De overval op de spoorbrug van Gennep
door B. Tomassen, juni 1995
WOORD VOORAF
Veel is er al gepubliceerd over de 'meioorlog' van 1940, zowel door wetenschappers als door particulieren.
Naarmate de tijd verder gaat, worden belangrijke feiten omhuld door het kleed der vergetelheid, waardoor onopgeloste zaken verdwijnen uit het gezichtsveld en verkeerde conclusies als historische feiten worden opgevoerd. Een duidelijk voorbeeld van bovenstaande is de laatste publikatie van SMG/Defensie (1990), waarin onafhankelijke wetenschappers hun visie weergeven op de gebeurtenissen van toen. Een van de hoofdstukken die mij erg tegen de borst hebben gestuit is de weergave van de Peel-Raam-stelling, vooral de beschrijving van de overval op de spoorbrug bij Gennep-Oeffelt. Hadden zij de moeite genomen deze materie serieus te onderzoeken, dan waren ze al snel tot de conclusie gekomen, dat de vijftig jaar geleden gedane conclusies niet in overeenstemming zijn met de afgegeven verklaringen. Dit is de reden dat ik de gebeurtenissen rond de spoorbrug bij Oeffelt/Gennep opnieuw onder de aandacht wil brengen. Bij mijn onderzoek kwam ik al snel tot de ontdekking dat er uiteindelijk maar een persoon is geweest die dit echt heeft uitgezocht en zijn conclusies, goed of fout, vormen de historische weergave.
Verder werd duidelijk dat de schrijver met zijn onderzoek op enkele punten zeer slordig met de gegevens is omgesprongen, hetgeen in de noten tot uitdrukking komt, alle hierna verschenen publikaties zijn flauwe aftreksels van zijn conclusie. Verder dient nog vermeld te worden dat de overval op de spoorbrug niet als een losstaand feit gezien moet worden, doch de logische oorzaak van fouten en nalatigheden in een groter verband. Nierstrasz heeft zijn mening gebaseerd op de verklaring van de Brugcommandant en een vermoedelijk gevoerd telefoongesprek, gevoerd van oost naar west, doch hiervoor is geen enkel bewijs gevonden en is ontstaan van een 'horenzeggenverhaal', wat direct na de krijgshandelingen de ronde deed in Gennep.
Aan de hand van een samenvatting van het onderzoek zal ik u aantonen dat de gebeurtenissen anders zijn verlopen als Nierstrasz vermeld heeft. Met 'noten' zal aangegeven worden waar het verhaal afwijkt van dat van Nierstrasz.
duits aanvalsplan de Maasbrug voor de oorlog de brug na de verovering door de Duitsers nederlandse verdedigingslinie
Bij het parlementair enquete-onderzoek van 1947, bleek dat Nierstrasz een hypothese had ontwikkeld, rond een telefoongesprek, maar dat dit nog uitwerking behoefde . Waarom Nierstrasz zich heeft vastgebeten in de gepubliceerde versie, is niet meer te achterhalen. Zeker is dit onbegrijpelijk, daar hij het hoofdstuk 'Overval Spoorbrug', biz 159 van zijn publikatie begint met aan te geven dat een volledige reconstructie niet mogelijk was, maar dat de gang van zaken ongeveer zo zou zijn geweest. Nierstrasz heeft zijn bevindingen gepubliceerd in een uitgave van het Ministerie van Oorlog,'De strijd op Nederlands grondgebied tijdens WO II, Hoofddeel lid, deel 2, onderdeel B. blz. 153 t/m 164. Opvallend was ook in de versie van Nierstrasz de slordige manier van weergave. Of dit nu te maken heeft met drukfouten, dan wel onzorgvuldigheid van het onderzoek, is voor mij niet meer te achterhalen. De brug bij Gennep was de sleutel tot de Peel-Raamstelling.
De brug was gelegen over de Maas, aan de spoorlijn Goch (BRD) Zeeland (NB). De planning van de Duitsers was om een vaste oeververbinding te krijgen over de Maas, om hun 9e Pantserdivisie door Brabant heen de zuidzijde van de Vesting Holland aan te laten vallen. Dit was de hoofd-aanvalsrichting met secundaire aanvallen op de Grebbelinie en de Afsluitdijk. De Duitsers maakten hiertoe gebruik van een speciaal hiervoor opgeleid overvalcommando, onder leiding van Oberleutnant Walther. Drie Nederlandse Nazi's (Van Beek, Van Halem en Keyzer) en een Duitser (Derijck), die met een Gennepse getrouwd was en redelijk Nederlands sprak, zouden, verkleed als Marechaussees, de rest van het overvalcommando de brug op loodsen, de illusie wekkende dat het opgebrachte krijgsgevangenen zouden zijn. Tegelijkertijd zouden de grenswachtdetachementen worden overvallen en het station Gennep, om de weg vrij te maken voor een pantsertrein en een goederentrein, waar zich een bataljon infanterie in bevond . De brug werd bewaakt door een detachement Politietroepen, versterkt met een sectie Infanterie van III-RI en enkele soldaten van 4-2-26-RI. Voor de brug stond een versperringshek met daar achter Friese ruiters, terwijl langs de spoorbaan mijnen waren gelegd. De brug kon d.m.v. het aansteken van een vuurkoord tot detonatie worden gebracht. Hiertoe hing op het midden van de brug, aan de buitenzijde een wachthuisje.
