EEN VERGETEN JUBILEUM

door Wiel van Dinter

De Kerkelijke Harmonie ‘Unitas et Fidelitas' bestaat dit jaar 200 jaar en verkreeg tijdens de festiviteiten de ‘'Koninklijke Ererpenning''. De Historische Kring “Maas en Niers” is nu 50 jaar actief. We herdachten het feit dat 100 jaar geleden de Wereldoorlog I eindigde. De toneelvereniging “Matigheid en Genoegen” vierde in 2017 haar 100jarig bestaan. En verleden jaar werd ook gevierd dat het Gennepse stadhuis 400 jaar bestond.


Eén jubileum overtrof alles en dat werd niet herdacht: 1000 jaar geleden ontstond het versterkte huis bij de uitmonding van de Niers in de Maas. Het zou later de geschiedenis ingaan als HET GENNEPERHUIS.

Matigheid en Genoegen, opgericht in 1917. Hier bij gelegenheid van een voorstelling in 1923.

Romeinen
Tijdens de eerste vier eeuwen van onze jaartelling is onze streek een onderdeel van het grote Romeinse rijk. Nijmegen en Xanten zijn de centra voor militairen en het landsbestuur. Het is de periode dat Ganapja bij de kruising van twee belangrijke militaire wegen naam krijgt. Het landschap langs de Maas wordt gekenmerkt door een langgerekte stuifduinenrij aan de oostzijde van deze rivier. Boven Ganipi wordt de duinenrij doorbroken door de Niers, die uitmondt in de Maas. Zo ontstaat op die plek een moerassige landtong met in het midden de laatste zandheuvelrug.

Strategisch

De Romeinse militairen zagen al dat deze locatie een strategische plek was. Uitstekend verdedigbaar: de verhoging was omgeven door twee rivieren, drassig terrein en slechts op één manier benaderbaar, nl. over de heuvelrij.

Wachttoren

 

Toen de Romeinen omstreeks 360 na C. bij het castellum Ceuclem (Cuijk) een brug in de Maas bouwden, was de hierboven beschreven landtong ideaal voor het oprichten van een wachttoren, die de brug stroomopwaarts moest bewaken. Het contingent wachters was gelegerd in een kampement aan de Maasoever, zuidelijker richting hedendaagse Gennepse loswal.


Na de terugtrekking van de Romeinse legers naar Italië (na 400) verloor de brug (én de wachttoren) zijn belangrijkste functie. De Maas kreeg door het gebrek aan goede landwegen een steeds grotere rol als handelsroute. De vaste brug werd een hinderpaal; de wachttoren werd gesloopt voor bouwmateriaal elders. De restanten verdwenen door de tand des tijds.

Verkeersluwte

Germanen en Franken vulden het vacuüm op dat de wegtrekkende Romeinen veroorzaakten. Het werd stiller op het wegenkruispunt bij de nederzetting Ganipi . Het dorpje viel terug op agrarische activiteiten en visserij. Gennep kwam onder Frankisch bestuur van gouwgraven (Hettergouw) en prefecten (door de koning/keizer benoemde bestuursambtenaren in een rechtsgebied).

Prefectuur-strijd

 

In het jaar 1000 valt de Hettergouw onder prefect Godfried III, een grafelijke grootgrondbezitter. Als prefect is hij de machtige man in het gebied tussen Rijn en Maas. Maar hij is nu bejaard en weinig mobiel meer. Hij moet bijvoorbeeld op het paard geholpen worden. En dat voor iemand wiens ambt vereist vaak zijn gebied te doorkruisen.


Het is duidelijk dat zijn prefectschap ten einde loopt. Keizer Hendrik II benoemt dan Godfrieds zoon Adelbert tot nieuwe prefect. Dit tot grote teleurstelling en ergernis van Wichman van Vreden, de man van Godfrieds dochter Reinmod van Florennes .

Futloos
De nieuwe prefect Adelbert blijkt geen succes. Hij is ongeïnteresseerd, lamzalig en verre van intelligent. Het liefste zit hij thuis. Wichman slaagt erin op vertrouwelijke voet met hen te komen met achterliggend doel: de toekomstige prefectuur. Balderik, graaf van Duffelgouw en aangetrouwd familielid, doorziet dat. Hij aast ook op het aanstaande prefectschap.

De vijandelijkheden tussen beide rivalen breken los.

Versterking

Graaf Wichman van Vreden, wiens bezittingen voornamelijk in Westfalen liggen, tracht een bruggenhoofd binnen het territorium van Balderik te vestigen. Dat zal zijn kans op de prefectuur in dit gebied vergroten. Vrienden van Wichman maken hem attent op een landtong bij Ganipi . Daar laat hij op 200 passen van de Maas door zijn soldaten en boeren uit de hele omtrek een zandheuvel ophogen, omwallen en door een gracht omringen. Zo verrijst op deze plek een versterking en wordt deze locatie zes eeuwen na de Romeinen weer bewoond. Ditmaal door krijgslieden van Wichman.

Belegering

Balderik is natuurlijk not amused wanneer hij van Wichmans manoeuvre hoort. Hij stuurt zijn soldaten naar Ganipi . Die kunnen door de moeilijke terreinomstandigheden de versterking niet innemen. Ze omsingelen het garnizoen. Als de belegerden niet ontzet worden merken dat ze uitgehongerd worden, vragen zij om de condities voor overgave. Zij krijgen vrije aftocht mits ze de vesting eerst eigenhandig in brand steken. Aldus geschiedt.

Moord

Keizer Hendrik II heeft Adelbert het prefectschap wegens onbekwaamheid ontnomen en Balderik als diens opvolger aangesteld. De vorst is de ruzies tussen Rijn en Maas beu en geeft de twee kemphanen opdracht zich te verzoenen. Adela van Hamaland bewerkt haar man Balderik zodanig dat deze na het zoenmaal Wichman op weg naar huis in een hinderlaag laat lopen en vermoorden (1016).

Vonnis

Als de keizer dat verneemt, laat hij Balderik voor de rijks-synode te Nijmegen brengen. Hem wordt het prefectschap ontnomen, al zijn bezittingen verbeurd verklaard en aan familieleden geschonken (18 maart 1018). Na deze uitspraak kan het echtpaar roemloos uit de regio vertrekken en ergens anders zijn heil zoeken.
Op de plek van de platgebrande versterking bij de Maas wordt in volle glorie een nieuw versterkt huis opgebouwd voor de nieuwe prefect. De naam van deze nieuwe bestuurder is, evenals die gedurende de volgende 50 jaar, niet bekend.

 

Benoeming

De keizer heeft na raadpleging van zijn adviseurs -ter voorkoming van opnieuw familievetes- de te benoemen prefect hoogstwaarschijnlijk niet gezocht binnen de autochtone adellijke families tussen Rijn en Maas. Zeker is wel dat rond 1075 een ‘uitheemse' edelman als keizerlijk bestuurder noordelijk van Ganipi op de landtong woont. Het is Heribert van Lotharingen met zijn echtgenote Hedwighis van Guise (Noord-Frankrijk). Hij gaat zich zoals gebruikelijk noemen naar het dorpje op zichtafstand van zijn domicilie: Gennep. In oorkonden heet hij: Edelheer van Gennep. Zijn echtgenote: Edelvrouwe van Gennep.

Naam

Na de veroordeling van Balderik (1018) ging de nieuwe prefect dus permanent wonen in een versterkte woontoren op de locatie, waar Wichmans platgebrand bruggenhoofd was geweest. Het woonverblijf op de landtong bleef sindsdien eeuwenlang bevolkt. De benaming ervan hing samen met de hoofdfunctie die het in de loop der tijd had. Onder de naam Het Genneperhuis is het ten slotte de geschiedenisboeken ingegaan.

gravure van Blaeu van het Genneperhuis in 1641

 

NAAM VAN DE LOCATIE ‘GENNEPERHUIS'

DOOR DE EEUWEN HEEN

Wiel van Dinter

I

De landtong die wij anno 2019 met ‘het Genneperhuis' aanduiden, heeft een eeuwenlange geschiedenis. Met landtong bedoelen we hier het gebied, de locatie, ten noorden van Gennep tussen Maas en Niers. Het had vele andere namen. In drie bijdragen laten we die in hun tijd de revue passeren. We zullen zien dat pas betrekkelijk laat in die lange periode onze hedendaagse benaming opduikt. De plek met de ruïne was -naar wij weten- al 1600 jaar geleden bewoond. Maar hoe heette die landtong destijds?

Kelten
Nòg vroeger (500 vòòr Chr.) kreeg deze landtong tussen Maas en de Niersmonding zijn naam van een Keltische stam die er verbleef. Zij noemden dit gebied Ganapja, d.w.z. de plek waar twee waterstromen samenvloeien. De woonkern die daar toen ontstond, nam die gebiedsnaam Ganapja over. Net zoals uit de naam Heiden (1500) de naam Heijen ontstond = de woonkern in een uitgestrekt heidelandschap.

Duinen
Na de laatste ijstijd (21.000 jaar geleden) vormden zich langs de oostoever van de Maas door eeuwenlang constante westenwind een duinenrij van stuifzand. Wanneer we nu van Venlo naar Middelaar rijden zien we links en rechts van ons de restanten van die zandduinen. Tweeduizend jaar geleden reikte die heuvelrug van stuifzand tot aan de uitmonding van de Niers in de Maas (en nog verder).

Brug
In de ruim 3 eeuwen dat de Romeinen in onze regio de baas waren (50-400 na C.), was Nijmegen de grootste en belangrijkste garnizoensplaats van het noorden met duizenden soldaten. Twee voorname militaire routes – vanuit Keulen en Tongeren – leidden naar Nijmegen. Een dwarsverbinding tussen die twee ‘heerbanen' liep door onze regio, waar de nederzetting Ganape ontstond.



Om militaire redenen kwam er rond het jaar 350 een stenen brug in de Maas tussen Cuijk en Middelaar. Die brug moest stroomop- en afwaarts bewaakt worden.

 

Romeinse wachttoren

strategische ligging

Ceuclum
Toen de Romeinen zich na 400 terugtrokken naar Italië, verloren brug en bewaking hun betekenis en zakten de militaire en economische bedrijvigheid in elkaar. Het werd veel stiller in deze contreien. De welvaart verdween. Handelsverkeer werd minimaal. De lege wachttorens raakten in verval. De bouwvallen leverden dankbaar bouwmateriaal voor elders in de omgeving. Hoogwater en ijsgang sloopten langzaam de stenen brug. Ceuclum (Cuijk) raakte zijn vaste verbinding met de overkant geleidelijk aan kwijt.

impressie van de Romeinse brug bij Ceuclum (Cuijk)

Franken
Hoe de landtong tussen Maas en Niers in hierboven bedoelde eeuwen heette, is onbekend. Op de oudste ‘landkaart' van die tijd (ca. 300) staat wel de legerplaats Ceuclum (Cuijk) aangegeven. Omtrent Gennep tasten we ook in de volgende Frankische periode in het duister. Pas ca. 950 duikt de benaming Ganipi op in een oorkondeboek van Gelre en Zutphen. We zijn dan in de tijd, dat het grote Frankische rijk van keizer Karel de Grote († 814) verdeeld is geraakt in gouwen en het dorpje Ganape tot de Hettergouw behoort. Na 950 zal Gennep steeds vaker in de historische documenten voorkomen. De landtong ten noorden van het dorpje Gennep gaat vaste bewoners krijgen.

Tweestrijd
Rond het jaar 1000 breekt in de Hettergouw een machtsstrijd los om het prefectschap en wel tussen de heren Balderik en Wichman. In die strijd bouwt Wichman een versterkt kamp op de landtong, waar eeuwen daarvoor de Romeinse wachttoren stond. De ruzie heeft een dramatisch einde: moord op Wichman en verbanning van de pleger Balderik. De platgebrande versterking tussen Maas en Niers wordt herbouwd als woonverblijf voor een nieuw benoemde, ‘onbesmette' prefect. Vanaf de Romeinse tijd tot aan de eerste prefect op de landtong missen we (nog) een naam voor die plek.

Hiervoor zagen we dat pas na 1350 de eerste keer in ons bekende documenten een naam voor het woonverblijf van de Heren van Gennep op de landtong noordelijk van Gennep verschijnt. Daarna duurt het nog tot 1517 eer we de naam Genneper huis tegenkomen. Hieronder zullen we zien dat er nog veel andere namen passeren voordat onze hedendaagse benaming gemeengoed is geworden.

 

Afb . Het Genneperhuis vóór 1641

Oorlog
De tijd breekt nu aan dat Gennep, en voornamelijk het Genneperhuis, in het blikpunt van de vaderlandse (en Spaanse!) geschiedenis komen te staan: de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). En tevens de naweeën daarvan. De Gennepse Maasvesting wordt in woord en beeld verschillend benoemd: castrum ten Hage (kasteel); huys und Castell van Gennip .

Varianten
Tijdens de eerste helft van de 17 de eeuw ligt de focus van de ‘Hollandse Opstand' o.a. op het Genneperhuis. Soldaten van allerlei nationaliteit overspoelen Gennep en de landtong daarboven. De ‘oorlogscorrespondenten' van die tijd spreken van … Haus Gennep en … het stercke Huys Gennep. We vinden gravures (oorlogsfoto's) met … chateau de Gennep; … Schlosz Gennep; … Gennep castellum;… fortresse Gennep; … T' Huys van Gennip . Opmerkelijk is de verbastering door een klagende Maasschipper die spreekt van: Kennipperhuys. Als laatste noemen we nog … het Stercke Casteel van Gennep.

Afb . Genneperhuis tijdens de belegering 1641

Neergang
Tijdens de wekenlange belegering door Frederik Hendrik (1641) brengt het kanonnenvuur zware schade toe aan de vestingwerken van het Genneperhuis. Na inname herstellen de Hollanders provisorisch het Maasfort. Dertig jaar later bezet het Franse leger op weg naar Holland het ijlings verlaten Genneperhuis (1672). Bij de terugtocht naar Frankrijk blaast de Franse genie de fortificaties van de imposante Maasvesting op. Bij de hernieuwde aanval op Holland in 1710 gaan de laatste restanten van de vesting de lucht in. He Genneps volkslied geeft het aan: “Thans ligt gij in puin ter neer”.

schilderij van Ruysdael

Overblijfselen
De veranderende tijden maken een wederopbouw van de vesting Genneperhuis niet meer reëel. Wat na de vernietiging overblijft, zijn een zestal woninkjes en schuren buiten het grachtenstelsel. De bouwvallen van de vesting liggen troosteloos verlaten op de Pruisische domeingrond. Bewoners uit de omgeving halen nog bruikbaar bouwmateriaal weg. Zelfs de gemeente Gennep sloopt blauwe tegels uit de verwoeste huismuren op de ruïne. De boeren hakken mergelblokken uit de dikke muurresten, kloppen ze fijn om ze als kunstmest te gebruiken. In de 19 de eeuw voert Waterstaat er steenpuin af om daarmee de kribben in de Maas te verstevigen.

Buurtschap
De huisjes die er buiten de gracht stonden werden na 1800 een administratieve eenheid op de Gennepse bevolkingslijst. Ze vormden samen de buurtschap Genneperhuis. Het roemruchte Maasfort was een kadasternaam geworden. Toen de huisjes onbewoonbaar raakten, gingen de bewoners in Gennep wonen.

kadasterkaart uit 1732


Veeboer Jan Ambrosius was de laatste bewoner die in 1868 Genneperhuis verliet. Drie maanden na de geboorte van zijn dochtertje Francisca. Zij was de laatste boreling van het gehucht Genneperhuis. Ze ging als kind nog wel eens terug naar de resten van de verlaten boerderij en wist zich in 1958 nog uit haar jeugd op de ruïne opstaande muurresten te herinneren met kogelgaten erin.

Speelplek
De tand des tijds vervaagde de laatste contouren van de vesting en de natuur bedekte in tientallen jaren de reusachtige puinheuvel met een mantel van gras, onkruid, struiken en bomen. Mijn grootvader (1863), vader (1902) en ik (1930) liepen als jongen vanuit Gennep door de weien van de Maaskemp, klommen over de afrasteringen om bij het Genneperhuis op de wél (wallen) te gaan ravotten en verstoppertje te spelen tussen de struiken. Vanuit de Bloemenstraat kon je de begroeide puinhoop bij de Niersmonding duidelijk zien. Een machtig vestingwerk, eens de geboortegrond van de H. Norbertus van Gennep, verworden tot een grote bult in het weidelandschap.

