Page 268 - Voorwerk.indd
P. 268
In de toespraak waarmee de burgemeester het monument aanvaardde legde hij er de
nadruk op dat dit beeld niet zozeer het doorstane leed van de slachtoffers wilde to-
nen, maar vooral de naastenliefde waardoor de verzetshelden bij hun optreden waren
bewogen. Hij benoemde niet het onrecht waartegen zij in verzet waren gekomen en al
helemaal niet om welke redenen de omgekomen slachtoffers door de bezetter waren
vervolgd en omgebracht. Verwijzingen naar het begane onrecht en welke lessen daaruit
voor de toekomst konden worden getrokken ontbraken. In dit monument zag Gilissen
vooral een oproep aan de tijdgenoten om elkaar met meer naastenliefde en vriende-
lijkheid tegemoet te treden, niet alleen in geval van nood, maar vooral in de dagelijkse
omgang.
Joden geen aparte groep
Dat in de toespraak ook geen woord besteed werd aan de uitroeiing van vrijwel
de gehele joodse bevolking van Gennep was minder schokkend dan het
tegenwoordig lijkt. In het beeld dat men in de jaren vijftig van de bezetting had kwam
de Holocaust nauwelijks voor. Joden waren afgevoerd naar concentratiekampen, net
als de verzets-mensen, en omdat ze daar het slechtst van iedereen behandeld waren,
was van hen ook een groter percentage gestorven, zo zag men het. Dat de meeste
Joden helemaal niet in een concentratiekamp terecht waren gekomen, maar naar een
plek waren gevoerd die erop was ingericht hen te vernietigen door hen onmiddellijk bij
aankomst te vergassen werd nog nauwelijks beseft. Dat kwam vooral omdat de
weinige gedeporteerden die overleefd hadden en waren terug gekeerd niet, zoals het
merendeel van de Gennepse Joden, naar vernietigings-instellingen als Sobibor
waren gebracht, zij waren meestal wèl in concentratiekampen terecht gekomen. Hun
verhalen waren bekend, tenminste bij degenen die ze wilden horen. Dat die
verhalen uitzonderlijke situaties betroffen drong nog niet echt door. Hoe de Duitse
vernietigingsmachine in werkelijkheid had gewerkt, daarvan kwam de kennis en
vooral het besef pas in een later stadium naar buiten. In de jaren vijftig was het nog
steeds zo dat er geen onderscheid werd gemaakt tussen Joden en niet-Joden als het
ging om het ondergane leed.
En dat was zeker in Gennep het geval, waar de herinnering aan de evacuatie,
plun-dering en vernielingen nog zo levendig was en waar weinig aan de vroegere
joodse me-deburgers herinnerde. Hun namen werden bij de onthulling nog één keer
voorgelezen en ze werden in de Maas- en Niersbode gepubliceerd. Daarna verdwenen
ze samen met die van de andere 31 oorlogsslachtoffers in een bronzen koker, die in de
sokkel van het monument werd ingemetseld. Ze waren daarmee voor niemand meer
zichtbaar. Op de bronzen koker stond een tekst van Anton van Duinkerken:
Het leven dat zij voor de vrijheid gaven verbiedt ons te leven als
angstige slaven.
270 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-8.indd 270 22-10-18 09:42