Verder lagen er op de westzijde twee rivierkazematten, bewapend met 2-cm kanonnen, met loopgraven en een prikkeldraadversperring ervoor. De communicatie op de brug en met de rivierkazematten geschiedde door een veldtelefoon, terwijl de oostzijde verbonden was met het station Gennep d.m.v. een PTT-aansluiting. Tevens bestond er een 'alarmschel’-verbinding tussen de oostzijde en de rivierkazematten.Uit de resultaten van mijn onderzoek blijkt dat de kern van het overvalsplan, was gelegen in misleiding van post West, een geruisloze overrompeling van post Oost en vernieling van de telefoonverbinding met de Westzijde. De toedracht van het brugdetachement was van tevoren bekend bij de Duitsers, deze informatie is hun verstrekt door de NSB'er Van Beek, die daar als soldaat gediend had. Zo was bekend dat het spoorhek afgesloten was met een hangslot, het springpunt op het midden van de brug lag en nog met de hand ontstoken moest worden, dat op dat springpunt maar een man op wacht stond i.p.v. twee en dat tijdens Groot Alarm beperkt treinverkeer mogelijk was. Al deze zaken zijn nog rond 8 mei gecontroleerd door Derijck, een lid van het Duitse overvalcommando, blijkens verklaringen. De misleiding moest veroorzaakt worden door een overdreven bewapening van de z.g. krijgsgevangenen. Dit had twee voordelen, te weten misleiding en tijdwinst, die tijdwinst was nodig aangezien een van de namaak Marechaussees terug moest naar de oostzijde om het hek te openen en zodoende toegang te verschaffen aan een trein, die als de timing goed was, aan het hek zou staan, terwijl de fouillering van de z.g. krijgsgevangenen nog aan de gang was, want dat zou het ogenblik zijn dat er de minste aandacht aan de trein geschonken zou worden, tevens kon hij zien wat post Midden (springpunt) deed en als het moest kon hij deze uitschakelen, zonder dat er gevaar was dat de brug zou detoneren.
Was de trein eenmaal op de brug dan was de overval geslaagd. Voor de uitschakeling van de kazematten en de loopgraven was personeel uit de trein beschikbaar.RECONSTRUCTIE
Rond 03.30 uur lag het overvalcommando, 200 m. zuidelijk van de Oostzijde van de brug, aan de Maas. Oberleutnant Walther, commandant van het overvalcommando, verkende gedurende een half uur de brug, om zeker te zijn dat de gegeven informatie nog juist was, aangezien de NSB'er Van Beek, bij de grensoverschrijding besloten had aan deze actie, niet mee te doen, waardoor voor Walther toch wel duidelijk een probleem rees. Was de door NSB'er Van Beek verstrekte informatie nog wel juist? Rond die zelfde tijd werd de wacht, oostzijde gewisseld. De nieuwe wacht bestond uit Tak, Dol. De Koning en een onbekende, waarvan de bijnaam 'Toon de Soep' was. Tak ontving de sleutels van het versperringshek (1) en vertelde samen met Dol hoe de gang van zaken was op wacht, aangezien de andere twee nieuw waren, die waren van de sectie van Van de Nahmer, die halverwege april daar gedetacheerd waren, ter versterking van het brugwachtdetachement (sectie van 1-3-lid-RI). Tussen 03.55 uur en 04.00 uur ging de telefoon, terwijl in de verte een patrouille werd waargenomen van de Marechaussee (verklaring Tak, Dol. Van Halem, Owi Janssen, Marechaussee Miggelbrink). Tak ging naar het telefoonhok toe, beneden aan de dijk, nam op en ontving het bericht dat station Gennep was overvallen (verklaring Tak, Marechaussee Miggelbrink, Owi Janssen). Tak liep opgewonden naar zijn maatjes terug, daarbij de alarmschel indrukkend (2) en vertelde hun wat hij zojuist had gehoord (verklaring Tak en Dol). Dol vroeg of de westzijde dit al wist, waarop Tak is teruggelopen en dit bericht heeft doorgegeven aan de wachtcommandant westzijde,(Van de Nahmer) tevens deed hij melding van de patrouille en vroeg wat zij er mee aan moesten (verklaring Tak, Van de Nahmer). De wachtcommandant gaf opdracht de mensen door te sturen (verklaring Van de Nahmer en Tak). Dit telefoneren is ook door het overvalcommando waargenomen, toen zij de brug naderde. Terwijl Tak stond te telefoneren, kwam de rest van de wacht, aarzelend met de bajonet op het geweer, naar de patrouille toegelopen. Men neemt de houding aan voor een z.g. wachtmeester van de Marechaussee, zo hoorde dat toen, doch werden daarop gelijk onschadelijk gemaakt door leden van het overvalcommando. (3) Een Duitse Feldwebel, die eveneens had gezien dat Tak stond te bellen, spoedde zich naar het telefoonhuisje en hoorde de bel weer overgaan (verklaring Van Halem). Toen de Duitser in de deuropening verscheen is Tak hiervan zo geschrokken, dat hij de telefoon uit zijn hand heeft laten vallen.