Herleving
Maar het Genneperhuis herleeft. In 1995 kreeg het overblijfsel van het Maasbolwerk de status van beschermd monument. Vervolgens werden er plannen gesmeed tot gedeeltelijke restauratie van de ruïne en de omliggende grachtensystemen. In 2009 en 2010 vonden deze werkzaamheden plaats. Door een brug over de Niers en vijf loopbruggen werd het terrein toegankelijk voor het publiek.

Toerisme
De Genneperhuis-ruïne is thans een toeristische trekpleister. De 50 km-lopers van de Nijmeegse Vierdaagse worden sinds 2017 door deze geschiedkundige bezienswaardigheid en het historisch centrum van het stadje Gennep geleid. Daarmee is symbolisch de LAT-relatie tussen burcht en stad hersteld. De naam ‘Het Genneperhuis' klinkt weer in een nieuwe setting.

Wiel van Dinter, februari 2019

Norbert, kind van Gennep

door
Wiel van Dinter

Keizer Karel de Grote had omstreeks 800 het grootste deel van het huidige West-Europa onder zijn gezag. Hij gaf het regionaal bestuur van delen van zijn rijk in handen van vertrouwelingen (gouwgraven). Hij reisde vele maanden van het jaar deze gouwgraven af om ze de eed van trouw te laten hernieuwen. Zo liet hij hun voelen dat hij, Karel, het oppergezag had.

Afb. Karel de Grote

Na Karel de Grote (814)
Na Karels dood kwam in 843, als resultaat van veel geharrewar en strijd binnen de familie, een driedeling van zijn rijk tot stand tussen 3 erfgenamen. Zo ontstond er een westelijk deel (Frankrijk), een oostelijk deel (Duitsland, Oostenrijk) en een zogenaamd middenrijk, nl. het koninkrijk Lotharingen onder Lotharius I (een langgerekt rijk van de Noordzee tot in Italië). Lotharius is dan tevens keizer over alle drie de rijksdelen met Aken als hoofdstad.
 

Gouwgraven
Na de dood van Karel de Grote en de uiteindelijke driedeling viel het sterke centrale gezag weg en gingen de gouwgraven zich steeds meer als onafhankelijke heersers gedragen. De keizer wordt alleen nog als opperrechter geroepen bij geschillen van levensbelang. De status van een gouwgraaf is dan al geruime tijd overerfelijk geworden.

Ganipe
De nederzetting Gennep ligt na 843 dus in het noorden van het Frankische Middenrijk Lotharingen. Rond 1050 is Heribert van Lotharingen uit het huis van koning/keizer Lotharius de bestuurder (prefect) van de gouw waar Gennep in ligt. Heriberts vrouw is Hedwighis van Bourgondië (ook in het Middenrijk). Zij wonen op een strategische plek nabij de uitmonding van de Niers in de Maas.

Woning
De woonplek is ideaal. De houten woontoren ligt op de laatste zandheuvel van een duinenrij langs de oostelijke Maasoever. Om de heuvel heen een moerassig gebied tussen Maas en Niers. Er is één uitweg van het woonhuis naar het op zichtafstand gelegen Ganipe. Over die weg gaat het rijdend en voetverkeer naar en van het woonoord. Op zon- en feestdagen nemen de bewoners deze duinweg naar het stenen Martinuskerkje in Ganipe.

Romeins
Het versterkte huis, de schuren en stallen zijn omgeven door een omheining van palissaden, gekapt uit bomen van het grote bos op de oostelijke heuvels. De woning is enkele decennia vóór 1050 hier gebouwd op de restanten van een vroegere Romeinse wachttoren. De bouwlieden maakten tevens dankbaar gebruik van overblijfselen van een Romeinse villa, die men op de Kloosterberg (Plasmolen)aantrof.
Afb. Middeleeuwse woontoren

Kapel
Heribert, die zich edelheer van Gennep noemde, en zijn echtgenote Hedwighis, edelvrouwe van Gennep, voelden zich veilig op deze sterkte. De edelman was als bestuurder van de gouw vaak van huis. Hij wist zijn vrouw met bedienden goed beschermd door zijn wachters. De drassige omgeving weerhield onheil van buiten. Het kleine Mariakapelletje naast de woontoren was voor de edelvrouwe een oase van rust in de bedrijvigheid op de woonheuvel.

Zwanger
In de laatste drie decennia van deze elfde eeuw bracht zij hier haar kinderen ter wereld. Haar eerste zwangerschap verliep allesbehalve voorspoedig. Ze moest veel rusten en had een zware bevalling. Toch baarde ze een flinke zoon die naar de vader Heribert ging heten. Het duurde jaren voordat edelvrouwe Hedwighis weer in verwachting raakte. Ze bad iedere dag in het kapelletje tot Maria om een voorspoedige zwangerschap. En als ze met haar man naar een feestdiner in Xanten ging, stak ze daar bij het beeld van St. Victor een kaars op.

Droom
In de zevende maand van haar zwangerschap droomde ze dat een engel haar een zoontje toonde dat ze zou baren. Ze vertelde het haar man, die luchtig reageerde: “Dan krijgt Heribert een echt speelkameraadje.” Hedwighis hield haar droom vast, ook toen de laatste weken voor de bevalling zwaar waren. Haar barensweeën waren zo hevig dat de wise vrouw uit Gennep met een rijtuig gehaald werd. Hedwighis baarde een pracht zoon, die Norbert genoemd werd. Dat is: ‘stralend iemand uit het noorden'. De baby had zwarte haren en schitterende, blauwe ogen. Vader Heribert kon zijn trots nauwelijks verbergen. Hij zag het vóór zich: zijn oudste zoon Heribert als prefect en deze Norbert als bisschop. Het edelgeslacht van Gennep zou gevierd worden.

Beeld
Moeder Hedwighis dacht aan de droom als ze de jonge Norbert in haar arm had en de borst gaf. Ze dankte God dat ze na alle moeilijke weken, pijn en tranen zo'n schat van een jongen had gekregen. Ze liet een Gennepse houtsnijder een klein Mariabeeld maken dat ze in de huiskapel plaatste. Ze had het de Gennepse pastoor eerst laten zegenen en het daarna even in de wieg van Norbert gelegd. Moeder Maria zou hem beschutten.

Bloempje
Norbert groeide op binnen de omheinde veste. Van zijn oudere broer leerde hij het kattenkwaad. Aan de hand van zijn moeder liep hij naar de kapel. Daar leerde ze hem bloempjes te leggen op het console van het Mariabeeldje. Hij keek intens naar de dansende kaarsvlammetjes en het biddend gezicht van zijn moeder. Zelf liep de peuter soms de kapel in om een bloempje uit de kruidentuin op het console te leggen.

Paard
Als zijn vader na een dagenlange rondreis terugkwam binnen de versterking, mocht Norbert voor hem op het paard zitten en liep het paard enkele rondjes met een uitbundig lachende kleuter. En Heribert dacht: als die knaap 4 is, laat ik mijn paardenknecht hem leren paardrijden op een pony. En zo geschiedde.

Visser
Met twee dienstmeisjes ging Norbert toen hij 4 was buiten de veste wandelen. Heel graag naar de Niers. Het liefst gooide hij takjes in het water. Hij wenste ze goede reis, als ze door het snel stomende water richting Maas werden meegevoerd. Hij werd goede maatjes met de Niersvisser Maarten, die drie keer in de week verse Niersvis kwam brengen op de sterkte. Norbert zwaaide naar hem wanneer Maarten voorbij kwam roeien om de korven en fuiken leeg te halen die hij bij de Gennepse woontoren in de Niers had gezet. Nrbert keek de beroepsvisser verlangend na, wanneer deze met wiegend bovenlijf stroomopwaarts terug roeide naar Gennep: mocht hij toch eens meevaren!
Afb. De Niers bij het Genneperhuis (anno 2012)

Drenkeling
En op een zonnige junidag vindt moeder het goed dat Norbert met een dienstmeisje in de roeiboot van visser Maarten stapt om bij de watermolen de palingkorven te controleren. Dan op de terugweg gebeurt het. Norbert is op de achterplecht gaan zitten. Bij een schok in een draaikolk tuimelt hij achterover van de boot. Het dienstmeisje naast hem grijpt zich vast en slaakt een gil. Maarten springt op, zijn ogen zoeken de drenkeling. Een tiental meters van de boot ziet hij Norbert in het water.
De visser staat als versteend naar de jongen te staren. Hij kan zijn ogen niet geloven. Norbert zinkt niet maar drijft op het water. Maarten grijpt de spanen en roeit met grote halen naar Norbert toe. Als de boot naast de jongen komt, ziet de visser Norbert als een bloemblad op het wateroppervlak drijven. De jongen kijkt hem lachend aan. De visser aarzelt geen moment en trekt de drenkeling in de boot. Het dienstmeisje staart stom met grote ogen naar de druipende jongen. Ze zit verstard met de hand voor haar open mond: Morbert ging niet kopje onder maar bleef drijven...

Voorval
Maarten de visser roeit zo snel hij kan naar de woontoren. De kletsnatte jongen kijkt met zijn stralende blauwe ogen de visser aan en zegt: “Moeder zal niet boos op jullie zijn. Dat weet ik zeker.” De visser is er niet gerust op. Moeder Hedwighis geeft na de eerste schrik de doornatte Norbert aan haar dienstmaagd mee voor droge kleren. Ze hoort het wonderbaarlijke voorval op de Niers van de visser en het meisje aan. Zij bindt beiden op het hart het voorval niet door te vertellen. Zij bewaart de gebeurtenis in haar hart.

Beeldje
Hedwighis dankt de visser uit de grond van haar hart voor de redding, neemt hem mee naar het kapelletje en schenkt hem het Mariabeeldje dat daar staat. Hij moet het thuis zorgvuldig bewaren als schutsbeeld bij nacht en ontij vissen op de Niers.

Nawoord
Maarten heeft het beeldje zorgvuldig bewaard en doorgegeven aan zijn zoon toen die de visrechten op de Niers overnam. Toen de zoon naar de herkomst van het beeldje vroeg, vertelde de bejaarde visser het miraculeuze gebeuren op de Niers.
Sindsdien ging het beeldje met het verhaal generaties lang van beroepsvisser naar zijn opvolger. Eeuwen later gaf een oude Niersvisser zonder opvolger het beeldje aan de pastoor van Gennep. Deze bewaarde het in de pastorie. In 1597 ging tijdens ‘de grote brand' de pastorie met de hele inhoud aan documenten en voorwerpen in vlammen op. Het verhaal van de jonge Norbert in de Niers werd echter steeds doorverteld.

Afb. Foto van de Morbertijnen rond het Genneperhuis (aug. 2018)

Bij het zien van een foto van Norbertijnen en Norbertinessen rond de geboorteplek van hun stichter nabij de Maas en Niers (augustus 2018) herinnerde ik mij dat verhaal. Meer dan zestig jaar geleden gehoord van de laatste beroepsvisser op de Niers. Ik geef u het verhaal in de historische context door.

 

Verwoestende brand legt Gennepse Martinuskerk in de as

Op 15 april 2019 werd de wereld opgeschrikt door een grote brand in de Notre Dame in Parijs, die zeer grote schade aan de kathedraal veroorzaakte. 6 eeuwen daarvoor, aan het begin van de 15e eeuw zo rond 1420 verwoestte een brand de Martinuskerk in Gennep.De„Neerlandia Catholica” vehaalt dat de kerk in de 15 de eeuw was verbrand en weer herbouwd. Het exacte jaartal is onbekend, maar omdat de grote luidklok van de Martinuskerk van 1434 dateert is het aannemelijk dat die gegoten werd voor een nieuw gebouwde toren, die tenslotte tot 1869 dienst bleef doen.

 
De brand in de Notre Dame op 15 april 2019
 
6 eeuwen daarvoor (rond 1420 is de aanname) stond de Martinuskerk in Gennep in lichterlaaie. De kerk had er in die vorm waarschijnlijk ruim 100 jaar gestaan. Het electriciteitshuisje stond er toen natuurlijk nog niet, maar heb ik erbij gezet ter orientatie. We weten uit de "Neerlandia Catholica" dat de kerk in de 15e eeuw is afgebrand. De grote luidklok dateert van 1434 en moet van na de brand zijn. Vandaar dat we kunnen afleiden dat de brand daarvoor en dus vermoedelijk rond 1420 moet zijn geweest.

Meer dan 400 brandweermensen bestreden de brand in de Notre Dame, met hoogwerkers, waterkanonnen en er werd zelfs gesuggereerd om blusvliegtuigen in te zetten. Niets van dat alles 6 eeuwen geleden bij de brand van de Martinuskerk. Er bestonden nog geen pompen en ook geen brandweer.

Van de burgers werd verwacht dat ze kwamen helpen. Water moest gehaald worden met leren emmers, die men in een rijtje door gaf. Het water werd gehaald uit de gracht naast de kerk. Men liet de leren brandemmers aan een touw zakken tot deze vol waren. Maar ook werd water gehaald uit de Niers. De 100 jaar daarvoor gebouwde stadsmuren vormen nu een belemmering om het water via de kortste weg uit de Niers te halen. De stadsmuren verhinderden dat en men moest naar de Nierspoort om bij het water te kunnen. Bij dergelijk gebrek aan middelen was de kans op een succesvolle blussing dan ook heel klein. Dat was normaal in die tijd. Uit laten branden en proberen te zorgen dat een brand niet overslaat op de naastgelegen bebouwing.

leren waterzak /emmer voor brandblussing

Gelukkig stond andere bebouwing ver weg, zodat er weinig gevaar was voor de overslag van de brand naar andere gebouwen. Dat zou wel het probleem worden in 1597 toen een grote stadsbrand het grootste gedeelte van Gennep in de as legde, maar niet de Martinuskerk.

Bij de brand van de Martinuskerk stonden de gebouwen aan de noordzijde van de kerk, bij de stadsmuur het meest dichtbij. Daar stond onder andere in de noord-oosthoek van de stad het bolwerk, waarvan de kruisgewelven en funderingen recent werden aangetroffen bij de vernieuwing van de stadsmuur op het kerkhof hield stand.

de in 2003 blootgelegde gewelven van het voormalige bolwerk

Hoe de brand ontstaan is, is onbekend. Blikseminslag?, een omgevallen godslamp of andere olielamp?, of een andere oorzaak?

Maar laten we eerst terug gaan in de tijd, waarom op deze plek een kerk gebouwd is...

De Martinuskerk stond naar schatting al 7 eeuwen op die plek.

Rond het begin van de jaartelling zag het landschap, waar nu Gennep ligt, er uit zoals links op de afbeelding. Een rivierplateau met stuifduinen tussen Maas en Niers en bij een doorwaadbare plaats in de Niers. Een prima vestigingsplaats voor mensen. Dichtbij water, op een hoogte en beschermd door het water. Het water dat voedsel verschafte, want zeker de Niers zat vol met vis. Vondsten uit de bronstijd en ijzertijd aangetroffen bij archeologische opgravingen laten zien dat mensen deze plek al vroeg gevonden hebben.

Toen in 1953, na de 2e wereldoorlog de huidige Martinuskerk gebouwd werd in de Blaotenkamp werden restanten gevonden van een Romeinse begraafplaats (nummer 1 op de afbeelding hierboven). Er werd veel Romeins aardewerk gevonden bij het uitgraven van de fundering. Een aantal van deze vondsten zijn anno 2019 nog te zien in museum de Crypte. Op de foto rechts een foto van een aantal van de vondsten. Deze begraafplaats is volgens de archeologen in gebruik geweest van ca 85 jr na Christus tot ca 225jr na Christus. Die datering werd gedaan aan de hand van voorwerpen en sieraden, die de doden in hun graf hadden meegekregen. Ook werd een vloertje van maaskeien aangetroffen.

 

 

 

Het zou logisch zijn dat dergelijke begraafplaats in de buurt van een nederzetting moet hebben gelegen. Of dit in de huidige oude kern geweest zal zijn? Maar wat is er na 225 na Christus gebeurd, toen er op die plek blijkbaar geen begravingen meer plaats vonden?

