Page 152 - Voorwerk.indd
P. 152
5 De deportatie in april 1943
Aanzet eind 1942
Zeker vanaf oktober 1942 was het de overgebleven Gennepse Joden duidelijk dat
eens het moment zou komen dat ook zij zouden moeten vertrekken. Maar ze konden op
dat moment de hoop koesteren dat ze dan niet naar Duitsland zouden gaan, maar dat
ze in Nederland konden blijven. Uit de notulen van de Joodse Raad van 1 oktober 1942:
De Heer Aus der Fünten heeft den Voorzitter aangekondigd dat de
Joden uit alle buiten Amsterdam gelegen plaatsen ( ) in de komen-
de maanden zullen worden geëvacueerd, en wel naar de kampen
Westerbork en Vught en, voor zoover daar geen plaats is, naar A’dam.
Het is de bedoeling dat de ouden van dagen naar het kamp Vught zou-
den gaan. Onder deze omstandigheden zal de Joodsche Raad doen, wat
hij kan, om zoveel mogelijk medezeggenschap trachten te verkrijgen
in de aangelegenheden der kampen Westerbork en Vught; tevens het
religieuze en cultureele leven zoveel doenlijk daar gaande te houden.
Indien Vught op het peil blijft van Westerbork, zal het leven daar dra-
gelijk zijn, dit betuigt ook Prof. Cohen, die vaak in Westerbork kwam en
er zal worden geleefd en gewerkt, zonder dat voorshands uitzending
naar Duitsland in de bedoeling ligt.
Via Arthur van Leeuwen zal dit bericht ook bij de Gennepse Joden binnen gekomen
zijn. Er was een ander voorteken dat zij weldra hun huizen zouden moeten verlaten
en daarin alles zouden moeten achterlaten. Rond die tijd werden in opdracht van
de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung de inboedels van woningen van de nog niet
gedeporteerde Joden geïnventariseerd en de waarde daarvan geschat. Dit gebeur-de
door functionarissen van de Liro-bank. Die gingen in ploegen van twee of drie man
naar een hun aangewezen gemeente, meldden zich daar bij de politie of de gemeente,
legitimeerden zich en vroegen politie assistentie bij de bezoeken aan de woningen waar
Joden woonden. Een lijst daarvan hadden ze bij zich. Zo blijkt onder andere uit een ver-
klaring die de Liro-beambte die dit in Gennep heeft gedaan na de oorlog aflegde tijdens
het tegen hem gevoerde strafproces. Het ging hierbij om een 42 jarige voormalige bloem-
bollenkweker uit Beverwijk die in december 1940 uit economische overwegingen lid was
geworden van de NSB. Op voorspraak van een inspecteur van politie in zijn woonplaats
was hij op 1 april 1942 in dienst gekomen van Liro, nadat hij door de SD op betrouwbaar-
heid was gecontroleerd.
| HOOF DS TU K 5 | DE DE PO R T A T I E I N APR I L 1943 | 153
Hfdst-5.indd 153 21-10-18 16:39