Dit was het moment waarvan Marechaussee Miggelbrink, post station Gennep, melding maakt, wanneer hij verklaarde: 'Ik hoorde alleen stemmen en geroezemoes, zodat de haak waarschijnlijk van de telefoon aflag.' De Duitser is binnengekomen en heeft de telefoon van de muur afgeslagen, waardoor Tak de gelegenheid kreeg hem te verwonden aan zijn hand (verklaring Van Halem, Walther). Doordat de gewonde Duitser hierdoor afgeleid werd, kreeg Tak de gelegenheid te ontsnappen uit het telefoonhok, doch door het afgegane schot was een ander lid van het overvalcommando gewaarschuwd en heeft Tak bij het uit de deur komen van het telefoonhok bewusteloos geslagen. Deryck, de gewonde Duitser en een Duits soldaat en de gevangen genomen Nederlandse soldaten van post Oostzijde bleven achter op de oostoever, terwijl de rest van de patrouille zich naar de westzijde begaf (verklaring Walther, Van Halem, Dol en Derijck). Op de westzijde had de wachtcommandant opdracht gegeven dat twee soldaten van zijn sectie naar de brug moesten komen voor assistentie (4) (verklaring Van de Nahmer, Kooy en Thomassen). Toen de soldaten op de brug kwamen, zagen ze dat de patrouille naderde, tevens zagen zij dat op de brug ook aanwezig was de wachtcommandant (Van de Nahmer), de brugcommandant, (Bakker) de Detachementscommandant, (Lute) enkele korporaals Politietroepen en een soldaat achter de lichte mitrailleur, welke geplaatst was op de spoorbaan (verklaring Kooy, Thomassen, Bakker, Van de Nahmer).
De wachtcommandant (Van de Nahmer) vroeg of ze al gefouilleerd waren (verklaring Van de Nahmer, Kooy).
Toen bleek dat dit niet zo was, heeft de detachementscommandant (Lute) hiertoe opdracht gegeven (verklaring Lute, Kooy). De gevangenen werden twee aan twee gefouilleerd, Walther en een andere Duitser door de twee opgetrommelde soldaten en de andere Duitsers door de Korporaals Politietroepen (verklaring Kooy, Thomassen) . Intussen wist een van de Marechaussees (Van Halem) zich met een geniale smoes te onttrekken en keerde terug naar de oostzijde, terwijl de andere Marechaussee bij de gevangenen bleef (verklaring Kooy, Thomassen, Van Halem). (5)
De afleiding was compleet, want er werd een grote hoeveelheid wapentuig bij de gevangenen ontdekt (verklaring Bakker, Kooy, Van de Nahmer). Terwijl het personeel op de westzijde bezig was met fouilleren, was Van Halem teruggekeerd bij de oostzijde en met behulp van de door Tak verwonde Duitser heeft hij het toegangshek geforceerd, waar inmiddels een trein voor stond (verklaring van Halem, Dol). Dit forceren van het hek is waargenomen op de westzijde,terwijl kazemat-zuid de trein ook heeft zien staan en tegen de gegeven orders in opdracht tot vuren heeft gegeven (verklaring Bakker, Van Lier, C-Kazemat Zuid). Hierbij is Derijck gewond geraakt, terwijl de vuurmond na het tweede schot defect is geraakt (verklaring Derijck, C-Kazematzuid, De Ruyter, Van Halem). Ten tijde van het fouilleren kwamen vliegtuigen laag over en is de veerpont, noordelijk van de brug gedetoneerd (verklaring Bakker, Kooy, Walther, De Ruyter, Landman, Van de Nahmer). Landman was een korporaal Politietroepen, belast met toezicht op het pontveer, en De Ruyter was een torpedist belast met het overvaren van een motorvlet, welke de terugtrekkende Marechaussees van de Brigade Gennep heeft overgevaren. Landman heeft, zonder opdracht hiertoe, het pontveer laten springen. De krijgsgevangenen werden afgevoerd naar Oeffelt, onder begeleiding van de twee soldaten, welke geholpen hadden bij het fouilleren, een korporaal van de Politietroepen en de achtergebleven Marechaussee (Keyzer). Door laag overvliegende en schietende vliegtuigen werden ze gedwongen om dekking te zoeken, waarbij een van de begeleidende soldaten dekking vond aan de andere zijde van de spoordijk, waardoor er nog maar twee begeleiders waren en Keyzer, dit gebeurde een redelijk eind van de brug af (verklaring Kooy, Thomassen, Walther). Gebruikmakend van deze situatie heeft Keyzer een handgranaat geworpen, waardoor de krijgsgevangenen met niet ontdekt wapentuig zich wisten te bevrijden van hun overgebleven begeleiders.(6) Terwijl de gevangenen afgevoerd werden richting Oeffelt, had de trein toegang gekregen tot de brug welke deze langzaam opreed . Van Halem, degene die het hek heeft geopend, is hier met de trein meegereden. De trein is gesignaleerd op de westzijde, doch er werd geen bevel gegeven om de brug te laten springen, ondanks de vele verzoeken van Bakker en Van de Nahmer. Steeds werd gezegd door de detachementscommandant, 'Even wachten'.