In het voorjaar van 1994 werd bij archeologisch onderzoek van een groot bouwterrein tussen het toenmalige bejaardenhuis en de Touwslagersgroes (nummer 2 op de eerdere situatietekening) opnieuw een begraafplaats gevonden. Archeologen concludeerden dat die begraafplaats waarschijnlijk tussen 400 na Christus en 700 na Christus in gebruik is geweest. Geheel rechts een aantal foto's uit 1994. De begraafplaats was blijkbaar verplaatst. Hieronder staan afbeeldingen van een aantal vondsten bij die opgravingen.

opgravingen Gennep west in 1994

Recente hoogtekaart van de omgeving waar de vorm die lijkt te wijzen op een romeins legerkamp te zien is.

In 1989 startte een groot onderzoek aan de Stamelberg/Maaskemp dat een voor Nederland unieke Frankische nederzetting bloot legde. Uit de vondsten en het onderzoek concludeerde men dat die nederzetting rond 375 na Christus gesticht zou moeten zijn. Er waren bouwwerken van 20 tot wel 60m lengte. Aardewerkvondsten dateren tot voorbij 600 na Christus. De locatie van deze nederzetting is bij nummer 3 op de eerder situatietekening. Nummer 3a geeft overigens de plaats aan waar op recente hoogtefoto's een duidelijk vierkant te herkennen is, hetgeen zou kunnen wijzen op de locatie van een Romeins castellum. Ook zijn er vermoedens over een Romeinse wachttoren die op de plek van het Genneperhuis gestaan zou hebben. Daar zijn Romeins tufsteen, Romeinse pannen en ander materiaal gevonden.

In 1993 werden bij opgravingen bij het Melkstraatje (nummer 4 op de plattegrond) bebouwingsresten gevonden, die gedateerd werden vanaf 500-600 na Christus tot wel 1200 na Christus.

De asterix op de plattegrond markeert de plek van de oude Martinuskerk. Het lijkt een volstrekt logische plek ook, want dicht bij een nederzetting. Helaas weten we weinig over eventuele bewoninging van de huidige oude kern zelf in de Romeinse tijd en daarna.

Het Katholieke geloof werd door de Romeinen naar onze streken gebracht, maar kwam pas echt goed op gang toen Clovis, koning van de Franken (466-511) zich liet bekeren tot het Christendom. Dat was het begin van het bouwen van steeds meer kerken. Rond 690 na Christus kwam Willibrord (± 658-739) die afkomstig was uit Northumberland naar de Lage Landen. In 695 werd hij in Rome door de paus gewijd tot aartsbisschop van de Friezen, met de opdracht onder dit heidense volk het geloof te prediken. Rond 700 na Christus was er verder Lambertus (ca 650-705 nC) bisschop van Maastricht die vele kerken langs de Maas heeft opgericht.

 

Of Willibrord of Lambertus bij de Martinuskerk betrokken zijn geweest zijn hooguit mogelijkheden of vermoedens en met de huidige kennis niet aantoonbaar. Door wie en wanneer precies de eerste parochie werd opgericht en een kerkje gebouwd is daarom onduidelijk en in nog de mist van het verleden verborgen. Rond 700 zal een rechthoekig paalkerkje het begin van de latere Martinuskerk zijn geweest. Deze paalresten zijn gevonden bij de opgravingen bij de sloop van de oude Martinuskerk in 1948, nadat de kerk door de gevechtshandelingen van WOII zwaar beschadigd was. Begin van de 8e eeuw is in een aantal geschriften gesuggereerd en gezien de voorgeschiedenis van bewoning in en rond die plek lijkt dat niet onaannemelijk. Wellicht is de begraafplaats bij dat kerkje een indicatie als vervolg op de begraafplaats in Gennep West. Na de bekering tot het Katholieke geloof wilde men immers bij de kerk begraven worden, omdat men die zag als poort naar de hemel.

Uit de opgravingen in 1948 onder leiding van Glasema kunnen we veel opmaken, omdat de funderingen werden blootgelegd, die de geschiedenis van de oude Martinuskerk in de verschillende eeuwen "vertellen". Glasema c.s. constateerde dat de eerste vorm een eenvoudig rechthoekig zaalkerkje moet zijn geweest. In eerste instantie was dit een houten paalkerkje want de paalresten zijn terug gevonden.

Het rechthoekig paalkerkje had waarschijnlijk een afmeting van 6,5m bij 10,5m en werd later vervangen door een stenen zaalkerkje met globaal dezelfde afmetingen. De muren waren 50cm dik. De fundering werd gemaakt van maaskeien. Zie de foto rechts die in 1948 bij die opgravingen gemaakt is.

Daarna vergrootte men het zaalkerkje met een priesterkoor dat globaal 4 bij 4 meter inwendig bedroeg. Weer later werd dat priesterkoor nogmaals vergroot tot de volle breedte van de zaal van het kerkje en met een nieuwe diepte van 6 meter.

Tussen 1200 en 1250 werd baksteen ge-herintroduceed in Nederland door de kloosters (daarom ook de naam "kloostermoppen"). In deze streken, waar natuursteen schaars is, bood baksteen enorme mogelijkheden om te bouwen. Dat gebeurde ook in Gennep, maar nog niet voor gewone woningen. Dat moest Gennep tot schade en schande ondervinden bij de grote stadsbrand van 1597. Stadsmuren en belangrijke gebouwen zoals kerken werden vanaf die tijd gemaakt van baksteen metselwerk en afgedekt met pannen in plaats van met stro. Tot die tijd moest men voor steenachtige materialen ver zoeken. Tufsteen kwam bijvoorbeeld uit de Eiffel. We zien dit baksteen-werk terug komen in de oude Martinuskerk.

Rond 1300 na Christus had Gennep stadsrechten en kreeg het ook een stadsmuur (van bakstenen). Ook de Martinsukerk werk weer verder uitgebreid. Er werd aan de zuidkant een beuk bijgebouwd en het priesterkoor weer verder vergroot tot de vorm die het had bij de brand begin 15e eeuw. En dan zijn we weer bij die brand nu 6 eeuwen geleden aangekomen.

We kunnen uit de funderingsresten, die gevonden zijn bij de opgravingen in 1948, opmaken, dat de kerk er voor de brand als op de tekening rechts-boven uitgezien moet hebben. (al of niet met een toren. dat weten we niet). Nadat de brand uitgedoofd was kon de schade worden opgemaakt en dat was niet positief. Men besloot om op de oude fundamenten de kerk helemaal opnieuw op te bouwen, maar de kerk dan meteen ook groter te maken en bovendien een klokketoren te bouwen.

Er werd nu ook een zijbeuk aan de noordzijde gebouwd en het koor werd verder vergroot. De kerk zag er na de herbouw na de brand uit als op de tekening rechts-onder.

In 1434 was de herbouw gereed en kwam het sluitstuk. Er was nu een grote stevige klokkentoren en dus moest er een imposante luidklok gegoten worden.

Omdat Gennep een stad was, moest dat natuurlijk een imposante klok worden om de statuur van het stadje te benadrukken. Na een zoektocht werd een klokkengieter gevonden, die zijn intrek nam in Gennep. Het gieten van de klok moest ter plaatse gebeuren en zou enige maanden in beslag nemen.

de grote luidklok van de Martinuskerk, die anno 2019 nog in de toren van de huidige Martinuskerk hangt en waarschijnlijk het oudste nog in gebruik zijnde stuk in Gennep is

Na het gieten werd de klok in de klokkentoren van de nieuwe Martinuskerk gehesen en voor de 1e keer geluid. Het moet zonder twijfel een gebeurtenis van jewelste geweest zijn in die tijd.

Op de foto links zien we die grote zware luidklok hangen in de toren van de huidige (2019) Martinuskerk, geflankeerd door de 2 kleinere klokken uit respectievelijk 1662 en 1666 en die ook gegoten zijn naar aanleiding van een bijzonder voorval. Maar dat is weer een ander verhaal.

 

in deze plattegrond van die nieuwe Martinuskerk in 1434heb ik ingetekend wat de afmetingen en vormen van de afgebrande kerk waren.

Wie woont waar in 1562

Wiel van Dinter

Vlucht
Aan een protestantse godsdienstvluchteling uit de 16 de eeuw hebben wij nu een nauwkeurig beeld van het stadje Gennep uit 1561/62 te danken. Al jaren was er toen in het katholieke, Spaanse Holland een meedogenloze vervolging van de ‘nieuwe godsdienst' aan de gang. Protestanten vluchtten onder meer naar het naburige hertogdom Kleef, waar de hertog protestanten gedoogde. De adellijke, Nijmeegse familie Van Randwick zocht eveneens de toevlucht in het Kleefse stadje Gennep, waar zij reeds uitgeweken familie en geloofsgenoten woonachtig wisten (1548).

Kroniek
De aristocratische familie Van Randwick vond snel zijn plek in de hoogste kringen van het ongeveer 600 inwoners tellend stadje. (Een van de drie kleinste plaatsjes met stadsrechten in het hertogdom). De familie was invloedrijk: Rutger van Randwick wordt in 1552 en 1558 al als burgemeester genoemd. Hertog Willem V benoemde Rutger hier tot burgemeester voor het leven. Gisbert van Randwick begon in de 60er jaren met het schrijven van een familiekroniek. Daarin komt ook de episode van het verblijf in Gennep voor. Hij schetst o.a. een nauwkeurig beeld van het stadje Gennep en de sociale geaardheid van de bevolking. Hij geeft in iedere straat huis voor huis aan de naam van het gezinshoofd en diens beroep of functie. Voorts of de woning al dan niet eigendom is.
Het feitenmateriaal daarvoor ontleent hij aan eigen waarneming en gedetailleerde feiten uit het burgemeesterschap van Rutger. Hij noemt dit hoofdstuk uit de kroniek:
“Notities betreffend de huizen der stad Gennep anno 1562 en de bewoners ervan”.

Lonenstein
Om de huizen te lokaliseren heeft Gisbert een plattegrond in gedachten. Hij ziet Gennep vóór zich binnen de stadsmuur met de drie stadspoorten. Hij situeert de huizen langs de linker- en rechterkant . En dat straat na straat van het stadje. Hij benoemt de straten met de naam van 1562:
1. Nyrstrait; 2.Die groete straet (Zandstraat); 3.langs de stadsmuur waar de molen op staat (Molenstraat); 4.Holtstrait; 5.Maistrait.
Deze 5 straten herkennen wij nu nog moeiteloos. Aan het stratenpatroon is dus eeuwenlang niets veranderd. De hedendaagse Molenstraat had in 1562 de huizen aan de zuidkant staan. Het was in 1562 de weg waarover de boerenkarren vanaf de Grotestraat (Zabdstraat) naar de windmolen reden. Deze korenmolen stond sinds ca. 1420 als restant van het gesloopte slot Lonenstein op de stadsmuur. Deze karweg liep dood aan de molen. Geen doorlopende verbinding naar de Nierwal.

Stadhuis
Die groete straet begon vanuit de (Zand)poort dwars door het stadje van zuid naar noord. De noordpunt mondde uit in de verbinding tussen Maas- en Niersstraat. Boven dat verbindingsstuk lag een open stadsdeel met her en der verspreid liggende huizen. De kroniekschrijver Gisbert begint deze 12 woningen apart te noemen, omdat ze geen straat vormen. Daarom missen we in de opsomming van Gisbert ook de Markt en de Kerkstraat. Het toenmalige stadhuis stond in Die groete straet ter hoogte van het oud-postkantoor. Het open noordelijk stadsdeel had aan de westkant de doelen = het oefenterrein voor de stadsschutterij. Dit schietterrein liep van de Maasstraat tot aan de noordelijke stadsmuur. In het oostelijk deel van het open gebied bevond zich de Martinuskerk met het kerkhof naar de Niersstraat gericht. Tegen het kerkhof lag de lagere school met de woning van meister Jan .

‘Kerkbuurt'
Gisbert van Randwick opent zijn huizenoverzicht met 12 huizen die blijkbaar niet aan een straat staan, maar verspreid over het noordelijk deel van het stadje liggen. Hij had ze kunnen samen noemen als “kerkbuurt”, want ook de Martinuskerk staat daar. Vervolgens vermeldt hij de huizen aan weerskanten van de 5 straten die Gennep in 1562 heeft: Nyrstrait noordkant 10 en -zuidkant 12; Groete straet -oost 33.; -westkant 26; Molenweg -zuid 17; Holtstrait -noordkant 4 en -zuidkant 6; Maistrait -noord 5 en -zuidkant 5. In totaal telt Gennep anno 1562 dus 130 wooneenheden. Daarbij komen dan nog (ongenoemd) gebouwen zoals de kerk, het stadhuis, de waag, de school en de korenmolen. Het valt op dat de oostzijde van de Grotestraat meer huizen telt dan de westkant. En dat terwijl de huizenrij oost door twee zijstraten onderbroken wordt. Een verklaring kan zijn, dat aan die westzijde het vrijstaand stadhuis een flink aantal strekkende meters van de rooilijn in beslag nam.

‘Grotepoort'
Kroniekschrijver Gisbert geeft in zijn notities 3 officiële toegangspoorten in de omringende stadsmuur aan: de Zand-, Maas- en Nierspoort. Omdat hij geen ‘Zandstraat' kende, zal die poort bij hem wel de ‘Grotepoort' geheten hebben. Deze poort is vandaag de dag na archeologisch onderzoek qua omvang met blinkende tegeltjes gemarkeerd in onze Zandstraat, ter hoogte van de Hema. De Zandpoort van 1562 uitlopend, had men de kans 3 richtingen op te gaan: naar links de “Gochse straat” op naar die stad (nu: Picardie). Rechtdoor ging men naar Heijen en verder ( door nu de Emmastraat). De derde weg, het ‘leuegpad” mondde hier uit. Het pad kwam vanaf het Maasveer, en liep buiten de stadsmuur om naar de Zandpoort buiten. Je omzeilde hier lopend het poortgeld aan de Maaspoort (nu de route: 't Straatje en links af de Brugstraat).

Maaspoort
In 1562 kon men van het hertogdom Brabant via het Oeffelts Maasveer in het hertogdom Kleef komen. Na betaling van het ‘poortgeld' had men toegang tot het stadje Gennep. Deze Maaspoort was een dubbele poort, omdat er voorheen een gracht met brug tussen gelegen had. De weg naar/van het veer was in slechte staat, omdat hij bijna ieder jaar bij hoogwater onder stond. (Gennep was geen havenstadje. Het was 25 minuten gaans naar de Maas.)

Prent van de Maaspoort gemaakt door Bulthuis in de 18e eeuw

Nierspoort
Dit poortgebouw stond vlakbij nu de ingang van de Nierssstraat. Buiten de poort lag de houten brug over de Niers. Links van de brug stond aan de stadszijde van de Niers de hertogelijke korenmolen op waterkracht. Daar tegenover werkte een walkmolen voor lakenfabricage. De weg uit de stad liep over ‘den dam' en voerde links door nu de Henacker dan wel de Koeweidestraat, en via de Bloemenstraat, naar Nijnegen. Er was een afsplitsing maar Ottersum (Kleineweg) en verderop de hoofdweg naar de hertogstad Kleef (via Horssestraat).

Prent van de Nierspoort gemaakt door Bulthuis in de 18e eeuw

Houtpoort
Er was nog een vierde, onofficiële, poort in de stadsmuur. Enkele tientallen meters stroomopwaarts de Niersbrug was een kleine poort in de stadsmuur voor het transport van boomstammen. Die werden vanuit het Rijkswald bij Kessel in de Niers gelegd. Bij de Niersbrug in Gennep trokken arbeiders de stammen uit het water en sleepten ze door het poortje naar de open plek in de dichtstbijzijnde straat . Die heette dan ook de Holtstrait Daar werden ze ter plekke gezaagd ( met handkracht !). De gezaagde stamdelen moesten direct worden weggevoerd (risico bij brand). Mensen konden ook gebruik maken van het poortje om vanuit de stad met een trekpontje over de Niers in de horsten ‘liesten' als veevoer te gaan snijden.

Tweedeling
In 1562 verdeelde Die groete straet het stadje Gennep duidelijk in twee woondelen. Door de ‘Grotepoort' Gennep binnen lopend had men aan de linkerhand de huizen van de Maaskant en rechts die aan de Nierskant. Eeuwenlang was dat zo geweest. De oudst bekende landweg uit het zuiden liep over de duinenrij naar de doorwaadbare plek in de Niers. In de Romeinse tijd vormde deze weg ter hoogte van nu de Markt een T-splitsing met de Romeinse weg van de Maas naar die doorwaadbare plaats. Verder naar het noorden gaand zou deze zuidweg vastgelopen zijn in het moerassige gebied bij het latere Genneperhuis.

