Page 67 - Voorwerk.indd
P. 67
Nederlandse Joden
Godsdienstig leefden de Gennepse Joden in een heel andere sfeer dan hun katho-
lieke plaatsgenoten. Net als in de katholieke wereld, en trouwens ook de protestantse,
speelde in de negentiende eeuw binnen het Jodendom de vraag, wat de plaats moest
zijn van de religie in de snel veranderende samenleving. Binnen de katholieke kerk was
er de historisch gegroeide centrale rol van de Kerk, die de invulling van de samenle-
ving wereldwijd bepaalde en dit ook aan de gelovigen kon opleggen. Dit gebeurde op
straffe van uitsluiting, als ze zich daaraan niet strikt hielden. Binnen het Jodendom ont-
brak een dergelijk structuur. De tijdsvragen konden daar dus hoogstens op nationaal
niveau worden beantwoord. In de Duitse landen leidde dit tot grote verdeeldheid tus-
sen liberalen en orthodoxen. De liberalen omarmden de moderniteit, terwijl de ortho-
doxen daar afhoudend tegenover stonden.
Organisatie
Om te kunnen begrijpen hoe de positie van de Gennepse Joden was binnen het
geheel van het Nederlandse Jodendom is het nodig hier eerst uit te leggen hoe dat
Jodendom in Nederland was georganiseerd.
Het Jodendom werd vanaf het begin van de negentiende eeuw van overheidswege be-
handeld zoals de andere religies. Ook voor de Joden gold dat de staat streefde naar
nationaal vormgegeven kerkgenootschappen. Er bestonden formeel twee joodse kerk-
genootschappen, het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) en het Portugees
Israëlitisch Kerkgenootschap (PIK). We kunnen ons hier verder beperken tot de gang
van zaken in het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, want de Gennepse Joden,
zoals de meeste Joden in de mediene, behoorden daartoe. De gezagsverhoudingen in
de NIK weken nogal af van die in de katholieke kerk en leken meer op die van de Neder-
landse Hervormde Kerk, maar ook weer niet volledig.
Er was een scheiding van competenties tussen het godsdienstige en het administra-
tieve bestuur. Het administratieve bestuur werd gevormd door de Centrale Commissie,
bestaande uit vertegenwoordigers van de hoofdsynagogen van de ressorten, waarvan
de grenzen samenvielen met die van de provincies. Het bestuur van het ressort bestond
uit vertegenwoordigers van de lokale en regionale gemeenten.
In ieder ressort werd als geestelijk leider een opperrabbijn aangesteld. Daaronder
stonden dan gemeenten met een rabbijn, in kleinere plaatsen bijkerken en in plaatsen
met minder dan 50 Joden, zoals Gennep, leergangen. In het verleden hadden de rabbij-
nen, de geestelijk leiders, grote zeggenschap over de individuele leden gehad, zoals de
pastoors dat vanaf het midden van de negentiende19e eeuw over hun parochianen kre-
gen. In de kerkorde van het NIK, zoals die begin negentiende19eeeuw eeuw tot stand
kwam, was de macht van de rabbijn beperkt. Om te beginnen stelde de opperrabbijn
hem niet aan, maar het plaatselijke kerkbestuur zelf. De rabbijn, of in kleinere plaatsen
de gazzan of leraar, had nu nog slechts gezag binnen de synagoge. Daar bepaalde hij
66 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-2.indd 66 21-10-18 17:21