Page 236 - Voorwerk.indd
P. 236
Regeling 1949
In 1949 kwam ereen tijdelijke regeling tot stand, die aan de bestaande regels
van het Burgerlijk Wetboek voorbij ging en waarbij de minster van Justitie aangifte kon
doen van het overlijden van een vermiste, nadat er een onderzoek had plaats gevon-
den. Daarvoor werd een commissie in het leven geroepen, die op basis van dat on-
derzoek een uitspraak deed over de plaats en datumvan het overlijden, waarna de
overlijdensakte in de registers van Burgerlijke Stand kon worden ingeschreven. Het on-
derzoekswerk zelf deed het Informatiecentrum van het Rode Kruis, dat daarvoor beter
werd geëquipeerd dan tot dan toe. Daarbij kon voortaan genoegen worden genomen
met het feit, dat plaats en datum van overlijden niet concreet waren te achterhalen.
Overleden in Sobibor
Het gemakkelijkst ging dat bij degenen, die in Sobibor waren vergast. De infor-
matie over hun plaats en datum van overlijden werd gereconstrueerd aan de hand
van de datum van het vertrek van het transport waarmee zij naar Sobibor waren
gegaan. Zoals we zagen werden daarvan lijsten gemaakt. Die waren door de
Duitsers vernietigd, maar in het geheim waren daarvan door het joodse
kamppersoneel in Westerbork afschriften gemaakt. De overlijdensdatum werd op drie
dagen later gesteld, de datum van aankomst in Sobibor. Op het betreffende
voorgedrukte informatieformulier van het Rode Kruis stond dan standaard:
De directeur van het Informatiebureau Nederlandse Rode Kruis ver-
klaart hierbij dat blijkens de archieven van het Informatiebureau Ne-
derlandse Rode Kruis (Naam, geboortedatum en- plaats) op (datum)
in Westerbork kwam en op (datum) met bestemming Sobibor (Polen)
van Westerbork uit werd gedeporteerd, In aanmerking genomen, dat
verklaringen, afgelegd door drie personen, te weten, Sara Engel-Wijn-
berg Chaim Engel , wonende te Zwolle, en Ursula Stern, woonachtig
te Utrecht, die van de ruim 33.000 uit Nederland naar Sobibor ge-
deporteerde personen het langdurig verblijf in dit kamp overleefden,
blijkt, dat vrijwel alle personen die naar Sobibor werden gevoerd, na
aankomst door gas werden verstikt en daarna gecremeerd; voorts dat
van of omtrent gezochte sedert de deportatie niets naders werd verno-
men, kan worden vastgesteld, dat (naam) voornoemd, op of omstreeks
(datum) aan de gevolgen van verstikking is overleden.
De verklaring werd in de Staatcourant geplaatst en als zich na drie maanden niemand
had gemeld, vroeg Justitie de gemeente waar de betrokkene het laatst had gewoond
om de akte van overlijden in de registers van de Burgerlijke Stand op te nemen. Zo ook
bij de veertien Gennepenaren die vanuit Vught via Westerbork naar Sobibor zijn gede-
porteerd en daar bij aankomst zijn vergast. Dit gebeurde rond 1950-1951.
238 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-8.indd 238 22-10-18 09:42