Huizental
Het Ganapja van de Kelten veranderde langzaam in het Ganapi van de Romeinen. De vroegste bebouwing voltrok zich langs beide kanten van die weg over de maasduinenrug. In de Middeleeuwen ontstond zo de weg (straat) die de ommuurde woonplek Gennep in tweeën deelde . Qua oppervlak is het woongedeelte naar de Niers toe groter dan de Maaskant. In 1562 laat Gisbert van Randwick het verschil zien: aan de Maaskant 37 huizen, aan de Nierskant 81. (De 12 verspreid liggende huizen in de ‘Kerkbuurt' niet meegerekend.)

Poortwoning
Gisbert van Randwick noemt de drie officiële stadspoorten niet bij naam in zijn huizeninventaris. Maar ze tellen wel degelijk mee, omdat ze wooneenheden bevatten. In de Grotepoort noemt hij Peter Gijben in die port . Zijn beroep is kleermaker. In de Maaspoort wordt genoemd Jacob in die port. Hij heeft blijkbaar geen achternaam. Maar Gisbert voegt er aan toe: een dagloner. De Nierspoort heeft een dubbele woonunit. In het poortgebouw beneden woont de oude bottelier Heyn in die port . Boven huist Geert Schoemeker op die port . Zijn beroep blijkt uit zijn naam.

In beeld
Enkele namen lichten we nog uit de 130 hoofdbewoners. Burgemeester Rutger van Randwick (gereformeerd) woont met zijn gezin op de hoek van de Hout- en Zandstraat, nu locatie Zandstraat 2. Naast hem woont de Gennepse pastoor. Burgerlijke en religieuze gezagsdrager zin dus buren! De pastorie lag toen blijkbaar niet bij de kerk. De schout van Gennep, Jacob van Wijlaick , heeft zijn woning aan de Molenwqeg in het oudste huis van Gennep, een voornaam pand bij het in de 15 de eeuw gesloopte slot Lonenstein. Hedentendage noemen wij dat: het Pinakelhuis. In de Groete straet staat het huis van een belangrijke Gennepenaar: Engelbert Katz, de rentmeester (beheerder van hertogelijk vastgoed in Gennep).
Aan diezelfde Maaszijde staan in 1562 naast elkaar de woningen van drie schepenen midden in de straat. Stond hierbij het stadhuis van het middeleeuwse Gennep? In het huizenoverzicht worden 7 schepenen genoemd, die toen in functie (geweest) waren. Daarvan woonden er 6 in de Zandstraat en één in de Maasstraat.

1e bekende afbeelding van Gennep (vanaf zijde Ottersum) in beroemde stedenatlas van Braun-Hogenberg uit ca 1575. Gennep verscheen hier als 1 vd Europese steden

Ook in beeld
Het onderwijs aan de Gennepse jongens (!) werd gegeven door Meister Johan . Hij woonde in een stadswoning vlak bij de kerk (tevens organist). Hij blijkt ook gemeentesecretaris te zijn! In dat zelfde schaars bebouwde noordelijke deel van het stadje (‘kerkbuurt') staat ook de boerderij van Clais von Tempell, ackerman in de doelen. Op Zandstraat-west -dicht bij de Maasstraat- wordt de weerdt in het Sint Joosthaus genoemd. Is hier sprake van een herberg of gemeenschapshuis? In de Houtstraat-noord staat het gaisthaus met twee (bejaarde?) weduwnaars. Bij alle mannen die kroniekschrijver Gisbert noemt, valt één vrouw nauwelijks op. We bedoelen een zeer belangrijke vrouw in het stadje: Tryn Noyen, wyessmoder : de vroedvrouw. Zij woont ook op de Zandstraat-west, bijna op de hoek met de Maasstraat.

Voornamen
Als we in het Gennep van 1562 de namen van de gezinshoofden bekijken valt het op dat zo'n 30% alleen maar met voornaam vermeld staan. De meeste van die 30% worden door kroniekschrijver Gisbert genoteerd met voornaam + beroepsnaam: Derrick die Becker , Roeloiff die Cremer , Thomas die Metzeler , Jan die Smydt, Derrick die Tymmermann, Frensken die Snijer . Hadden zij geen achternaam of nam Gisbert de benaming uit de Gennepse volksmond over? Senioren uit onze 21 ste eeuw kennen in het Genneps die combinatie ook nog wel: Piet den Békker, Jöp de Smid en Jan Ôllie . Ook hebben de volgende gezinshoofden hun naam kennelijk te danken aan een uiterlijk kenmerk: Roden Tiss, Schelen Peter. Of aan de gestalte: die lange Jut (Judith, Jutta) . Deze vrouw was blijkbaar beduidend groter dan haarseksegenoten. En Jacob hierna kreeg zijn naam naar zijn woonplek: Jacob in die port. Bij meister Peter wist elke Gennepenaar dat de barbier (tevens dokter ?) bedoeld was. En Frerick in de Houtsttaat had van de kroniekschrijver geen nadere aanvulling nodig.

Achternamen
In 1562 heeft 70% van de Gennepse huiseigenaren/gezinshoofden bij de auteur Gisbert een voor- en achternaam. Hij noemt ook bij iedereen van hoog tot laag de voornaam. Het dragen van een achternaam was in hogere kringen belangrijk met het oog op bijv. erfeniszaken. Pas toen het centrale gezag zijn greep op de individuele burger wilde bestendigen, moest het onderscheid tussen de ene en de andere persoon onomstotelijk zijn (belastingen, dienstplicht). De achternaam werd in het hertogdom Kleef -en dus ook in Gennep- verplicht tijdens de bezetting door de Franse revolutionaire troepen (1794). In navolging van Frankrijk voerde de Franse bezetter hier een Burgerlijke Stand in. Elke inschrijving daar moest met voor- en achternaam geschieden. Tot dan toe bestonden er alleen kerkelijke geboorte-, huwelijk- en sterfregisters. Iedereen zonder achternaam werd dus op zeker moment gedwongen een achternaam op te geven. Daar ontstonden toen de meest wonderlijke achternamen (Naaktgeboren, Poepjes, Zonderland) .

Populair
In het Gennep anno 1562 wonen 12 weduwen zelfstandig door het stadje verspreid. Alleen in de Niersstraat toevallig geen.. Het getal 12 zal niet absoluut zijn geweest, want soms woonden weduwen met tweeën bij elkaar of bij kinderen in. In dit dozijn hebben allen een achternaam, behalve één: Joffer doctors weduwe. We krijgen nu wel een aantal laatmiddeleeuwse meisjesvoornamen: Gryyyen, Beel, Met, Jencken, Neel. Bekend in de oren klinken ons -afgezien van de schrijfwijze-: Truy, Lisbet, Lisken, Merry, Hanna, Styn . Bij de mannen zijn voornamen als Jan, Peter, Evert, Lambert, Heyn, Clais in 450 jaar niet veranderd. Anders kijken we tegen Thonnyss, Joryen, Goysen, Rickent, Aloiff aan. Als we de meest populaire jongensvoornamen uit het overzicht van Gisbert mogen afleiden, zijn dat Jan (14x), Peter (10x) en Derrick (9x). Bij de vrouwen is het aantal vermelde namen zo klein in het namenregister, dat we een populaire niet durven te noemen.
1e bekende plattegrond van Gennep. In 1731 werden Gennep en omgeving ingemeten en werden kadastrale kaarten gemaakt. De eerste kadastrale kaarten van het huidige Nederland

Beroepen
Omdat bij de hoofdbewoners van alle huizen ook hun beroep/functie staat, krijgen we een beeld van de werkzaamheden in een stadje als Gennep. Van burgemeester tot dagloner, van ambachtsman tot rentenier. We vinden er de bakker, smid, timmerman, kleer- en schoenmaker. We kunnen er de brouwer, herbergier, kuiper en molenaar plaatsen. De stadswacht, die na zonsondergang rondloopt om te controleren of alle bewoners de open vuren gedoofd hebben. En de stadsbode, die regelmatig met gemeentestukken naar de autoriteiten in Kleef loopt.

Heil
Voor het geestelijk heil heeft Gennep de pastoor. Merkwaardig is het, dat Gisbert diens naam Joannes Beyer niet vermeldt. Wel noteert hij in één adem heer Frans zonder verdere toevoeging. Was het een rondtrekkende dominee, die tijdelijk in Gennep verbleef? Een vaste dominee heeft Gennep dan (nog) niet. Het gering aantal protestanten wordt heimelijk bediend door een ambulante predikant, die diensten verzorgt bij een der gelovigen thuis.

Horeca
De barbier is tevens medicijnmeester. De vroedvrouw is het hele jaar door actief. De enige schoolmeester is er voor alle jongens die het schoolgeld hebben meegebracht. De koemeister (koeherer) gaat elke werkdag met de koeien uit de stadsboerderij (in de doelen) naar de hei. We zoeken tussen alle bewoners tevergeefs naar een beroepsvisser in het stadje. En ook de schilder en de pottenbakker wonen er (nog) niet. Woonden de pottenbakkers buiten de stad? In 1594 vinden we de eerste pottenbakker in het Gennepse archief vernoemd. Horeca en handelsactiviteiten blijken in 1562 uit de aanwezigheid van 2 brouwers, 4 kuipers, 3 herbergiers, , 6 kramers en 1 molenmeester. Voor handel binnen en buiten de stad zorgen ook de linnen- en lakenkoopman. Was Gennep zeer op zichzelf gericht? Een voerman vinden we in 1562 bij het overzicht niet. Door zijn ligging aan de uiterste grens van het hertogdom is het binnenlands handelsverkeer beperkt, dat met het buitenland (hertogdom Brabant en Gelre) door protectionisme geblokkeerd, en de concurrentiepositie ongunstig.

Ingekleurde gravure van Gennep, die zo'n 80 jaar later gemaakt is en was opgenomen in de atlas van Blaue. De gebeurtenis die aanleiding gaf voor deze gravure is de belegering en verovering van het Genneperhuis door Prins Frederik Hendrik in 1641

Hoe Gennep verging in de stadsbrand van 1597, maar weer verrees

door Wiel van Dinter

Na 1562
Het straten- en huizenoverzicht van Gisbert van Randwick uit 1562 (zie artikelenreeks Wie woont waar in Gennep in 1562 ) verandert in de jaren daarna nauwelijks qua omvang en structuur binnen de stadsmuren. In 1563 schudt heel Gennep op zijn grondvesten door een hevige, ‘n kwartier aanhoudende aardbeving. Het jaar 1589 brengt weer heel Gennep in beroering. Nu omdat de drost van Gennep, Diederik van Boetselaar, drost van Gennep, het vissen op de Niers tussen het Genneperhuis en de watermolen verbiedt. Hij ontneemt Gennep daarmee essentieel volksvoedsel. Burgemeester en schepenen klagen bij het hoge gerecht in Kleef en winnen de rechtzaak.

Oorlog
Er gaat een veel ernstigere zaak een rol spelen. De spanningen tussen het Spaanse bewind over de Noordelijke Nederlanden en de gereformeerde adel aldaar monden uit in een langdurige oorlog (1568-1648) . Het aangrenzend hertogdom Kleef (zonder krijgsmacht) moet toezien hoe de legers van beide oorlogvoerende partijen bij tijd en wijle door het Kleefse land trekken, steden en dorpen bezetten en de weerloze bevolking dwingen te fourageren. Het agrarische hertogdom Kleef mèt Gennep raakt verwikkeld in een oorlog, die niet de hunne is.
dit is een prent van Gennep Braun-Hogendorp uit de Atlas der steden van de wereld uit 1576. En dus een prent hoe Gennep er voor de stadsbrand uitgezien moet hebben.

Soldaten
Heeft Gennep april 1597 weer een doortrekkende legertroep te herbergen? We hebben er geen archiefstuk van. De bevolking is gewend na zonsondergang geen open vuur te branden. Maar een stadswacht staat machteloos tegen nonchalante, zorgeloze soldaten, die ook nog een andere taal spreken. En het kan in april 's nachts nog behoorlijk fris zijn.

Brand
We citeren hier pastoor-deken Chr. Creemers uit zijn boek “Bescheiden betreffende Gennep…” (1895): Anno 1597. Tusschen den 16 en 17 April des nachts ten twee ure brandde de stad bijna geheel af. Slechts tien huizen bleven gespaard. Het raadhuis met zijne inhoud was de prooi der vlammen geworden. Ook de pastorie en de boeken, schriften en aantekeningen van pastoor ab Ellen werden verbrand. '
Vuurstorm
De Gennepse deken haalt zijn kennis uit de inmiddels zoek geraakte parochiekroniek St.-Martinus door pastoor Emericus Krift (Gennep 1647-1695) . Als we het stratenpatroon en de huizen daar langs van 1562 in acht nemen, kan het bijna niet anders dan dat de tien overgebleven woningen de vrijstaande huizen in de buurt van de kerk (die ook gespaard bleef) zijn. In de vijf enge straten stonden de huizen dicht naast of tegen elkaar. Het merendeel was uit hout met leem opgetrokken en gedekt met stro of riet. De vuurstorm en vonkenregen deden in enkele uren hun verwoestend werk. In paniek vluchtte de bevolking de stad uit. In een paar uren verging Gennep in die aprilnacht.
In die tijd was er nog geen stromend water en waren er geen pompen. De enige manier om water te krijgen was door die met dit soort waterzakken uit de Niers en de gracht te halen en die dan via een menselijke ketting naar de brandhaarden te brengen. Een bijna hopeloze onderneming
De Martinuskerk overleefde als een van de weinige gebouwen de stadsbrand van 1597. 165 jaar eerder was de Martinuskerk al zelf het slachtoffer van een brand geweest, maar daarna groter dan ooit weer herbouwd en had de kerk ook een toren gekregen. In die toren werd een torenklok gehangen. Diezelfde torenklok hangt 6 eeuwen later in de huidige Martinuskerk aan de ZO Wal.

deel 2

Skelet

Vrijdagmorgen 18 apil 1597:de bewoners van het Genneperhuis staan op de wallen in de verte naar Gennep te staren. Een grote zwarte rookzuil hangt in de ochtendlucht. Gevluchte mannen kijken stom naar de plek, dte gisteren nog zo gewoon was. Vannacht is hun stadje Gennep veranderd in een skelet van smeulende puinhopen. Van bovenaf geven rokende, nabrandende rijen huizenresten de straatrichting aan. Hoe groter lattenstukken en half verkoolde balken, des te groter eens het huis. Hier het overgebleven restant van een herberg en de ruïne van het raadhuis, daar van de pastorie en het gasthuis… Zelfs de drie stadspoorten, waardoor mens en dier in paniek naar buiten gevlucht zijn, staan zwart geblakerd en half verkoold wagenwijd open.

Foto in 2021 van 1 van de weinige gebouwen, die de stadsbrand overleefde. In 2021 staat het gebouw bekend als het "oudste huis" met verwijzing naar de stadsbrand

Evacuatie
De regering in de hertogstad Kleef kreeg de onheilstijding dat Gennep in brand stond, in de ochtend. De totale bevolking moest opgevangen worden. Voor het landsbestuur was dit niet de eerste stadsbrand in het hertogdom. Voor zo ver de daklozen geen opvang vonden bij familie buiten Gennep werd een totale evacuatie voorbereid. Het Gennepse stadsbestuur installeerde zich in de gespaard gebleven huizen en trad via de drost op het Genneperhuis in overleg met de hoge regering in Kleef over de ruiming van de chaos en hoe nu verder.

Geestesziek
Burgemeester en schepenen kregen de eerste hulp van de drost op het Genneperhuis. Verder ging een ijlbode naar Kleef. Maar Gennep had de barre pech dat in Kleef geen krachtdadig bestuur zetelde. De Kleefse hertog Johan Wilhelm was in de loop der jaren geestesziek en bestuursonbekwaam geworden. In 1590 hadden medici hem zelfs een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving verklaard. Hij was ontwapend en in quarantaine geplaatst. Bestuurszaken kwamen in handen van elkaar beconcurrerende raadsheren.
Johan Willem van Gulik-Berg-Kleef 1562-1609

Geldnood
De rooftochten van de doortrekkende buitenlandse legers vergrootten de chaos in het Kleefse landsbestuur, dat zelf in financiële nood geraakte. Centraal bestuur functioneerde nauwelijks nog. Stad en dorp waren door de vreemde legers steeds meer op zichzelf aangewezen.. De Gennepse stadsbrand was op een allerongelukkigst tijdstip gekomen.