Inmiddels was post midden (springpunt) door personeel uit de trein tot overgave gedwongen, terwijl post westzijde het zelfde lot wachtte. (7)
Toen het overvalcommando terug was bij de brug, was de brug reeds in Duitse handen, terwijl hierbij de leider van het overvalcommando een verwonding aan het hoofd heeft opgelopen. Of dit door Nederlands vuur of door eigen vuur is ontstaan is niet meer te achterhalen. Achter de pantsertrein kwam nog een goederentrein waarin een bataljon infanterie zich bevond. Deze trein is gestopt om personeel uit te laden, welke de kazematten en de loopgraven hebben veroverd (8) (verklaring De Ruyter, Landman, Van Halem). De beide treinen vertrokken nu met aanzienlijke snelheid richting Mill (verklaring Kiers en Kooy). De Duitsers hadden nu een vaste overgang over de Maas voor hun 9e Pantserdivisie, welke opdracht had, dwars door Brabant heen, de begetting van de Moerdijkbrug te ontzetten en de vesting Holland aan de zuidzijde aan te vallen
NOTEN
1.Nierstrasz geeft op bLz 154 en 155 een beschrijving van de getroffen maatregelen.Zo lezen wij op blz 155 dat het hek langs semi-elektrische wijze te openen is, doch dit is totaal in tegenspraak met de toenmalige realiteit, het was een hek wat met de hand geopend of gesloten moest worden en voorzien was van een hangslot. Waarom Nierstrasz een elektrische versie opvoert,terwijl die er nooit is geweest en hij dat ook wist, is helaas niet meer te achterhalen, waardoor hij feitelijk de verdere historische waarde van zijn onderzoek zelf onderuit haalt. 2 De door Nierstrasz op blz 162 beschreven episode, is een zeer beknopte versie van twee verklaringen, die redelijk dicht bij elkaar komen. Hierna gaat het verhaal verder in de versies van Tak, deze zijn beide tegenstrijdig, v.w.b. details, daardoor is er een onvolkomenheid in het verhaal gekomen n./. de patrouille naderde over de spoorlijn en niet langs de spoordijk, hier lagen mijnen op het laatste stuk (blz 155).
Niertsrasz is v.w.b. het indrukken van de alarmschel door Tak redelijk vaag, vast staat dat hij dat gedaan heeft want het afgaan van de bel is waargenomen door kazematzuid die dit op haar beurt heeft doorgegeven aan de wachtcommandant. 3. De overval van de oostzijde is beschreven door Nierstrasz n.a.v. de verklaring van Tak. In zijn verhaal (blz 162) wordt Derijck opgevoerd, als zou deze bij het telefoonhuisje zijn geweest.
Uit de verklaringen weten wij dat hij achter de patrouille liep en van de overrompeling eigenlEjk niets heeft gemerkt noch van het afgaan van het schot.
Dit bewijst dat hij nooit bij dat telefoonhuisje geweest is, ten tijde van de overrompeling. De verklaring van Derijck wordt gesteund door twee andere verklanngen, waardoor de beschrijving van Nierstrasz v.w.b. de overrompeling van de oostzijde volledig onderuit gehaald wordt. Een ander cruciaal punt is het deformeren van de telefoonverbinding. Hier bestaan drie verklanngen voor, dat de telefoonverbinding van oost naar west vernietigd moest worden in het kader van het 'operatieplan' (verklaring Walther, van Halem Unteroffizier Apel). 4. Nierstrasz heeft v.w.b. de weergave op de westzijde, (162) uitsluitend gebruik gemaakt van de verklaring van de detachementscommandant (Lute).
Aanvankelijk begin t hij nog goed, ongeveer in het midden van de genoemde pagina lezen wij: 'Aan de westzijde van de brug is volgens zijn verklaring etc.
Hierna volgt het verhaal van Lute, hier is niets op aan te merken, het is het verhaal van Lute. Maar dan komt Nierstrasz met een hypothese n.a.v. het verhaal van Lute en blijkt de hypothese plotseling de trendsetter voor de geschiedenis. Bij vergelijking van de verklaringen was snel gebleken da t er geen gebruik gemaakt had hoeven te worden van hypotheses, zoals ook blijkt uit pt 3, was de telefoonleiding gedeformeerd, zodat er geen gesprekken hebben plaatsgevonden.
Dit wordt nog eens bevestigd door de Brugcommandant en de wachtcommandant en bij deze laatste kwamen de gesprekken binnen. 5. Er zijn drie verklaringen en een aantekening van de heer Wilson waaruit blijkt dat Van Halem alleen is terug gekeerd naar de oostzijde en dat Keyzer bij het overvalcommando is gebleven . Van Halem en een Duitse soldaat van de oostzijde hebben het slot geforceerd van het toegangshek, dit is waargenomen door Dol. een gevangengenomen post van de oostzijde, de brugcommandant en post midden en de laatse twee hebben dit doorgegeven aan de detachementscommandant, zodat de stelling van Nierstrasz op bk 163 als zou er niets zijn waargenomen op de westzijde, volledig onderuit gehaald is door deze verklaringen.
