Page 170 - Voorwerk.indd
P. 170
leeftijdsgroep 10 tot 13-jarigen. Dat betekent dat Selly en Nanny bij elkaar konden blijven.
Ze zagen hun ouders soms even op zondagmiddag, Tenminste als de vergunning daartoe
niet was ingetrokken omdat het hele kamp straf was opgelegd. De kinderen, van hun
ouders gescheiden, kwijnden weg van heimwee en weigerden daardoor te eten.
De barakken waren ingedeeld in een dagverblijf met tafels en lange banken en een
slaapzaal, met stapelbedden, drie hoog, met daar tussen smalle gangen. De atmosfeer
was vaak ondraaglijk door gebrek aan frisse lucht. Er was een keuken waar de enige ka-
chel stond. Verder was er een magazijn, een kolenhok en een waslokaal met wc’s en was-
bakken. Per barak 200 tot 250 kinderen. Altijd geschreeuw, altijd lawaai en altijd druk.
Iedere barak had een leidster. In die van de 10-13 jarigen was dat een ervaren iemand.
De meisjes waren verdeeld in groepjes van acht met een ouder meisje als leidster. Twee
groepjes waren altijd samen, zodat twee leidsters voor zestien kinderen zorgden. Zij
moesten er op letten dat de kinderen zich wasten en dat hun kleren in orde waren. Zij
zorgden voor het eten en letten erop dat de kinderen het ook opaten. Ook controleerden
ze kinderen regelmatig op luizen. Ook moesten de barakken schoon gehouden worden
om ziekten tegen te gaan. Dat lukt soms wel, soms niet. Geprobeerd werd de kinderen
wat af te schermen van wat er verder in het kamp gebeurde. Maar steeds werden ze
toch weer opgeschrikt door het geschreeuw van de Aufseherinnen en de SS met hun
honden.
De kinderen moesten ook op appel staan, net als de ouderen, vroeg in de och-
tend, bij weer en wind. Dan werden de barakken doorzocht of er niemand was achter
gebleven. Ook zieken met hoge koorts moesten naar buiten. Soms lieten de SS-ers en
Aufseherinnen de kinderen lang wachten voor ze gingen tellen. Sommige kinderen vie-
len flauw. Als het te lang duurde werden de kinderen rumoerig, liepen uit de rij en
gingen met elkaar stoeien. Daardoor moest er steeds opnieuw worden geteld. Daarbij
werd geschopt en geslagen. Het is voorgekomen dat kinderen bewusteloos zijn gesla-
gen. Maar er waren ook Aufseherinnen en SS-ers die de kinderen ontzagen.
Het dagelijks eten bestond uit drie dunne boterhammen, meestal zonder be-
leg en ’s middags koolsoep, bestaande uit water met koolbladeren en aardappelen.
Er was steeds te weinig brood en soms was het beschimmeld. Soms werd maar eens per
24 uur wat koffie of thee uitgereikt en van het water werd men ziek. De commandant
weigerde apart voedsel dat meer geschikt was voor kinderen te laten komen. Hij had
niet de leiding over een kinderkamp, maar over een werkkamp, was zijn redenering.
Men kon wel voedselpakketten ontvangen van familie en vrienden. Is dat vanuit Gen-
nep gebeurd? Maar in de eerste twee weken van april heerste er in het kamp een
‘Paketsperre’, als straf omdat hier en daar kampeten is weggegooid. Ook mochten aan
Joden geen Rode Kruis pakketten worden gestuurd.
Toen de Joden uit de provincie begin april binnen stroomden werd de bestaande
school wegens plaatsgebrek gesloten. Leerkrachten probeerden toen in de woonbarak-
ken door te gaan met lesgeven. Ze maakten gebruik van het vele les- en tekenmateriaal.
Daardoor kregen de kinderen in ieder geval afleiding, wat vooral nodig was wanneer een
kinderbarak wekenlang in quarantaine was wegens besmettelijke ziekte. Die was er vaak
| HOOF DS TU K 5 | DE DE PO R T A T I E I N APR I L 1943 | 171
Hfdst-5.indd 171 21-10-18 16:39