Collecte
Het Kleefs landsbestuur deed een beroep op het solidariteitsgevoel van alle burgers in het hertogdom. Stort een bijdrage tijdens een verplichte collecte ten bate van de zwaar getroffen Gennepenaren. De gezamenlijke opbrengst in deze precaire tijd is in de archieven niet terug te vinden. Ook het Genneps stadsarchief heeft na de stadsbrand pas in 1603 een eerste document. Geldelijke steun vanuit de hoge regering zelf kon men rond de eeuwwisseling vergeten. Krachtig beleid met een geesteszwakke hertog bestond niet. Hulp kwam er in natura: in overleg met de houtvester kreeg Gennep bomen ut het Kleefse bos (Rijkswald) voor de wederopbouw.
het hertogdom rond 1600

deel 3

Na de brand
Na de totale leegstroom van Gennep bij de stadsbrand van 1597 namen de achtergebleven leden van het stadsbestuur –zoals we zagen- intrek in de gespaard gebleven tien huizen in de nabijheid van  de kerk (‘de kerkbuurt'). De drost op het Genneperhuis leverde een tiental soldaten, die dag en nacht de wacht betrokken bij de openstaande stadspoorten tegen ongewenste ‘bezoekers'. Landsdelen in de omgeving zorgden voor proviand. Kruisheren uit St-Agatha staken de Maas over voor het geestelijk heil van het groepje achterblijvers.

Herbouw
Na enkele weken kwamen er mannen terug van hun evacuatieplaats om te zien wat er van hun huis was overgebleven. Op last van de bewaking meldden zij zich bij de burgemeester en kregen ze toestemming uit de puinhoop van hun huis alles te verzamelen wat nog bruikbaar was. Ze overnachtten in tenten buiten de stad of bij boeren in de omtrek. In opdracht van de burgemeester moesten ze zich ook een dagdeel beschikbaar houden voor het begaanbaar maken van de straten in de stad. Zo werd er enkele weken na het grote vuur gesproken over plannen van wederopbouw.
kaart van de situatie: Hertogdom Kleef, Spaans gebied (Brabant) en Geldern
Oorlog
Ondertussen ging de strijd tussen de Republiek en Spanje door. En bleef het Hertogdom tussen Wesel en Mook het strijdtoneel. Legers van beide partijen trokken door het gebied, bezetten steden en dorpen, en wachtten dan de reactie van de tegenpartij af. Beheersing van de belangrijke verkeersader de Maas was een focus in die strijd. Het Genneperhuis met Gennep daaraan verbonden bleek een voorname factor in de oorlogsstrategie. In 1598 en 1599 verschenen er zowel Staatse als Spaanse legreenheden in deze streek en lag het prille bein van het opbouwwerk in Gnnep maandenlang stil. In 1602 -vijf jaar na de stadsbrand- verscheen prins Maurits in het afgebrande Gennep, het Genneperhuis en de omgeving. De wederopbouw vorderde zo uiterst traag.
kaart van de situatie in 1597
Prins Maurits

Bouwmateriaal
In de jaren na de grote brand verrezen er geleidelijk aan weer houten huizen op de van puin vrijgemaakte  plekken langs de straat. Alleen de voornaamste huizen waren van steen. Stenen werden buiten de stad op meerdere plaatsen gebakken. Het cement was duur en kwam in houten tonnen per kar uit Nijmegen. Ook lood kwam van buiten Gennep.  Het voornaamste bouwmateriaal was toch hout. Dat kwam uit het waldt (Rijkswald). Het landsbestuur in Kleef had het   Genneps stadsbestuur na de Grote Brand toestemming verleend hout uit het Kleefs bos te halen voor de wederopbouw. Uit het eerste bewaard gebleven financieel jaarverslag van de stad Gennep na de brand kunnen we opmaken hoe dat verliep.

Hout
De burgemeester diende een schriftelijk verzoek om hout in. De stadsbode liep net die brief naar Kleef. Hij kwam de volgende dag terug in Gennep met de toestemming en de boodschap dat het stadsbestuur zich moest wenden tot de houtvester. In een onderhoud in de herberg Bossmans met deze ambtenaar kwam de stadsdelegatie overeen hoeveel ‘slagen' hout deze keer nodig waren. Onder het genot van bier en wijn (voor rekening van Gennep) werd men het eens. Men liep het bos in. Daar werden de bomen voor Gennep uitgekozen en gemerkt. Tegen de avond reden de Gennepenaren met de koets terug naar huis.

Kleefs gebaar
Nu gingen de houthakkers aan het werk. Zij hakten de bomen om en zorgden dat de bomen verwerkt werden tot vervoerbare delen bij de brandgang. Een stadsdelegatiekwam de slagen hout controleren en fêteerden de houtkakkers gul op bier bij Bossmans. Ettelijke voerlui kwamen in actie om het hout in Gennep te krijgen. De transsportkosten bedroegen vele  guldens . En het nodige bier. Gratis was dit hertogelijk gebaar dus geenszins!

deel 4

Inkomsten
Het stadsbestuur van het platgebrand Gennep moest veel bouwkosten zelf financieren ondanks vele hulp van buiten. We zagen, dat alleen de bijna maandelijkse houttransporten handen vol geld kostten. De stad had -zo blijkt ui de reeds aangehaalde jaarrekening 1603- ondanks alles toch ook nog vaste inkomsten. Zo moest het landverkeer altijd door het stadje, en bracht daardoor 'poortgeld' op. Verder waren er inkomsten door pachtgelden, belastingen en accijnzen. Ook het kopen van burgerschap door nieuw inwoners en de waag (weeggeld) genereerden geld. Ten slotte leende de stad geld bij adellijke huizen in de omtrek en gemeenten in het Brabantse (Boxmeer).

Bouwstop
De voortgaande oorlogstijd veroorzaakte steeds weer stilstand in de herbouw. Arbeiders uit de regio bleven soms wekenlang weg van de bouw, omdat de wegen onveilig waren en aanvoer van bouwmateriaal stokte. Het aantal bouwvallen langs de straten nam dus daardoor maar zeer langzaam af. Mensen besloten niet meer naar Gennep terug te keren of hadden geen geld om een schamel optrekje te realiseren.

Populair
De hertogelijke bestuurscrisis duurde voort tot 1609, toen hertog Johan Willem zonder opvolger stierf. Drie zwagers maakten aanspraak op de erfenis, onder wie de zwaargewicht Johan Sigismind, de keurvorst van Brandenburg. Deze eigende zich het hertogelijk deel Kleef (met Gennep) toe. Hij hield van aanpakken. Al voor een definitieve erfdeling liet hij zijn wapen op de stadspoort van Gennep bevestigen. Gennep maakte meteen van de gelegenheid gebruik en riep bij de keurvorst de hulp in om na 13 jaar een nieuw raadhuis te krijgen. De keurvorst zag een mooie gelegenheid populariteit te winnen.
Johan Sigismind
Grunewald

Creatief
Keurvorst Johan Sigismund gaf het Kleefs bestuur opdracht een bouwmeester voor te dagen. De keuze viel op de reeds bekende Willem van Bommel uit Emmerik. Deze had zijn sporen al verdiend in Keppel, 's-Heerenberg en Venlo. Hij toog in 1610 via Goch naar Gennep en kwam over de Goghse straet (later: Picardie) bij de Sandtporten. In de poort bleef hij staan en keek de lange Zandstraat door met links en rechts nog open plekken tussen de nieuwe huizen. Ginds aan het einde van de straat zag hij een grote open ruimte met rechts de kerk en enkele verspreid liggende oude huizen. Daarachter de stadsmuur. Zijn creatieve geest zag meteen de ideale bouwplek voor het nieuwe ‘huis der stad'.

Zicht-as
Hij liep opmerkzaam rondkijkend de Zandstraat in met op de open plekken nog de sporen van de fatale brand. Links midden in de straat de grote open ruimte met de nog aanwezige overblijfselen van het oude raadhuis. Aan het einde van de straat stond Van Bommel peinzend stil. Hij keek om en zag in de verte de Zandpoort. Ja, hij stond hier voor de ideale plek van bet toekomstig raadhuis. Het gebouw met daarvoor het marktplein was de afsluiting van de zichtas. Wie door de belangrijke Zandpoort Gennep binnenkwam, zag meteen het voornaamste gebouw, het centrum van de macht.

Schets
Willem van Bommerl maakte zijn opwachting bij het stadsbestuur op de hoek van de Niersstraat. Tijdens het gesprek liet hij de bestuurders tekeningen zien van zijn gerealiseerde gebouwen. Hij schetste voor de heren zijn eerste ideeën voor Gennep: de situatieschets van de Zandstraat met het nieuwe gebouw en plein daarvoor. Hij tekende rechts van het raadhuis een nieuwe weg naar de kerk, en links een nieuwe weg naar de schuttersdoelen. Burgemeester Gerrit van Sambeck, rentmeester Jacob van Langen en de andere schepen enraadslieden waren enthousiast. De rentmeester vroeg om een kostenplan. De bouwmeester zou binnenkort met gedetailleerde plannen terugkomen. De stadsbode liep die week nog met een verslag van het onderhoud naar het landsbestuur in Kleef.

Zie voor bouw vh stadhuis:
W.S. van Dinter, Het stadhuis van Gennep door de eeuwen heen. Gennep 1998.

tekening van Jan de Beijer uit 1741 van het eveneens door Willem van Bommel ontworpen stadhuis van Venlo
Slot

Conflicten
Toen bouwmeester Willem van Bommel zijn bouwplannen ontvouwde, was de strijd om de erfenis van de laatste hertog van Kleef op diplomatiek terrein nog in volle gang. De keurvorst van Brandenburg hield zijn claim op het Kleefse gebied stevig in handen. Bij de eerste overeenkomst (Verdrag van Xanten, 1614) behield hij vooralsnog zeggingschap over het Kleefse gebied. Het stadsbestuur van Gennep moest zich voor alle hulp en steun tot deze niet onwelwillende keurvorst in Berlijn wenden. Ook de oorlog tussen de Republiek en Spanje ging ondertussen onverminderd door. De Republiek (de Oranjes) had in de keurvorst door familiebanden een sterke bondgenoot. Prins Maurits kon zich nu met zijn legers legitiem – zij het tegen betaling!- door het hertogdom Kleef bewegen. Voor de bewoners bleven het soldatenlegers, die zij moesten herbergen en voeden.

Vertraging
De bouw van he nieuwe raadhuis begon dus in een tijd met onvoorspelbare oorlogshandelingen en troepenbewegingen tussen Spaanse en Staatse legereenheden. De aanvoer van bouwmaterialen was altijd onzeker. Wat over de Rijn Gennep als eindbestemming had, moest over de weg naar Gennep; en had vaak te lijden van overvallen door groepjes gedeserteerde/ontslagen soldaten, die losgeld eisten. Ook verkeer over de Maas kon weken lang stil liggen door een militaire schipbrug over de rivier. Zo bezette prins Maurits in 1614 het (Kleefse) Genneprhuis om het Maasverkeer voor de Spanjaarden in Venlo te ontregelen. Aanvoer voor de raadhuisbouw uit Z. Limburg en België (stenen, kalk, kolen) was daardoor maanden geblokkeerd.

Beeltenis
Geen wonder dat de bouw met horten en stoten vorderde en het gebouw pas omstreeks 1617 klaar was. Dan wordt pas een lijst besteld voor een beeltenis van keurvorst Johan Sigismund van Brandenburg, die de in gebruikname van de ‘raadskamer' zal symboliseren. Gennep is dan een gebouw van grootse allure rijk, dat tè groots en geldverslindend voor de enkele honderden inwoners zal blijken te zijn. Nog te veel open gaten langs de straten herinneren aan die nacht in april 1597. Maar Gennep is trots op zijn nieuwe hart met links en rechts een nieuwe straat, waar langzaam aan nieuwe huizen verrijzen.
prent van Jan de Beijer (1741). Inmiddels was ook de NH kerk gebouwd, zodat het aanzicht van Gennep vanaf het midden van de 17e eeuw gekarakteriseerd wordt door de 3 torens. Martinuskerk, stadhuis en NH kerk

Nieuw
De Groete straet van 1562 kreeg geleidelijk een nieuw aanzicht, met huizen van steen, en een moderne naam: Sandtstrait . De straat mondde immers uit op het hoogste punt van de stad met altijd al de naam tSandt . De naam voor de nieuw aangelegde verbinding naar de St-Martinuskerk lag voor de hand: Kerckstraet . Het stadsbestuur had daar direct de nieuwe Waegh gepland. Met steun van Kleef verscheen het nieuwe gasthuis op de oude plek in de Holtstraet. Door gebrek aan bouwmateriaal duurde het meer dan 15 jaar voordat de door het vuur geteisterde stadspoorten weer bewoonbaar waren.

Eerste fase
In september 1614 brak in de Molenstraat opnieuw brand uit. Ee aantal nieuwe woningen aan de oostkant van de Zandstraat ging in vlammen op. Stopte een nog braak liggend deel van de straat het vuur vanzelf ? Wederom konden burgers opnieuw beginnen. En dat bij de vele open percelen, waarvan de eigenaars de herbouwkosten nog niet bijeen hadden. Maar toen het nieuwe raadhuis van Gennep in gebruik kwam, gaf dat een blijvende stimulans tot volledige wederopbouw van het nieuwe Gennep.
1758: Oudst bekende gravure van het stadhuis. Ets van P van Liender naar een tekening van Jan de Beijer uit 1641. Deze tekening wijkt iets af van de gravure en is inmiddels in Gennep's bezit

Einde

Gennep 50 jaar zonder pastorie!

door Wiel van Dinter (mei 2021)

Na de Stadsbrand
Donderdag 17 april 1597 werd een gedenkwaardige datum in de historie van Gennep. Een enorme vuurzee veegde het stadje in enkele uren van de kaart. De stadsbrand spaarde de middeleeuwse kerk, omdat die -ver genoeg van de huizenrijen verwijderd- bij de noordelijke stadsmuur stond. Ook een tiental vrijstaande woningen, verspreid in de buurt van de kerk, ontsnapte aan de gretige vlammentongen.
Zeven- à achthonderd inwoners hadden na die nacht geen dak meer boven hun hoofd. Ze werden door de hoge regering te Kleef geëvacueerd. Achter bleven leden van het stadsbestuur, die zich vestigden in enkele van de gespaard gebleven huizen. Het stenen koopmanshuis op de hoek van de Niersstraat (?) werd rookvrij gemaakt en ingericht als noodraadhuis.

Toevlucht
Deken Chr. Creemers ( Bescheiden betreffende Gennep…, 1895 ) put voor het volgende relaas uit de parochiekroniek van pastoor Em. Krift (1647-1695 in Gennep). De bejaarde en ziekelijke pastoor ab Ellen in de pastorie aan de Zandstraat zag in het holst van die nacht de muur van vuur snel naderbij komen. Hij vluchtte met de panische stroom mensen de Maaspoort uit en liep mee naar het Genneperhuis. Hij werd opgevangen in een van de boerderijen bij het slot. Van de ene dag op de andere was hij een parochieherder zonder kudde en stal geworden. Hij trekt niet met de evacuees mee, maar vindt toevlucht in een klooster te Kleef. Hij zal niet meer terugkeren naar zijn parochie in Gennep; hij sterft in de hertogstad in 1602.

Onderdak
De St-Martinusparochie in het verbrande Gennep telt na 17 april 1597 nog slechts een handjevol leden zonder pastoor. Dit aantal groeit minimaal met terugkerende mannen, die van de burgemeester toestemming krijgen het plat gebrande Gennep binnen te komen om mee te helpen met puinruimen. Het aantal parochianen stijgt verder, wanneer de eerste gezinnen weer hun nieuwe woning kunnen betrekken. Als in 1602 pastoor ab Ellen overleden is, krijgt Gennep een nieuwe pastoor. Een zielenherder zonder pastorie! Een kerkbestuur is er dan nog niet. Geld evenmin. Bediening geschiedt vanuit het Kruisherenklooster in St-Agatha, waar de nieuw benoemde Gennepse pastoor onderdak heeft gevonden.