De meldingen zijn alleen de detachementscommandant tijdens het fouilleren ontgaan, hetgeen geheel iets anders is. Lute verklaarde over de wetenschap dat er een trein voor het hek stond, dat hij er geen aandacht aan schonk. 6. Hier heeft Nierstrtasz gebruikt gemaakt van de verklaring van Walther (blz 164). Dit hele stuk over de overrompeling van de begeleiders en het terugvechten naar de oostzijde, blijkt door de verklaringen enerzijds en de situatie ter plaatse anderzijds, regelrechte onzin.
Zoals blijkt uit de verklaringen moest het gezelschap dekking zoeken voor laag overvliegende en schietende vliegtuigen. Hierdoor raakte de eerste twee begeleidende soldaten uit elkaar, zodat er van de drie nog maar twee over waren. Een essentiele rol was hier weggelegd voor Keyzer, een van de namaak Marechaussees, die bij het overvalcommando is gebleven en mee is gelopen met het opbrengen van z.g. krijgsgevangenen. Hij zag kans, ongemerkt, een handgranaat te gooien naar een van de begeleiders, terwijl het overvalcommando met niet ontdekt wapentuig de andere begeleider (Korporaal Politietroepen) onschadelijk wist te maken. Overigens dient nog vermeld te worden dat de reeds door de handgranaat verwonde soldaat, ook nog verwond is geraakt door een karabijnschot (vermoedelijk ook van Keyzer). 7. De beschrijving van Nierstrasz volgend, zou het overvalcommando zich een weg terug hebben gevochten en het personeel van de westzijde hebben gevangen genomen , ook zouden ze de lonten hebben doorgesneden, hierbij is Walther aan zijn hoofd gewond geraakt. Uit de afgegeven verklaringen blijkt unaniem dat het personeel van de westzijde gevangen is genomen door personeel van de trein.
Toen Walther terug was op de brug, was de brug reeds veroverd en het personeel gevangen genomen. Blijkens de verklaringen heeft er nooit een gevecht plaatsgevonden. Het doorsnijden van de lonten is ook regelrechte onzin, immers toen de trein op de brug was , was detonatie onmogelijk.
Het doorsnijden van de lonten is geschied door personeel uit de trein, dit is waargenomen door Landman, die verklaard heeft Duitsers onder de brug te hebben gezien. Van de Nahmer en Bakker geven een goede beschrijving van de werkzaamheden welke vemcht moesten worden om de brug tot detonatie te brengen en daaruit alleen al blijkt de onmogelijkheid.
Op blz 155 van de beschrijving van Nierstrasz staat vermeld dat ontsteking van de lading moest geschieden door het aansteken van een vuurkoord in het wachtgebouwtje op het midden van de brug.
Een oplettende lezer ziet hier al een onmogelijkheid, ware het wachthuisje op het midden van de brug dan was trein verkeer onmogelijk geweest. Het wachthuisje was aan de buitenzijde van het midden van de brug geplaatst
8. Over deze episode wordt door Nierstrasz totaal niet gerept in zijn verslag naar aller waarschijnlijkheid vond hij dit niet relevant meer. Een andere mogelijkheid is dat deze episode niet goed in het verhaal paste, doch de verklaringen hieromtrent geven voor de leek wel een hoop duidelijkheid van de gebeurtenissen. Vermeld dient nog te worden dat de verklaring van Van Halem, waarin hij meedeelt kazemat-zuid alleen veroverd te hebben, schromelijk overdreven was, vermoedelijk heeft hij wel meegeholpen hiermee, doch dit kon ik niet met zekerheid vaststellen. Een heel belangrijk punt staat beschreven op blz 164 van de beschrijving van Nierstrasz. Bijna in het midden lezen wij ' Hieruit blijkt dat de detachementscommandant der Politietroepen nog steeds geloofde dat er een gewone trein naderde, ' enz, enz. Hieruit blijkt zonneklaar dat bij Groot alarm beperkt treinverkeer mogelijk was. Ook uit de verklaring van de Teritoriaal Commandant Brabant blijkt dit. Dit treinverkeer kon alleen op last van de Opperbevelhebber gestaakt worden, doch dit crusiale bevel is nooit gegeven. Dit verklaart ook goed de als aarzelend beschreven houding van de detachementscommandant.
Het ware beter geweest deze nalatigheid van het hoofdkwartier niet uitsluitend op het conto van de detachementscommandant te schrijven. Deze episode maakt nog eens duidelijk dat schijnbaar nietige zaken een verwoestend effect kunnen hebben. Resume van onderzoekresultaten 'Overvat spoorbrug Gennep 1940'.
(volledige resultaten zijn bij auteur aanwezig).
Archiefstukken: SMG, 4-Z-26-RI, Bruggen, Politietroepen, III-RI, Peel-Raamstelling
Archiefstukken; CAD, 2-26-RI, III-RI, Peeldivisie, Politietroepen
Privearchief
Parlementair Enquetteonderzoek, Tweede Kamer der Staten Generaal 1948, deel 1 ASB en 1 C.
Copyright © door Documentatiegroep 40-45, de vereniging van Tweede Wereldoorlog verzamelaars, militaria. Alle Rechten Voorbehouden.
