Page 89 - Voorwerk.indd
P. 89
gelaten. Pas in 1941 werd begonnen met de arisering, waarbij joods bedrijven een ‘ver-
walter’ kregen, die zorgde voor verkoop van het bedrijf aan niet-Joden of aan hem zelf.
De opbrengst van die verkoop werd dan op een geblokkeerde rekening gezet,
waaruit de vroegere eigenaar periodiek een uitkering zou krijgen. Meestal gebeurde
dat maar een enkele keer en werd er daarna geen geld meer overgemaakt.
In 1940 was dit systeem nog niet ingevoerd. Formeel verliep de verkoop van de
beide Gennepse fabrieken geheel vrijwillig. De koopsom kwam geheel in handen van de
aandeelhouders Kann, David en Jordan, die er vervolgens vrij over konden beschik-ken.
Met een deel van het geld kochten zij woningen elders, Kann in Naarden, David in
Hilversum en Jordan in Bussum, plaatsen met grote joodse gemeenschappen, waarbin-
nen veel Duitse Joden.
Slagers in verzet
Het lijkt erop dat de andere Joden in Gennep van de Duitse bezetting in 1940 in
eerste instantie niet al te veel last hebben gehad.. De Joden namen nog gewoon deel
aan het maatschappelijk leven en konden zelfs politiek actief zijn.
Krantenbericht van 6 november 1940 over de
Gennepse raadsvergadering waarin het pro-
test van de Gennepse slagers werd besproken.
In een raadsvergadering begin november 1940 werd een adres voorgelezen waarin Max
Bock met twaalf andere slagers klachten uitten over het optreden van de nieuwe direc-
teur van het openbaar slachthuis, Herman Hendriks. Hendriks was aangesteld, nadat in
1938 diens voorganger was ontslagen. Deze zou nogal de hand hebben gelicht met het
keuren van het vlees en daarvan zelf financieel voordeel hebben getrokken.
De burgemeester vond in het geschil met de slagers dat deze nieuwe directeur
correct handelde, maar beloofde dat de gemeente de gang van zaken met belangstel-
88 | E N T OE N W A R E N Z E W E G | JO DE NVE R V OL G I NG I N E E N N OO R D-L I M B U R GS S T ADJ E |
Hfdst-3.indd 88 21-10-18 17:23