Bestuursklimaat
Weken, maanden, jaren gaan voorbij. Binnen de stadsmuren van Gennep doen de straten steeds meer hun naam eer aan. Langzaam worden aanwezige puinhopen opgeruimd en open plekken dicht gebouwd. Vier elkaar opvolgende pastoors na pastoor ab Ellen (1602-1647) hebben het moeilijk te Gennep in wederopbouw. De kerkenraad (kerkmeesters) is onderbezet, de jaarrekeningen worden jaar na jaar niet opgemaakt en/of gecontroleerd. Er is geen overzicht van de parochiële financiën. Vanuit het klooster St-Agatha een parochie ‘op afstand' besturen is onmogelijk. Vanaf 1609 voert de gereformeerde keurvorst van Brandenburg het landsbestuur in Kleef. De gemeentelijke overheid in Gennep is ook gereformeerd dominant. Dat heeft het katholieke kerkbestuur ook nog nooit meegemaakt. Het bestuursklimaat is ingrijpend veranderd.

Em. Krift
In 1647 krijgt Gennep de vijfde pastoor na de stadsbrand. Het is Emericus Krift, geboren in Boxmeer (1612), een man uit de streek. Priester gewijd in Keulen, wordt hij in 1642 benoemd tot pastoor in Heijen. Energiek man als hij is, ziet hij vanuit dit dorpje met verbazing hoe een half uur gaans vandaar een parochie bijna stuurloos voort dobbert. Wanneer hij in 1647 pastoor van de St-Martinusparochie te Gennep wordt, is hij vast besloten in zijn parochie te gaan wonen en niet het St-Agatha-klooster als zijn pastorie re accepteren. Nu de stad Gennep weer opgebouwd is, acht hij het zijn door God gegeven opdracht de parochie van de grond af aan op te bouwen. Zijn eerste daad: het pastoraat van Gennep weer in Gennep verankeren, los van de Kruisheren in St-Agatha.

Kerkmeesters
Pastoor Krifts uitgangspunt: de parochianen laten meebeslissen en -besturen door de heroprichting van een krachtig werkende kerckenraedt , die mede leiding gaat geven aan de parochie. Naast hem als voorzitter vraagt pastoor Krift een drietal prominente parochianen als kerkmeesters. Rudolph Vogelvangers (gefortuneerd burger), Jan Martens (penningmeester) en Theodorus Gosemans treden toe, (burgemeester en jurist) treden toe.

Dit schilderij van pastoor Krift hangt momenteel in het pastoriezaaltje van de Martinusparochie in Gennep. Pastoor Krift was ook verantwoordelijk voor de wederopbouw van de Martinuskerk toen die in 1648 grotendeels instortte en ook voor de aanschaf van 2 luidklokken, welke anno 2021 nog steeds in de huidige Martinuskerk hangen naast de grootste luidklok die uit 1432 dateert. (Harm T 2021.)

Veldschans
Op een middag staat pastoor Krift met zijn drie kerkmeesters op de Zandstraat voor de plek waar vroeger de pastorie stond. Eigenlijk een schandvlek tussen de nieuwe huizen rondom. Het viertal ziet hoe de brokstukken begroeid zijn geraakt met onkruid, vlier- en bramenstruiken. Jan Martens vertelt hoe hij als 10-jarige met zijn ouders eindelijk van de evacuatie terugkwam en zich de puinhoop veel groter herinnerde. Nog half overeind staande muurresten en gebroken halve potten en kommen. Niemand keek er naar om. Iedereen had genoeg aan zichzelf. Hij had de soldaten van de prins gezien bij de bouwlocatie van het nieuwe stadhuis daar ginds en opnieuw de brand in de Zandstraat. En in 1635 hadden de Spanjaarden weer het Genneperhuis bezet. Ze hadden in heel Gennep alle puinhopen omgewoeld op zoek naar stenen. Die hadden ze nodig om aan de weg van het Maasveer naar de stadspoort bij de weg naar het Genneperhuis een grote veldschans te bouwen.

Verpachten
Nu lag die bouwval hier al 50 jaar, omdat de kerk geen geld had voor opruimen en bouw van een nieuwe pastorie. De gereformeerde magistraat vond deze puinhoop een teken van gerechtigheid, een straf voor de luisterrijke, machtige katholieke kerk na decennialange onderdrukking en achterstelling van de gereformeerde religie in Gennep. Pastoor Krift hoorde het verhaal aan en zei peinzend: ”We vragen zondag tijdens de preek vrijwilligers om dit perceel schoon te maken en te egaliseren. Het hele grondstuk zetten we af met heggen. In het voorstuk planten we fruitboompjes voor eigen gebruik. Het grootste achtergedeelte verpachten we jaarlijks als moestuin aan burgers. God zij met ons.”

Klokkenbrokken
Bij het omspitten stieten de mannen op grote brokstukken half gesmolten klokken. Bejaarde burgers dachten dat die afkomstig waren van klokken uit omliggende dorpen. Ze waren bij onlusten voor de veiligheid binnen de stad Gennep gebracht en daar achter de pastorie neergezet. Bij de grote stadsbrand waren ze door de enorme hitte gebarsten en deels gesmolten. De restanten waren na de brand als niet herken- en onbruikbaar in de grond gegraven. Pastoor en kerkmeesters besloten alle brokstukken op te graven, ze op een kar te laden en in Nijmegen bij een bronsgieterij te verkopen. Van de opbrengst kocht het bestuur een klein huisje uit de erfenis van de weduwe Loeffs in de nieuwe Kerkstraat. De kleine woning werd ingericht als tijdelijk onderkomen voor pastoor Krift.

Kroniek
Zo kreeg katholiek Gennep 50 jaar na de stadsbrand weer een weem oft pastorienhuys. Aldus pastoor Em. Krift in zijn kroniek van de St-Martinusparochie, Gennep. (De kroniek werd eeuwenlang bewaard in de Gennepse pastorie. Ze is tijdens de evacuatie 1944/45 zoek geraakt. WvD)
Toen na WOII in 1948 de oude Martinuskerk werd opgegraven, werden ook de oude tombes onder de vloer van die kerk opgegraven. In de vloer van de kerk waren grafzerken aanwezig. Onder andere deze grafzerk van pastoor Krift. De grafzerk is meen ik te zien in het Petershuis in Gennep. Harm T 2021
Genneperhuis

 

Special HOOGWATER IN STADJE GENNEP

door Wiel van Dinter, 12 aug 2020

Klimaat
Wij leven in een tijd waarin 'klimaatverandering' een globaal gebruikt begrip is. Gemiddelde jaartemperatuur stijgt, gletsjers worden kleiner, smeltende ijsplateaus op de Zuidpool breken af. De zomers worden heter, winters milder. Meren en rivieren drogen op. Viervoeters en vogels verhuizen naar nieuwe voedselgebieden. Dat zijn opvallende verschijnselen in onze tijd.

Extreem
In de periode van ongeveer 1450 tot 1850 gebeurde echter het omgekeerde. Onderzoekers noemen die periode de Kleine IJstijd. Jaren met koudegolven overheersten de tijdvakken met wat mildere temperatuur. Gemiddeld waren de koude jaren 2 graden lager. IJsmassa's in de bergen groeiden aan omdat de winters langer duurden en de kou extremer was. Rivieren als Rijn, Waal en Maas vroren 's winters dicht. En als de tempera tuur in maart dan steeg, moesten zij enorme hoeveelheden smeltwater (Alpen, NO. Frankrijk, Ardennen) verwerken.

IJsdam
Tijdens de lange, strenge winters (nov. – maart) vroren deze rivieren dus dicht. Bleef in febr./maart de dagtemperatuur lang boven nul, dan
veranderde de ijsrivier in drijvende ijsschotsen. Deze vormden bij vernauwingen en scherpe bochten in de rivier kolossale ijsdammen. Het alsmaar afkomende smelt- en regenwater hoopte zich op, brak door aanwezige dijken heen of stroomde ongehinderd het aangrenzende land binnen.

Onheil
Een dergelijke situatie deed zich Anno 1658 bij Gennep voor. Veerbaas Bothalen van het Oeffelts veerhuis hoorde begin maart 1658 van een postiljon dat stroomafwaarts in de Maas het kruiend ijs zich ophoopte en er een ijsdam ging vormen. De Maas raakte dan afgesloten. De veerbaas wist genoeg: hij waarschuwde de schout van Oeffelt en Gennep. Er kondigde zich bij deze massale aanvoer van water een grote overstroming aan. De schout van Gennep riep de schepenen, de raadslieden bijeen voor een crisisberaad en waarschuwde de pastoor en de dominee. Het dreigend onheil ging als een lopend vuurtje door Gennep heen. Een ongekende wateroverlast tekende zich af. De koeharten dreven het vee uit de stadsboerderijen naar de hoog gelegen heidevelden in de Looi en het Hezeland.

Niersbrug
Twee dagen na de waarschuwing steeg het water met drijfijs zeer snel. Het geblokkeerde water zocht zich een weg richting het stadje. Het Maaswater werd de Niers opgestuwd, wat tot voorbij Goch merkbaar was. Buiten de Nierspoort vernielden de aandrijvende ijsschollen de houten pijlers van de Niersbrug en het gangwerk van de daar aanwezige korenwatermolen en walkmolen. De overbrugging werd door het kruiend ijs oostwaarts meegesleurd. Voor het stadje Gennep met zijn 600 inwoners voltrok zich een ware catastrofe.

Aak
Het water drong van twee kanten Gennep binnen: het Maaswater vanuit het westen, het Nierswater via het oosten. In de laag gelegen zijstraten van de op de oude Maasduinenrij liggende Zandstraat stond het water al gauw een meter hoog. Kelders liepen vol, het woongedeelte van de huizen volgde, mens en dier moesten naar boven. Bewoners van kleine huisjes zochten een goed heenkomen. Het alsmaar stijgende water spoelde nu ook over de hele Zandstraat.Iets wat sinds het hoogwater van 1643 noch in de decennia daarvoor gebeurd was. Ook de daar wonende patriciërs moesten hun heil zoeken op de bovenverdieping. Het stadsbestuur besloot een aak met sterke mannen langs de huizen te laten varen om waar nodig brood uit te delen.

1787: Prent van Bulthuis van de Nierspoort

Vlot
De bewoners van het gemeentelijk gasthuis in de Houtstraat waren geëvacueerd, het Gildehuis op de Zandstraat ontruimd. In de Martinuskerk stond het water meer dan een meter hoog, de diensten opgeschort. De aak met voedsel kon makkelijk op de Markt voor het nieuwe stadhuis aanmeren. Een boot die vastlegt op de Markt aan de verkoopbank van de wekelijkse vis; dat was nog nooit vertoond. Het openbare leven in Gennep stond stil. Een vlot van twee lege biertonnen was het enige verkeer in de verdronken Zandstraat. De drie stadspoorten stonden wijd open.

Gedenksteen
Deze watersnood is de ergste, bekend in de Gennepse geschiedenis. Rudolf Vogelvangers, kerkmeester van de Martinuskerk, trachtte deze watervloed voor het nageslacht vast te legen. Hij liet een Gennepse steenhouwer een vierkante steen vervaardigen met de inscriptie:

Anno 1658 op Merts dagh
Doen men het water aen desen steen sach

Hij liet de steen op het waterpeil aan de Nierspoort in de muur metselen. Begin 1800 werden de Zand- en Nierspoort afgebroken en verdween de steen spoorloos. De poorten werden afgebroken in de Franse tijd. Het poortgeld werd afgeschaft, waarmee de poorten nutteloos werden. De Maaspoort werd pas later afgebroken, want daarin woonde begin 1800 nog een Genneps gezin.

Gravure van A Rademaker (rond 1700)

Bron: Chr. Creemers: Bescheiden betreffende Gennep. Maastricht 1895.

OPMERKELIJK GENNEP IN DE 18 de EEUW

Wiel van Dinter (juni 2021)

Keurvorst
Het stadje Gennep laat in 1700 een heftig bewogen eeuw achter zich. Het moest zich oprichten na een totale vernietiging door een alles verwoestende stadsbrand. En dan in 1614 en 1672 weer een vlammenzee die tientallen huizen en de oliemolen op de Niers in de as legt. In de nieuwe (18 de) eeuw is Gennep een Niersstadje, dat al meer dan 250 jaar deel uitmaakt van het hertogdom Kleef. Na de dood van de kinderloze hertog (1609) is Kleef toegevallen aan de Keurvorst van Brandenburg, residerend in het verre Berlijn. De ‘hoge regering' zetelt dus honderden kilometers verwijderd. De ‘stadhouder' neemt hem waar in Kleef.

Koning
De laatste keurvorst van Brandenburg, Frederik III, kroont zichzelf in 1701 tot Koning in Pruisen en blijft tevens hertog van Kleef en graaf van de Mark. Gennep wordt in het prille begin van de 18 de eeuw automatisch een stadje in het koninkrijk Pruisen. Staatshoofd is derhalve de tot koning getransformeerde keurvorst Frederik III, die gaat regeren onder de titel Friedrich I. Zijn onderdanen, kijkend naar zijn gestalte, geven hem de bijnaam “de kromme Frits”.
Frederik III (koning FrederikI van Pruisen)
Trauma
Vuur, water en oorlog hadden in de eeuw daarvóór een zware tol geëist. De catastrofale stadsbrand (1597), opnieuw de brand van 1614, en de derde vuurzee van 1672 hielden het trauma levend. Een gedenksteen in de Nierspoort (1658) herinnerde aan de ergste watersnood ooit in Gennep. En de horden huurtroepen die gedurende de hele eeuw dor het hertogdom trokken, richtten de economie in het zo welvarend, agrarisch land ten gronde.
bouwtekening van de NH kerk in Gennep
Gennep kreeg een juweel van een raadhuis, maar verloor zijn trots: de “ edele burcht, zo fier en stevig…”. De protestantse gemeenschap bestendigde de godsdienstvrijheid onder de gereformeerde keurvorst met het stichten van een eigen kerk op een prominente plek in het stadje (1663).
prent van Jan de Beijer van het stadhuis
prent van Bouttats van het Genneperhuis in de gloriedagen van het Genneperhuis

Grens
In de nieuwe situatie van 1701 blijft Gennep een grensplaats, nu in het Koninkrijk Pruisen. Voor bestuurszaken blijft Kleef, drie uur gaans, het eerste aanspreekpunt. Het buitenland (Boxmeer, Cuijk, Afferden, Nijmegen, Venlo) is even ver verwijderd als voorheen. Een jongeman die zich aan het soldatendom wil onttrekken, heeft wel familie of relaties ‘ôvver de streep'. De vader van de ondergedoken jongeling loopt onder Pruisen wel het risico in Wesel opgesloten te worden.

Onveilig
De Pruisische koning Friedrich I liet zijn gezag in den lande direct gelden. Hij trad streng op tegen al het geboefte dat sedert de voorbije eeuw het platteland onveilig maakte. De huurlegers lieten toen een spoor van ontslagen en gedeserteerde soldaten achter, die gewapend in groepjes afgelegen boerderijen overvielen en plunderden. Of overvielen vrachtkarren en eisten losgeld.
de kroning van koning Frederik I

Daarover de volgende keer meer.

de stamboom van Frederik III, die zich kroont tot koning van Pruisen en daarmee Frederik I wordt (bron: Wikipedia)

Frederik I van Pruisen
Overgrootouders
Johan Sigismund van Brandenburg (1572–1620)
8 1594
Anna van Pruisen (1576–1625)
Frederik IV van de Palts (1574–1610)
8 1593
Louise Juliana van Nassau (1576–1644)
Willem van Oranje (1533–1584)
8 1583
Louise d Coligny (1555–1620)
Johan Albrecht I van Solms-Braunfels (1563–1623)
8 1590
Agnes van Sayn-Wittgenstein (1569–1617)
Grootouders
George Willem van Brandenburg (1595–1640)
8 1646
Elisabeth Charlotte van de Palts (1597-1660)
Frederik Hendrik van Oranje (1584–1647)
8 1625
Amalia van Solms (1602–1675)
Ouders
Frederik Willem I van Brandenburg (1620–1688)
8 1646
Louise Henriëttevan Nassau (1627–1667)
Frederik I van Pruisen (1657–1713 (Friedrich I)
OPMERKELIJK GENNEP IN DE 18 de EEUW: Deel 2

Wiel van Dinter

VEILIGHEID

Verordening
Friedrich I, de koning in Pruisen -en tevens hertog van Kleef- pakte als vorst de onveiligheid in zijn land rigoureus aan. Door middel van edicten, bepalingen en besluiten droeg hij de gemeentebesturen op de voorschriften nauwgezet uit te voeren.. Bij elk punt gaf hij de hoogte van de boete (in goudgulden) bij overtreding aan. Bij een te slappe houding van de magistraat volgde er ook voor deze een fikse geldboete! Dat was nieuw voor onze bestuurders!