Nederlandse wachtpost bij de brug duitsers in de Zandstraat in Gennep ontspoorde pantsertrein bij Mill
Een andere beschrijving maakt onderdeel van het verhaal van Henk G. Westland, luitenant-kolonel b.d.als deel 53 uit de serie 'De onbekende helden van 1940-1945' in het blad van de marechaussee "Marechaussee Contact, deel 2 van jaargang 2021. Verkregen via Dorien Coppens/Theo Holthuysen
Van pantsertrein tot tuchthuis
Op 10 mei 1940 draait korporaal van de Politietroepen Van Lier (25) vanaf 24.00 uur zijn dienst op de spoorbrug over de Maas tussen Gennep aan de oostzijde en Oeffelt aan de westzijde. Hij staat daar midden op de brug alléén op post, belast met het ontsteken van de lont.
Maaslinie bij Gennep
De Maaslinie moet de vijand vertragen zodat de daar achtergelegen PeelRaamstelling in gereedheid kan worden gebracht. Ter hoogte van de brug bij Gennep wordt de westoever verdedigd door een compagnie van het 26e Regiment Infanterie (26 RI) in loopgraven en kleine kazematten aan de rivier. Hun commandopost is in Oeffelt gesitueerd, overigens zonder telefoonverbinding met de brugbewaking.
Bij deze compagnie is een detachement Politietroepen ingedeeld onder commando van sergeant Lute (51). De politietroepen bemannen het kanon in de twee rivierkazematten en zijn belast met het vernielen van de brug en de vlakbij gelegen veerpont.Aan de oostzijde van de brug wordt het treinstation van Gennep en omgeving - de grens is slechts luttele kilometers oostwaarts - bewaakt door Brigade Gennep van de Koninklijke Marechaussee, versterkt met hulpmarechaussees. 's Nachts wordt op het station de wissel op dood spoor gezet en afgesloten. De marechaussee heeft een waarschuwingstaak en beschikt over een telefoonverbinding vanaf het station met de wacht aan de oostzijde van de brug. Na het volbrengen daarvan zal de brigade conform opdracht met de veerpont de Maas oversteken.
Op de brug is de situatie in de vroege morgen van 10 mei als volgt: aan de westzijde op het talud bij het pikethuisje o.a. sergeant Lute, midden op de brug bij het wachthuisje van de vernielingsploeg korporaal Van Lier, aan de oostzijde bij het pikethuisje een viermanspost van 26 RI. Op deze plek is het spoor afgesloten met een zwaar ijzeren hek, dat elektrisch vanuit het station op slot kan worden gedaan. Lute heeft telefoonverbinding met de rivierkazematten en met de posten op en aan de andere kant van de brug.Opbouw Nederlandse verdediging
De Nederlandse defensie is in mei 1940 statisch ingericht in stellingen en linies (met inundaties) om zo de Vesting Holland te beschermen. Van noord naar zuid: Wonsstelling voor de Afsluitdijk, Q- en O-linie in Groningen en Drenthe, vanaf het IJsselmeer de Grebbeberglinie (ook wel Valleistelling genoemd), de Betuwestelling, de Maas-Waalstelling en aansluitend de PeelRaamstelling. Achter de grens staan grenswachtdetachementen en vernielingsploegen. Om een Duitse opmars te vertragen zijn langs de IJssel en Maas linies ingericht met op de westoever infanterie in veldversterkingen en kleine kazematten, een dunne verdedigingslijn en dan ook nog zonder artillerie. De bruggen zijn versperd, ondermijnd en door grote kazematten.beschermd. Het Korps Politietroepen bedient het kanon in die rivierkazematten en is belast met de vernieling van de bruggen en veerponten.Vanaf 03.00 uur wordt voor het Nederlandse leger volledige strijdvaardigheid bevolen.
Duitse aanvalsplan
Het aanvalstijdstip is door de Duitsers gesteld op 03.55 uur (Nederlandse tijd). Bij de aanval worden verscheidene pantser- en troepentransporttreinen gebruikt. Om de spoorbruggen onbeschadigd in handen te krijgen, worden speciale overvalcommando's ingezet die al eerder de grens oversteken. Onder deze Duitse manschappen ook Nederlandse vrijwilligers, valselijk in Nederlandse uniformen van marechaussee, politietroepen en andere.
Aanval op Maasbrug Gennep
Bij Gennep doet een ploeg van acht Duitsers en twee Nederlanders lijken alsof twee marechaussees een groep krijgsgevangen Duitsers westwaarts willen brengen. De 'krijgsgevangenen' dragen lange, niet dichtgeknoopte jassen met daaronder verborgen machinepistolen en handgranaten. De wacht bij de brug ziet hen aankomen en op dat moment komt daar telefonisch bericht binnen van de marechaussee op het station: "Overval station Gennep. Doorgeven!" Te laat, een wachthebbende vuurt nog een schot af én raakt een van de overvallers, maar ze worden overrompeld. Dit wordt niet opgemerkt aan de westzijde, noch door Van Lier midden op de brug, want er zijn vliegtuigen in de lucht en er vallen meerdere schoten uit de richting van de grens. De pseudo-marechaussees krijgen telefonisch toestemming van de westoever om de krijgsgevangenen over de brug te brengen.
