
vergast. Op 14 juli 1948 besliste hij dat de voor de voltrekking van het huwelijk
vereiste stukken genoegzaam waren, ook al ontbrak daaraan de overlijdensakte van
Ellen. Het huwelijk van Arthur en Netje werd op 4 augustus 1948 gesloten. Als
trouwgetuige voor Arthur trad Hanne Löw op, voor Netje was Esther Wurms
trouwgetuige. Zij was de we-duwe van de broer van Netjes overleden man. Die broer
was ook omgekomen.
236 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-8.indd 236 22-10-18 09:42