Razzia
In het hertogdom moesten op onbepaalde tijden dievenjachten worden georganiseerd. De opgespoorden dienden in de vestingstad Wesel worden opgesloten. Voor het eerste vergrijp zes maanden, een tweede een jaar en een derde delict betekende levenslang. Mannen verrichtten dwangarbeid, vrouwen kwamen in een spinhuis terecht. Dat de staatsgrens niet waterdicht werd beschouwd, moge blijken uit het feit, dat Cuijk en Boxmeer (buitenland!) werden uitgenodigd mede dievenjachten te organiseren.

Organisatie
-Tijdens de dievenjacht sluit Gennep de stadspoorten om 20.00 uur en staat bij elke poort een wacht van twee gewapende burgers;
-de poort gaat alleen open bij aanwezigheid van deze burgerwacht;
-tijdens deze poortsluiting onderzoekt de stadsbode met vier manschappen uit de burgerij de huizen, winkels, herbergen, kelders, zolders en schuren.
de Nierspoort. Prent van J Bulthuis uit 1787
Rotten
Jaren later wordt deze onverhoedse klopjacht op dieven, bedelaars en zigeuners geperfectioneerd. Gennep wordt in 6 'rotten' (wijken) verdeeld. Aan het hoofd van elke wijk staat de rotmeester , die twee wachtmeesters met elk vier gewapende burgers aanvoert. De burgemeester moet van de inspectie en het resultaat ervan een uitgebreid verslag maken en naar Kleef sturen. Vaak vond zo'n onderzoek vier, vijf keer per jaar plaats. Meestal met als resultaat; niets, niemand gevonden .
de Maaspoort. Prent van J Bulthuis uit 1787
Jan de Beijer en Gennep

Jan de Beijer en Gennep, deel I; door Wiel van Dinter

Emmerik
JohanJacob de Beijer, een achternaam tot op vandaag in Nederland en de Nederrijn bekend, was rond 1700 wervingsofficier voor het Hollandse huurleger in Duitsland en Zwitserland. Daarom werd zijn zoon Jan in 1703 in het Zwitserse Aarau geboren. De jonge Jan was 6 jaar, toen het gezin terug ging naar het toen Gelderse Emmerik, de plaats waar een eeuw eerder ook Willem van Bommel, de bouwmeester van het Genneps stadhuis, woonde. Jan ging daar naar de gereformeerde school, waar hij een groot talent voor tekenen bleek te hebben. In Emmerik breidde het gezin De Beijer zich uit. Vader Johan Jacob overleed op middelbare leeftijd in 1719. Een maand na zijn dood baarde moeder Maria de Beijer-Frisch haar negende (!) kind.

Tekenaar
Zoon Jan wilde van tekenen zijn beroep maken. In 1722 verliet hij Emmerik om in Amsterdam bij Cornelis Pronk -dan de bekendste en toonaangevende tekenaar en schilder- zich in dat vak te bekwamen. Na enkele jaren keerde Jan als topografisch tekenaar en schilder naar Emmerik terug. Tekeningen van stads- en dorpsgezichten waren in die tijd de ansichtkaarten van nu. Welgestelde burgers kochten en verzamelden ze. Jan de Beijer maakte en verkocht ze. Hij begon in Emmerik en omgeving karakteristieke gebouwen en plekjes op papier vast te leggen. Hij had er grif kopers voor. Hij werd een bekendheid op teken- en schildergebied.
Rondreis
Wat Lamb. Perolles, de Gennepse stadsfotograaf, eind 19 de eeuw voor zijn foto's op de fiets deed, dat plande Jan de Beijer tussen 1730 en 1770 per trekschuit en reiskoets. Met schetsboek en tekenmateriaal trok de tekenaar van stad naar dorp om gebouwen, kastelen, kloosters in zijn schetsboek vast te leggen. In de natte seizoenen werkte hij de schetsen thuis uit. Zo trok hij de Nederrijn door. Hij kreeg tips objecten op papier te zetten. Het is bekend dat hij zich ook een tijd lang in het Brabantse Vierlingsbeek vestigde (bij familie?). Van daaruit vond hij zijn objecten in Oostelijk Brabant, Zuid Gelderland en Noord Limburg.

kaart die onze streek in die tijd laat zien.

Prentenboek
Zijn tekeningen verkocht hij aan particulieren en boekdrukkers. Bij de privépersonen bleven de prenten soms generaties lang in de familie en kwamen ze uiteindelijk op veilingen terecht. Uitgevers gebruikten ze als illustraties in hun boeken. Veel van De Beijers werk werd gebundeld in ‘prentenboeken en – atlassen', zoals Het Verheerlykt Kleefschland en Het Verheerlykt Nederland . In dit laatste werk komen afbeeldingen van De Beijer voor. Toen hij zich in Amsterdam vestigde (1751), trok hij daar door stad en land en maakte nieuw werk.

Onbekend
Tien jaar voor Amsterdam reisde hij (uitvalsbasis Vierlingsbeek?) door de Maasregio en kwam hij in 1742 in Gennep. Twee tekeningen van Gennep door De Beijer kennen we: een totaalblik op het stadje (gedateerd 1742), en de oudste afbeelding van het stadhuis.
Over die 2 tekeningen -en een tot nu toe onbekende afbeelding- gaat de volgende bijdrage

 

Noot Harm: er bestaan 2 oude gravures van Gennep van de hand van van Liender en die kennen wij. Wat wij niet kennen (of kenden) zijn de oorspronkelijke tekeningen, op basis waarvan die gravures gemaakt zijn. Gravures werden verveelvuldigd, bijvoorbeeld in atlassen, maar van een oorspronkelijke prent bestaat maar één exemplaar, het origineel.

Over het wedervaren van Jan de Beijer en de plaatsen en taferelen, die hij vastgelegd heeft is door uitgeverij van Spijk in 1980 een boek uitgegeven van de hand van Guido de Werd. In dat boek vinden we afdrukken van de meeste tekeningen van Jan de Beijer, maar slechts één tekening van Gennep. Hieronder een paar plaatjes uit dit boek.

het genoemde boek over Jan de Beijer
tekening uit 1759, in bezit van het gemeentearchief van Amsterdam met daarop een serie kunstenaars in een Haarlemse trekschuit. Een van de kunstenaars was Jan de Beijer en verder onder andere C. Pronk, H Pothoven, J Andriessen, H Spilman en J Greenwood (de maker)
voorbeeld van zo'n gedrukte atlas met daarin gravures op basis van gemaakte tekeningen van onder andere Jan de Beijer.

deel II

Gennep
Jan de Beijer kunnen we betitelen als een voorloper van de fotograaf uit de 19 de / 20 ste eeuw, die in steden en dorpen interessante landschappen en gebouwen opzocht voor goed verkopende ansichtkaarten. De Beijer gebruikte in zijn tijd pen, potlood en papier. Zijn tekeningen kwamen terecht bij veel particuliere verzamelaars. Met als gevolg dat ze misschien pas na vele jaren weer in de openbaarheid terugkwamen. Tot nu toe kennen we van De Beijer twee afbeeldingen van Gennep: 1. totaalaanblik vanuit het noorden; 2. het stadhuis met naaste entourage.

Vergezicht
In1742 trok Jan de Beijer door onze regio. Hij tekende o.a. het Kasteel Heumen in genoemd jaar. Het kan bijna niet anders dan dat hij daarna doorreisde naar Gennep. De weg Nijmegen-Gennep liep toen langs Middelaar. Vanuit de Bloemenstraat zag hij de contouren van het stadje. Hij kende uit de boeken van Braun & Hogenberg (1572-1618) onder meer de gravure van Gennep vanuit het oosten getekend. Daarom besloot hij de ‘skyline' van Gennep vanuit noordelijke richting te schetsen. Het pleit ervoor dat hij in 1742 Gennep aandeed, omdat hij de schets van het vergezicht op Gennep op de achterzijde van het schetsblad met Kasteel Heumen 1742 zet! En de totaalaanblik van Gennep dateert hij zelf 1742.
De ets
Voor die schets ging De Beijer hoogstwaarschijnlijk met zijn tekenmateriaal zitten in de schaduw van een boom op De Bongert (de verhoging noordelijk van nu het Melkstraatje, te vinden op de Kleefse kadasterkaart van 1731).De schets werkte hij thuis uit tot een tekening. Vervolgens maakte hij van die tekening later weer een kopie met de pen voor de etser. Deze ets staat in het boek Het Verheerlykt Kleefschland met links bovenin gedateerd: Gennep 1742 .

Stadhuis
Het meest bekend en gebruikt is De Beijers tweede afbeelding van Gennep, nl. het stadhuis ( 't Raadhuys te Gennip ). Hier blijkt nu, dat Jan de Beijer aan de etser Paulus van Liender voor diens ets van het stadhuis een tekening gegeven heeft die duidelijk afwijkt van zijn eerste tekening, gemaakt naar de schets van1742 in Gennep! Dat zien we op de tekening die onlangs bij een veilinghuis in München opdook.

De etser Van Liender zette onder zijn ets wel J. de Beijer del. , maar wat hij voor die ets van De Beijer als voorbeeld kreeg, is niet identiek aan De Beijers eerste tekening. (Naar de schets uit zijn schetsboek.) De tekening uit 1742 geeft een grotere entourage. Het origineel van 1742 is omvangrijker. We hebben dat ontdekt, toen de originele, eerste tekening geveild werd. Die is door een particulier op de veiling ingebracht en thans in Genneps bezit.

Verschillen
De etser Paulus van Liender maakte zijn ets van het stadhuis met behulp van een pentekening die Jan de Beijer hem leverde. De Beijer greep voor het model aan de etser terug op zijn tekening in Gennep van 1742. Nu we dat opgedoken origineel van 1742 vergelijken met de ets van Van Liender van 1758 zien we duidelijke verschillen. Waarom en op welke plekken gaf De Beijer afwijkende details aan de etser? Daarop gaan we in de derde bijdrage in.

Toelichting:
J.de Beijer del. (del.=deliniavit > heeft dit getekend)
P.v. Liender fec. (fec.= fecit > heeft dit gemaakt)

Werkwijze:
schets > tekening-1 > tekening-2 > de ets

deel III

Amsterdam
Jan de Beijer verlaat in 1751 Emmerik/Kleef om zich te gaan vestigen in Amsterdam, de culturele hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hij knoopt weer relaties aan met vroegere vakgenoten uit zijn eerste Amsterdamse periode (1722) en zoekt contacten met jongere geestverwanten. Hij ontmoet daar ook de jonge tekenaar, schilder en etser Paulus van Liender (1731-1797). We gaan ervan uit dat deze in 1757 van Jan de Beijer een pentekening van het Genneps stadhuis kreeg om er een ets van te maken. De Beijer viel voor dat model terug op zijn tekening van 1742, gemaakt van de schets van toen.

Stadhuis
Bij zijn komst in Gennep anno 1742 was De Beijer direct gecharmeerd van de parel van het stadje, het stadhuis uit 1620 door Willem van Bommel. Hij is toen aan het begin van de groete strait met zijn schetsboek gaan zitten en heeft het tafereel vóór hrm vastgelegd. Thuis werd de schets uitgewerkt tot de tekening, die verleden maand november 2020 is geveild. Informatie bij het veilinghuis leert ons dat de tekening daar door een particulier is ingebracht. Van deze tekening-1a heeft De Beijer voor zijn collega Van Liender het model voor diens ets van het stadhuis gemaakt (tek.-1b). De ets had Van Liender in 1758 klaar. Hij gaf de ets als onderschrift: 't Raadhuys te Gennip . Als tekenbron vermeldde hij links onder de ets: J. de Beijer ; zonder jaartal. (Wist hij niet?) Rechts onder etste hij zijn eigen naam: Paul v. Liender met het ‘maakjaar': 1758 .

de originele tekening die Jan de Beijer in 1742 in Gennep maakte
de ets van Paulus van Liender, gemaakt in 1758 op basis van een werktekening van Jan de Beijer Dit voorbeeld van deze ets komt van de beeldbank van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

Veranderingen
We kunnen nu de geveilde tekening van 1742 (1a) naast de ets van 1758 leggen. We gaan dan dus de oorspronkelijke tekening van De Beijer (1742) vergelijken met zijn tekening (1b), die Van Liender omwerkte tot zijn ets van 1758. Kort gezegd: we vergelijken tekening-1a met tekening- 1b (=voorbeeld voor de etser).
Tussen beide tekeningen ligt een periode van 15 jaar. Een periode waarin grote veranderingen plaats vonden in het hertogdom Kleef met Gennep in het bijzonder. Het hertogdom is als onderdeel van het koninkrijk Pruissen meegesleept in een oorlog tegen Oostenrijk/Frankrijk (Zevenjarige Oorlog 1756-1763). Gennep (700 inw.; 180 woningen) wordt overspoeld door horden Franse troepen, die geherbergd, gevoed en gekleed moeten worden. Het stadje dreigt ten onder te gaan. Het vredig tafereel op De Beijers tekening-1757 (= de ets) is verre van de realiteit van dat moment. Maar ja, de tekenaar De Beijer woonde in Amsterdam. En de Nederlanden waren neutraal. Communicatie met het hertogdom was gebrekkig of bestond niet.

Nieuwe panden
Wanneer we de ets naast tekening-1a leggen zien we direct dat De Beijer van tekening-1a links een grote strook weggelaten heeft. Een verklaring daarvoor is, dat voor de ets het stadhuis centraal stond. Voor ons vandaag is die weggelaten strook belangrijk. We krijgen een groter deel van de protestantse kerk te zien, terwijl op de oudste foto's meestal de voorgevel staat. De kerk is naar achter gebouwd, waardoor de twee huizen links ervan naar voren springen. Nu kennen we dus ook twee panden van de westelijke huizenrij aan de Markt in 1742. Het rechter pand is niet de pastorie, want door de nog steeds grote schuldenlast van de kerkenbouw (1661-63) had de kerkenraad geen geld voor een eigen pastorie en moest Ds Fridrich von Erpers in een huurhuis elders in Gennep wonen.

Stadsbrand
Het linker huis kan een herberg zijn vanwege het rek voor het paard. Daaraan bond de voerman of ruiter zijn paard vast. De muurankers 1591 suggereren dat het huis de grote stadsbrand van 1597 overleefd heeft. Of verwijst dit huis naar zijn voorganger op die plek? De huizen rechts van de kerk zouden aan een pad kunnen staan dat liep naar het Norbertuspoortje in de noordelijke stadsmuur. De 80plussers onder ons kennen hier nog wel de kleine huisjes, die tot aan de ingang van de bewaarschool stonden. De klokkentoren op de tekening kennen we niet meer in deze vorm. Hij zou -een eeuw later- in 1846 door een blikseminslag half vernield worden.
----------

deel IV (slot)

Pauw
We zagen dat bij tekening-1b Jan de Beijer links een strook van tekening-1a heeft weggelaten. Op de ets staat daardoor maar een klein stukje van de protestantse kerk. Verder staan personen veelal nog op dezelfde plaats, zij het soms met andere kledij en van ander geslacht. De hondjes hebben verschillende posities en de 3 bomen van 1742 zijn er op de ets 2 geworden. Daardoor is het gebouw -op de plaats van nu museüm Het Petershuis- duidelijker geworden. De ingang naar nu de Torenstraat heeft op de ets ook aan duidelijkheid gewonnen. Op het model voor de ets heeft De Beijer bij de boom rechts een pauw toegevoegd.

‘De Zalm'
Uiterst rechts beneden op de ets zien we weer een rek voor teugels van een paard. Dit wijst weer op een herberg, de locatie van heden ten dage Hotel De Kroon. Was hier herberg ‘De Zalm', die rond 1750 op de Markt uit documenten bekend is? Honderd jaar later staat hier logement ‘De Graanbeurs' van Judocus Wierts; de plek waar de bekende Gennepse componist Johan Wierts opgroeide. Ja, van het Genneps Volkslied en het nog steeds geliefde ‘Onder Moeders paraplu'.

