Bron: http://www.molendatabase.org/molendb.php
Molendatabase | Watermolen van IJsheuvel/ Kendelmolen/ IJsheuvelmolen, Ottersum
Database van verdwenen windmolens, watermolens en molenrestanten in Nederland.
IJsheuvel was een van de twaalf buurtschappen van de vroegere gemeente Ottersum. De buurtschap ligt ten zuidoosten van het dorp bij de Duitse grens en nogal ver van de kom verwijderd. De molen lag op de Kendelbeek; een kleine beek die zijn oorsprong in Duitsland heeft, over een korte afstand de rijksgrens vormt en vervolgens in de Niers uitmondt.
Het molengebouw lag op Nederlands gebied, het waterrad hing op de grens en het verdeelwerk, dat dwars in de beek stond en één maalsluis en drie lossluizen had, bevond zich op Duits grondgebied. Voor of boven de molen liep de beek zeer breed uit, waardoor een soort molenvijver ontstond. De buurtschap IJsheuvel was dun bevolkt. Slechts een klein aantal boerderijen stond in de omgeving van de molen. Hij maalde dan ook meer voor de boeren op Pruisisch gebied, waarvoor de grens geen betekenis had.
In het begin van de 19e eeuw was de molen met een daarbij gelegen perceel weiland eigendom van Andreas Koenen (Könen), logementhouder in Goch en Gerard Kleisterkamp, landbouwer wonende 'Aan het Ossenbruch', gemeente Till in Pruisen. In 1837 waren zij door koop in het bezit van de molen gekomen.
In 1847 verkochten zij het 'watermolentje met annexe grond te Ottersum op den IJsheuvel gelegen' voor ƒ 800,- aan Hermanus de Louw, pachter van de molen, en zijn vrouw Catharina Elisabeth Jacobs.
Herman de Louw verbouwde de molen en liet in Hommersum juist over de grens een huisje bouwen, waar hij wat vee hield. Het echtpaar De Louw-Jacobs had twee zonen: Theo, die molenaar in Hommersum (D.) was en Jacob, molenaar op lJsheuvel en twee dochters: Johanna en Marianne. De twee zonen en een dochter bleven na het overlijden van hun ouders op de molen en het boerderijtje. Dat was omstreeks 1907.
Zij namen toen een kind aan, dat in 1930 eigenaar zou worden. Dit was Gerhard Joseph Görtz (Geurts vermeldt de legger) die later landbouwer en molenaar op IJsheuvel was. Hij overleed daar in 1960.
Bij de peilvaststelling door de provinciale waterstaat in 1857 had de molen een waterrad met een middellijn van 4,66 m, een breedte van 0,65 m. en een schoephoogte van 0,30 m. De afmetingen van het onderslagrad zijn bij vervanging hoegenaamd niet gewijzigd. De capaciteit van de molen was daardoor niet bijzonder groot. De Kendelbeek leverde voornamelijk in de natte jaargetijden veel water. Toen er in de jaren dertig elektriciteit op IJsheuvel kwam werd er dan ook een kleine elektrische maalstoel geplaatst.
Eind 1944 lag in de molen en de omliggende boerderijen Duitse munitie opgeslagen. Bij de zuivering van het gebied was ook de Britse artillerie actief. De molen leed daarbij echter nagenoeg geen schade. Als Duits bezit werd hij na de bevrijding als vijandig vermogen onder het Beheersinstituut geplaatst en op wens van Landbouwherstel werden in 1946 de waterwerken en het waterrad met toebehoren gesloopt; in 1947 volgde het molengebouw.
Van particuliere zijde werden in het begin van de jaren vijftig nog pogingen gedaan om de molen, die onder gebruikmaking van de bijzondere omstandigheden was gesloopt, te herbouwen. Ook de Vereeniging 'De Hollandsche Molen' verleende haar medewerking. Zelfs de boeren van de omliggende boerderijen zouden de molen graag terug willen hebben. Görtz ontving weliswaar een ontvijandingsverklaring, maar een herbouw op de oude plaats was niet meer mogelijk; Görtz beschikte niet meer over de grond.