Page 136 - Voorwerk.indd
P. 136

binnen, zoals te zien is op de meeste foto’s die er van de aankomst in Birkenau nog
                       bestaan. Die spoorlijn met perron is pas in 1944 aangelegd, met het oog op de komst
                       van honderdduizenden Joden uit Hongarije. De Joden die in 1942 en 1943 uit Nederland
                       naar Auschwitz -Birkenau zijn gedeporteerd kwamen aan buiten het kamp, op een hou-
                       ten perron, later genoemd Alte Judenrampe.
                           Op dit perron ondergingen de passagiers een nieuwe schok. Toen de deuren van
                       de wagons open gingen stonden daar onder felle schijnwerpers SS-ers met honden. En
                       er waren gevangenen in gestreepte pakken, die ervoor moesten zorgen dat het uitstap-
                       pen zo snel mogelijk ging. Daarbij werd wel geweld gebruikt, maar er waren nog geen
                       echte mishandelingen. Alles om de schijn op te houden. Mannen en vrouwen werden
                       onmiddellijk gescheiden en moesten de koffers achterlaten. Bij dit transport vond nau-
                       welijks een verdere selectie plaats. Slechts enkelen van de aangekomenen werden als
                       werkkracht tot het kamp toegelaten.

                           Naar het badhuis
                           De overigen, onder  wie de drie Gennepse vrouwen, kregen  te horen dat ze met
                       vrachtwagens of bussen naar een badhuiszouden gaan om te douchen. Tijdens de
                       tocht daar naartoe reed er een wagen mee, voorzien van het geruststellende Rode Kruis
                       teken, waarin medisch personeel zat. In feite was dit de arts die toezicht moest houden
                       op  de ‘Sonderbehandlung’, zoals het vergassingsproces verhullend werd
                       aangeduid. Dat hield met name ook in dat hij moest ingrijpen indien een van de
                       betrokken SS-ers iets zou overkomen. In de auto werden ook de bussen met het
                       Zyklon B vervoerd waar-mee vergast zou worden.

                       Van een van de artsen die in die periode bij de vergassingen aanwezig was is het dag-
                       boek bewaard gebleven. Het is ook gebruikt bij het proces dat na de oorlog tegen hem
                       is  gevoerd.  Prof.  Dr.  Paul  Kremer,  hoogleraar  in  de  anatomie  aan  de  universiteit
                       van Munster. De eerste ‘Sonderbehandlung’ waarvan hij in zijn dagboek gewag maakt
                       was  die  van  2  september  1942.  Het  betrof  het  transport  uit  Westerbork  dat
                       onmiddellijk volgde op dat van 28 augustus, dat van maandag 31 augustus 1942, met
                       de Brabanders die zich op 28 augustus hadden moeten melden en waartoe ook Leo
                       en Mathilde Bock behoorden. Kremer noemt als tijdstip van de ‘sonderbehandlung’
                       3.00 uur in de och-tend. En voegt er deze opmerking aan toe:


                           “Im Vergleich hierzu erscheint mir das Dantesche Inferno fast wie eine
                           Komödie. Umsonst wird Auschwitz nicht das Lager der Vernichtung
                           genannt!

                       Aangenomen  kan  worden  dat  de  vergassing  op  30  augustus  rond  hetzelfde  tijdstip
                       heeft plaats vonden, vrijwel onmiddellijk na het uitladen van de treinen.







           136                     | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |



       Hfdst-4.indd   136                                                                   21-10-18   16:22
   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141