Hierna volgt een bijna onvoorstelbare reeks aan gebeurtenissen, maar eerst: wat ziet koporaal Van Lier voor zijn ogen gebeuren? Daarna een samenvatting van de gebeurtenissen.
Wat overkomt korporaal Van Lier? "Het eerste wat ik zag, waren twee marechaussee's, die met vier Duitsche krijgsgevangenen uit de richting Gennep over de brug kwamen. De krijgsgevangen zijn gebracht naar sergeant Lute. De twee marechaussee's zijn terug gegaan in de richting van station Gennep. Ik heb niet met hen gesproken; bij het voorbijgaan hebben wij elkaar alleen goedenmorgen gezegd.""Om 3.15 à 3.30 zag ik een locomotief uit de richting Gennep komen; deze hield stil vóór de versperring (ijzeren hek, dat gesloten was). Ik heb toen dadelijk getelefoneerd naar sergeant Lute en medegedeeld: 'Sergeant, ik zie een locomotief aankomen; wat is dat voor locomotief? Is dat wel in de haak?' Ik wist, dat het verboden was, dat 's nachts in Gennep locomotieven stonden. Ik kon alleen de vóór-zijde van de locomotief zien en niet wat daarachter volgde. Sergeant Lute antwoordde: 'Afwachten; brug niet laten springen.' De slagsnoerleiding en ontsteking waren aangebracht; alleen was de lont met een wind-lucifer aan te steken, teneinde de brug te laten springen."
"Daarna zag ik, dat het hek van de versperring werd geopend door twee personen in de uniform van marechaussee. Toen dacht ik zeker, dat het een Hollandsche locomotief was, die terug kwam, daar Gennep steeds door marechaussee was bewaakt. Tijdens dat openen van het hek, heb ik weder naar sergeant Lute gebeld en hem medegedeeld: 'Sergeant, het hek wordt door marechaussee geopend. Wat moet ik doen?' De sergeant zeide: 'Afwachten, niet laten springen.'"
"Onderwijl kwam de trein de brug oprijden. Het eerste bijzondere, dat ik toen zag, was dat de locomotief werd voorafgegaan door twee platte wagens. Meteen, dat ik naar de goederenwagens keek, kwamen uit die wagens Duitsche helmen omhoog. Deze militairen hadden plat op den wagen gelegen en automatische geweren lagen op den wagenrand.""Eén van die militairen beduidde mij. dat ik de handen omhoog moest steken. Ik heb dat gedaan, omdat ik toen onmogelijk de brug nog kon laten springen, want doordat ik bij de telefoon stond, was ik circa 5 m van de lont verwijderd en ik zou mij dan nog moeten bukken om deze aan te steken. De pantsertrein is mij toen voorbijgereden. Toen hij voorbij was, werd mij de mogelijkheid tot het ontsteken van de lont benomen, doordat op 2 m daarachter een tweede trein volgde, enkel bestaande uit transportwagens. Deze stopte op de brug, een luitenant gelastte mij, mij dreigende met een pistool, dat ik moest instappen. Ik ben ingestapt en zag, dat de wagen met Duitschers was bezet."
Eerdere/verdere gebeurtenissen De grenswachtdetachementen werden overrompeld zonder alarm te kunnen geven en de pantsertrein passeert op het gestelde aanvalsuur de grens. Hoewel vijf minuten later de trein op station Gennep op dood spoor loopt, is dat daarna weer snel verholpen. Ook weten de overvallers de elektrische vergrendeling van het spoorhek ongedaan te maken.
Bij aankomst aan de westzijde van de brug bij sergeant Lute, worden de 'krijgsgevangenen' niet goed gefouilleerd, hun verborgen wapentuig wordt niet ontdekt. Zij worden afgevoerd naar de commandopost in Oeffelt, maar weten onderweg hun begeleiders te overweldigen. Ze keren terug en vallen - inmiddels versterkt met infanterie die van de tweede trein is afgestapt - de onverdedigde achterzijde van de kazematten aan. De manschappen geven zich over.
Sergeant Lute verbood niet alleen Van Lier om de brug te laten springen, ook mogen de rivierkazematten niet vuren. Commandant kazemat Zuid ziet echter duidelijk dat het een Duitse trein is en vuurt enkele malen op de trein. Wel wordt de veerpont tot zinken gebracht.
De beide treinen rijden verder westwaarts. De versperringen op de spoorlijn in de Peel-Raamstelling bij Mill zijn echter nog niet gesteld en de treinen kunnen de stelling passeren. Voorbij de stelling stijgt de infanterie uit en valt die van achteren aan. De twee treinen rijden door naar halte Zeeland waar een omloopspoor is. De pantsertrein wordt teruggestuurd naar Gennep, maar ontspoort nu wel in de stelling. Er breken zware gevechten uit die tot in de morgen van 11 mei zullen duren. Voor korporaal Van Lier komt in het dorp !Zeeland een einde aan de tocht en met vele anderen wordt hij krijgsgevangen genomen. Op 9 juni keert hij terug uit Duitsland en wordt bij de demobilisatie van het Nederlandse leger eervol ontslagen uit de vrijwillige militaire dienst.
