Page 88 - Voorwerk.indd
P. 88
ming van de heren Kann en David zou worden gevraagd. Dat is via een advocaat, bij wie
zowel Rijssenbeek als David cliënten waren, wel gebeurd, maar ze gaven zich niet snel
gewonnen. Op 28 mei werd wel in het handelsregister vastgelegd dat Rijssenbeek en
Maertens tot generaal-gevolmachtigden waren benoemd, maar Kann en David gingen
pas in augustus overstag. Onder andere omdat de advocaat Kann verzekerde dat, als hij
naar Gennep zou gaan, hij daar door de Duitsers zou worden opgepakt
Opnieuw het Twents consortium
Paul David probeerde inmiddels opnieuw om uit
Nederland weg te komen. Omdat de beheerders
in Gennep zich hielden aan het in mei gegeven
bevel van de Duitse officier dat de eigenaren niet
mochten worden betaald, leende hij het geld
daarvoor bij een bevriende relatie. Paul David
viel in handen van een provocateur van het De-
visenschutzkommando., de Duitse instantie die
smokkel van deviezen controleerde. Hij werd
opgesloten in het Huis van Bewaring aan de We-
teringschans in Amsterdam, omdat de Duitsers
wilden weten wat hij aan bezittingen had. Toen
bleek dat hij eigenaar was van fabrieken in Gen-
nep werd hij na tien dagen vrij gelaten, echter met Het scheepsbiljet van Paul David voor hem en zijn gezin,
waarmee hij hoopte naar Zuid Amerika te kunnen.
het dreigement dat, als hij die bedrijven niet snel
aan niet-Joden zou verkopen, hij dan opnieuw zou worden opgepakt. Daarom namen hij
en Kann na die gebeurtenis opnieuw contact op met de Twentse fabrikanten met wie
ze in december 1939 ook al hadden gesproken over overname. Op 10 november 1940
gingen ze vervolgens met de aanstaande kopers in Gennep de gebouwen bekijken. Er
werd een voorlopig koopcontact gesloten en op 4 december werd dit bevestigd, met
Duitse toestemming. De verkopers verkeerden vanwege hun situatie natuurlijk niet in
een erg gunstige onderhandelingspositie. De bedrijven werden dan ook zonder good-
will en met een lage waardering van de hand gedaan. Daarna eindigde het beheer door
Rijssenbeek en Maertens.
Nadat de fabrieken aan het consortium waren verkocht kregen zij andere namen.
Kann en Co werd Limburgsche Tricot- en Confectiefabriek (LTC) en DACO werd Gentricot.
Het joodse personeel bleef in dienst. Werner Hertog moest wel als bedrijfsleider plaats
maken. De vroegere directeuren Kann en David bleven als adviseurs in dienst en kregen
daarvoor salaris van 250 tot 300 gulden per maand.
Uitzonderlijke gang van zaken
Wat met Kann & Co en DACO gebeurde week af van hoe op dat moment in het al-
gemeen met joodse bedrijven werd omgegaan. Die werden toen namelijk nog met rust
| HOOF DS TU K 3 | DE D U IT S E I NV A L E N DE E E R S T E OO RL O GSJA R E N | 87
Hfdst-3.indd 87 21-10-18 17:23