In dienst bij Marechaussee
Van Lier tekent in augustus 1940 een verbintenis als marechaussee te voet. Veel oud-politietroepers volgen deze weg door dienst te nemen bij de Marechaussee. Hij wordt geplaatst bij Brigade Ossendrecht, aan de Nederlands-Belgische grens. Op 30 augustus 1941 trouwt hij met Maria van de Veerdonck uit Oss en het echtpaar gaat wonen in de Dorpstraat in Ossendrecht. In juli 1942 wordt hun dochtertje geboren.
De bezetter kondigt in 1941 steeds meer anti-Joodse verordeningen af. In januari 1942 worden joodse mannen opgeroepen naar werkkampen te gaan om op het land te werken en vanaf april 1942 moet de Jodenster worden gedragen. Vooral in het voorjaar van 1942 proberen joden uit Nederland te vluchten naar België of verder. Zij worden op veel plaatsen aan de grens, zo ook in Ossendrecht en omgeving, door bewoners en ook door personeel van douane en marechaussee over de grens gebracht. Zij kennen het gebied immers op hun duimpje, ook in het donker. Marechaussee Van Lier is een van hen, maar of hij dit doet in georganiseerd verband, als eenling of samen met collega's? We weten het niet.
Echter, op 28 juli 1942 wordt Van Lier door de Sicherheitspolizei gearresteerd. Is hij onvoorzichtig geweest, is hij verraden, of is zijn naam door later weer opgepakte joden genoemd? Hierover zijn geen bijzonderheden bekend. Hij wordt op 10 augustus overgebracht naar de Polizeigefängnis Scheveningen, het 'Oranjehotel'.De politie in Nederland wordt in maart 1943 door de bezetter gereorganiseerd, waarbij de Marechaussee wordt opgeheven. Van Lier wordt ontslagen als marechaussee en aangesteld als wachtmeester der Staatspolitie, ingedeeld bij de 'Marechaussee (Gendarmerie)', ter standplaats Ossendrecht. Ook al zit hij in de gevangenis, zonder veroordeling blijven de ambtelijke procedures gewoon doorlopen.
Zuchthaus Rheinbach
Wanneer zijn zaak voor een Duitse rechtbank komt, krijgt hij wegens het overbrengen van joden over de NederlandsBelgische grens, tuchthuisstraf opgelegd. Dat zal op 30 augustus zijn geweest, de dag van zijn ontslag bij de Staatspolitie. Tien dagen later wordt hij overgebracht naar Zuchthaus Rheinbach, ten zuiden van Bonn. De gevangenen moeten daar werken in allerlei gevangeniswerkplaatsen voor de oorlogsindustrie. In april 1944 krijgt hij ontslag uit het tuchthuis, maar dat wil niet zeggen dat hij naar huis mag. Hij wordt overgedragen aan een Duits arbeidsbureau, dat hem inzet voor gedwongen tewerkstelling (arbeitseinsatz).
De bevrijding nadert wanneer de Amerikaanse 1st lnfantry Division vanuit Aken de rivier de Roer oversteekt en oprukt naar Bonn, gelegen op de westelijke oever van de Rijn. 16th en 18th /nfantry Regiment vechten zich op 8 maart 1945 de stad in en de volgende middag is Bonn in handen van de Amerikaanse troepen. Die dagen is arbeiter Van Lier in Bonn, naar verluidt op weg naar het distributiekantoor. Hij wordt door granaatscherven in de borst getroffen en is volgens de sterbeurkunde op 9 maart overleden.
Gerard van Lier wordt begraven op Friedhof Poppelsdorf in Bonn en in 1951 herbegraven te Oss. Sinds 1981 is Ereveld Loenen zijn laatste rustplaats.Gerardus Johannes van Lier wordt geboren op 10 september 1914 in Oss, zoon van een metselaar, klompenmaker en landbouwer. Gerard groeit op in Oss als oudste in een rooms-katholiek gezin met twaalf kinderen, waarvan twee meisjes als klein kind overlijden. Na de ambachtschool gaat hij werken als timmerman.
In zijn vrije tijd dient hij vanaf zijn achttiende bij de Vrijwilligt Landstorm (Landstormverband 's-Hertogenbosch) totdat hij nog twee maanden als soldaat zijn dienstplicht moet vervullen bij het 1 Be Regiment Infanterie in Amersfoort. Met verleend groot verlof gaat hij in augustus 1934 weer aan de slag als timmerman.
Het leger blijft trekken en wellicht ook de vastigheid van een baan bij de Rijksoverheid. Gerard solliciteert bij het Korps Politietroepen en wordt medio april 1936 aangenomen als soldaat bij het Depot Politietroepen. Hij komt op bij de Depotcompagnie in de Mauritskazerne te Doesburg en verhuist na twee maanden voor verdere opleiding naar de Koning Willem lil-kazerne in Nieuwersluis. Na vier maanden is de opleiding voltooid en meldt korporaal Van Lier zich voor de dienst bij de commandant van Groep Helmond. In oktober 1937 volgt overplaatsing naar Groep Grave en in januari 1939 naar Groep Haps.