Vredig
Franse legers waren het hertogdom Kleef binnengevallen. (Zevenjarige Oorlog, 1756-1763). Het kleine stadje Gennep -tot de kleinste drie stadjes van het hertogdom Kleef behorend- zuchtte onder de inkwartiering en voeding van 1000 (!) Franse soldaten. Jan de Beijer bereidde de ets van Paulus van Liender voor. Niets op zijn tekening-1b geeft de oorlog en het Franse juk weer. De tekening-1b en dus ook de ets zien er zo vredig uit! We leggen de focus maar op het groepje personen centraal voor het bordes van het stadhuis.

Water
Het valt op dat de stadspomp van 1742 verdwenen is naar de achtergrond op de ets van 1758. Het groepje personen voor het bordes ziet er op de ets anders uit. Ze staan bij een visbank, waar de beroepsvisser op de Niers zijn verse vis regelmatig te koop aanbood (geen diepvries!). Deze stenen bank herinnert ons aan het jaar 1658. In maart van dat jaar beleefde Gennep de ergste watersnood uit zijn geschiedenis. Het waterstond zo hoog in de stad, dat boten die door Genneps straten voeren, vastmeerden op de Markt aan de visbanken daar!

Nawoord
Wij hebben in dit artikel getracht aannemelijk te maken dat Jan de Beijer zijn schets van het stadhuis met entourage in 1742 maakte. Gedateerd is de tekening-1a niet. De jaar-in jaar-uit rondreizende tekenaar was in 1746 weer in de buurt, gezien de tekening die hij in dat jaar maakte voor het Huis te Middelaar . Deed hij toen Gennep aan voor de schets van het stadhuis? Hij was er maar een uur gaans vandaan.
Hij tekende in Heumen, Middelaar, Gennep, Afferden (Blijenbeek, 1738). Sloeg hij op weg naar Afferden het Kasteel Huis Heijen over? Of in 1742 toen hij bij Gennep was? Of zit de tekening nog in een onbekende particuliere verzameling? En waren de stadspoorten in Gennep niet interessant genoeg voor hem? Zo blijven er vragen…

Wiel van Dinter, december 2020

Gennep aan het eind van de 18e eeuw: het blijven moeilijke tijden (deel I)

Absolutisme en Oligarchie. Een paar heersen over allen. De tijd van horigen en lijfeigenen, waar de mensen "eigendom" zijn van en moeten werken voor de heersende macht. Eind van de 18e eeuw werd het Liberté, Égalité, Fraternité, Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.

Zeker tot de Franse Revolutie was het de tijd van absolute heersers en van oligarchie. Het gewone volk had niets in te brengen. Men kende nog "horigen" of lijfeigenen (de landbewerkers). Maar in de 18e eeuw kwam de "Verlichting" en schreven, vooral Franse filosofen over een nieuw bestel, rechten van het volk, scheiding der machten en een begin van democratie. De ideeën en geschriften van Franse filosofen zoals markies de Concorcet, Jean-Jacques Rousseau, maar vooral Montesquieu, (bekend van de “Trias Politicas”, de scheiding der machten) leidde tot een groeiend bewustzijn van het volk en groeiend ongenoegen richting de adelijke, heersende klasse. Het leidde uiteindelijk ook tot de Franse revolutie, die ook zijn sporen in Gennep naliet.

Frankrijk kende een standensamenleving van geestelijkheid, adel en daarnaast de burgerij en boeren. De burgerij leefden vooral in de steden en de boeren op het land. De boeren waren meestal horigen of lijfeigenen. De adel maakte met circa 400.000 personen minder dan 2% bevolking uit en de geestelijkheid met ongeveer 100.000 personen circa 0,5% tot 1%. De adel en de geestelijkheid betaalden geen belasting en hadden veel macht, met name de geestelijkheid. Circa 97% van de bevolking behoorde tot de boerenstand (rond 85%) en burgerij / ‘handelarenstand' (rond 12%), en moesten alle belastingen ophoesten

Het was de verlichting was het begin van het einde van het absolutisme, van de oligarchie, waar een elite over het wel en wee van het volk besliste en zelfs op persoonlijke schaal over hun lijeigenen of horigen beslisten.

Wat er toen in gang werd gezet was bepalend voor de geschiedenis van de eeuwen daarna: Liberté, Égalité en Fraternité. Einde aan het juk van de adel en de geestelijkheid.

Montesquieu

.Ook in Nederland, in de republiek der 7 provinciën rommelde het. Ook hier was sprake van absolutisme en Oligarchie, alhoewel de steden en dan vooral Amsterdam wel degelijk veel macht hadden, vooral vanwege hun handels- (en daardoor financiële) positie..

De (erf)stadhouder, prins Willem V (zoon van stadhouder Willem IV en van de dochter van koning George II van Engeland en Ierland) kreeg het zwaar te verduren tegenover de Staten-Generaal en het volk. Het volk kwam in opstand om de rechten die ze meenden te hebben, desnoods met geweld te garanderen. Zij noemden zich patriotten.

Het kwam zo ver dat de stadhouder op 15 september 1785 de wijk nam, eerst naar Breda en later naar Nijmegen. Zijn echtgenote, Wilhelmina, (een zuster van de koning van Pruissen) werd op 28 juni 1787 door de patriotten nabij Schoonhoven aangehouden.

Erfstadhouder Willem IV

Haar broer, de koning van Pruissen was kwaad over de belediging die “Hollandse boeren” zijn zuster hadden aangedaan en eiste genoegdoening. Hij beval een leger samen te trekken in het hertogdom Kleef.

Al op 8 juli, slechts 1,5 week later, kreeg het stadsbestuur van Gennep een schrijven, waarin opgave gevraagd werd, van het aantal stallen voor plaatsing van legerpaarden, en ook van de hoeveelheid hooi, stro, haver, rogge en gerst, die in de stad aanwezig was. Verder werd bevolen dat de heirweg in orde gebracht werd en dat de aanbesteding van het transport van alle fourage: - duizend één en zeventig rations per dag – op zo kort mogelijke termijn zou moeten gebeuren. Op 27 Juli werd opgave gevraagd van 't getal stookplaatsen binnen de stad. Gennep kon zich gereedhouden voor de inkwartiering van een bataljon en twee compagnies soldaten. (ca 1100 soldaten)

Pruissen rond 1790. Geheel links (groen) het hertogdom Kleef

Op 11 Augustus kwam bevel, dat al het koren, zodra het in de schuur verzameld was, onmiddellijk moest uitgedorst worden, zodat het direct leverbaar was de eerste opeising. Bovendien moest aangegeven worden, hoe groot de veestapel was en hoeveel bewerkte wol men had.

En al snel lagen twintigduizend soldaten te Kleef en in de omliggende plaatsen zoals Goch en Gennep. Ruim 20 jaar nadat de Picardiërs uit Frankrijk Gennep hadden verlaten, was Gennep weer het haasje.

Aan het hoofd van deze troepen, trok de hertog van Brunswijk (Braunschweig), veldmaarschalk van Pruissen, op 13 september, Nijmegen binnen. Hij rukte daarna verder op, zodat de moed van de patriotten snel was gebroken en zeven dagen later keerde prins Willem V naar Den Haag terug. Dit wordt de “restauratie” (van de macht) genoemd.

Ter ere van die overwinning van de Pruissen werd in Berlijn het welbekende Brandenburger Tor gebouwd.

Karl-Wilhelm-Ferdinand-von-Brunswijk-Wolfenbüttel
Gennep aan het eind van de 18e eeuw: het blijven moeilijke tijden (deel II)

In Juni 1789 brak de Franse revolutie uit. Op 14 juli 1789 volgde de bestorming van de Bastille en op 26 augustus 1789 volgde de Verklaring van de rechten van de mens en de burgers.

Op 3 september 1791werd een nieuwe grondwet goedgekeurd door de Nationale Vergadering. De koning kreeg de uitvoerende macht, maar zijn macht werd wel flink ingeperkt. De Assemblée Nationale Législative kreeg de wetgevende macht en vormde de echte machtsfactor in het nieuwe Frankrijk. Maar het ging economisch nog steeds niet goed. Een van de mogelijkheden die landen dan hebben is om oorlog te gaan voeren, onder het voorwendsel dat het buitenland schuldige van de problemen is.
Europa in 1790. Gennep, maakt deel uit van Hertogdom Kleef, dat weer onderdeel is van het koninkrijk (Brandenburg-) Pruisen.
En in april 1792 verklaarde Frankrijk dus de oorlog aan Oostenrijk. In eerste instantie veroverde het Franse leger delen van de (Oostenrijkse) Zuidelijke Nederlanden, het huidige België, maar niet veel later werd het Franse leger tot diep in Frankrijk teruggedrongen.  Het koningspaar (de vrouw van Lodewijk XVI was Oostenrijkse) kreeg de schuld van verloren veldslagen: ze hadden de vijand in het geheim om redding gesmeekt en gehoopt dat de oude toestand (die van vóór de Revolutie) weer hersteld kon worden. Op 21 september 1792 werd het koningschap afgeschaft.
1792: in eerste instantie zijn de Franse aanvallen succesvol en veroveren ze een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden (dat bij Oostenrijk (Habsburg) hoort. 18 December 1792 valt een voorhoede, een compagnie franse jagers, honderd man sterk, vanuit Goch Gennep binnen.
Maar de geallieerden slaan snel terug en het tij keert.

De regering werd omver geworpen en de koning, Lodewijk XVI, werd met de guiotine onthoofd (21 Januari 1793). De grote Mogendheden (of beter hun heersers), Engeland, Pruisen en Oostenrijk konden dit natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Engeland, Nederland en Spanje sloten zich aan bij Oostenrijk en Pruisen om tegen Frankrijk ten strijde te trekken. De Oostenrijkers heroverden de Zuidelijke Nederlanden en drongen Frankrijk binnen. Frankrijk zelf werd intern een politiestaat, dat zich door een "schrikbewind" probeerde te handhaven. Het christendom werd tot een verboden geloof verklaard en de christelijke kalender vervangen door een geheel nieuwe. Priesters en bisschoppen werden massaal vermoord.

De Fransen werden steeds verder in het nauw gedreven. Als oplossing voor deze hopeloze situatie en het verdedigen van Frankrijk tegen heel Europa werd een levée en masse afgekondigd (de algemene dienstplicht). Dit was uniek en ongekend. Tot dan werden oorlogen uitgevochten door huurlegers, die door de vorsten betaald werden. Frankrijk kreeg ineens een vele malen groter leger van mannen die hun land wilden verdedigen en daarom uitermate gemotiveerd waren. Het was DE grote omslag en game-changer.

Na de veldslag van Jemappe (6 November 1793), waardoor de fransen meester waren geworden van België, konden onze streken zich ook op de komst van deze republikeinen verwachten. Wel hadden de Engels-Hannoverse troepen gepoogd het onophoudelijk vooruit dringen der franse legers te stuiten, doch te tevergeefs; zij zelf werden terug gedreven zo ver, dat zij, in September 1794, ten getale van ongeveer 14 duizend man, in het Genneperveld stonden, waar zij zich aan velerlei strooptochten in Gennep en omstreken overgaven.

Frankrijk slaat de geallieerden terug en verovert weer de Zuidelijke Nederlanden en rukt op tot aan de Maas

Op 7 October verzocht de burgemeester van Gennep aan de regering te Kleef om bijstand. Hij kon onmogelijk de hoeveelheid haver en hooi verschaffen, welke vereist werd voor de troepen, die of de stad doortrokken of er hun nachtverblijf hielden, of aan de Maas allerlei benodigdheden kwamen halen. Gisteren, zo schreef de magistraat, hebben wij 162 en vandaag nog 154 ratioenen moeten uitgeven.

In de zomer van 1794 sloeg generaal Moreau, aanvoerder van de voorhoede van het franse noorderleger, zijn hoofdkwartier te Gelder op en voor het einde van de herfst, was geheel het land van Kleef in de macht der Fransen.

Veel mensen waren stiekum blij met de komst van dè Fransen en de kans op verbetering van hun omstandigheden. Maar dat duurde niet heel lang. Wel beweerden de Fransen, dat zij niet als vijanden, maar als vrienden gekomen waren, om ook de bewoners onzer streken de zegeningen der "vrijheid, broederschap en gelijkheid" te brengen, maar die vrienden zagen er erg gehavend uit; de klederen hingen hun bij flarden om het lijf en hun schoeisel was allerellendigst. Daarbij waren zij zeer dwingerig en inhalig en de zegeningen, die zij mede brachten, bleken hoofdzakelijk te bestaan in uiterst drukkende belastingen.

Half November werd in Kleef en later ook in Gennep, onder veel lawaai, de vrijheidsboom in de stad geplant. De kerken en scholen werden tot magazijnen ingericht en de schilden en wapenborden, die aan het koningschap herinnerden, afgerukt en verbrand. De openbare godsdienstoefeningen werden afgeschaft, de processiën en kerkelijke begrafenissen verboden, de beelden en kruisen omvergehaald.

En Gennep moest leveren: broden en ander voedsel, hooi en stro voor de paarden. En de wapens moesten worden ingeleverd.

De Republiek der 7 Provinciën werd in 1795 ook overweldigd en de stadhouder vluchtte naar Engeland. De Republiek kreeg de naam de Bataafse Republiek

In 1795 droeg de koning van Pruisen het gebied ten westen van de Rijn (inclusief Gennep dus) voorlopig aan Frankrijk over, totdat een definitieve regeling gemaakt was.

Bij de aanvang van het jaar 1795, verscheen van de "administration d'arrondissement" te Gelder een bevel: dat aan het franse leger geleverd moest worden: 25156 paar schoenen; en dat met de verschaffing daarvan belast waren: de adel, de geestelijkheid en de welhebbende ingezetenen; 't kanton Kleef kreeg de levering van 5600 paar schoenen voor zijn rekening. Gennep werd aangeslagen voor 1200 paar. Een schrijven uit Gelder van de 28ste Januari, wees nadere personen te Gennep aan, die het schoeisel moesten verschaffen. De verdeling was als volgt: Jan van Bergen 50 paar, Jan Derks 95 paar, Cobes van Bergen 120 paar, Dirk Janssen 59 paar, Jan Mooren 50 paar, Dirk van Dick 120 paar, Thon van Dick 100 paar, Fredr. Scholten 95 paar, Fred. Hasselmans 40 paar, Gradus Heesen 50 paar, Fred. van Bergen 85 paar, Manes Scholten 10 paar, Willem Emming 35 paar, Willem Ysermans 50 paar, Daniël Woldenberg 30 paar, Hemd. van Dick 100 paar, Thon Seegers 40 paar, Evert Reiniers 20 paar, Dirk van Duiren 15 paar en Rosenboom 15 paar. Al die schoenen moesten na acht dagen gereed zijn.

15 april 1795: Toen de koning van Pruissen bemerkte, dat de oorlogskansen der Fransen gunstiger stonden, dan die der verbondene grote Mogendheden, waartoe ook hij behoorde, Het hij zijn bondgenoten aan hun lot over, knoopte onderhandelingen aan met de franse republiek en sloot met haar, de 15e April 1795, het vredesverdrag van Base!. Het gebied ten westen van de Rijn, inclusief het hertogdom Kleef en Gennep werden afgestaan aan Frankrijk, in ieder geval totdat er een definitieve regeling gemaakt zou zijn.

Op 17 oktober 1797 tekenden de Fransen en Oostenrijkers de Vrede van Campo Formio, waarbij Oostenrijk grote gebieden aan Frankrijk en zijn vazalstaten moest afstaan, waaronder de Zuidelijke Nederlanden, die bij Frankrijk werden ingelijfd.

9 februari 1801: vrede van Lunéville: Het Frans-Bataafse verdrag van 1800 werd bevestigd bij de vrede van Lunéville (9 februari 1801), toen het Duitse Rijk officieel en definitief afstand deed van de overgedragen gebieden. Op 20 september 1802 worden de Franse wetten (bv ook de dienstplicht) van toepassing voor Rijnland en dus voor Gennep  

Gennep was definitief Frans grondgebied geworden

Oeffelt werd op 29 december 1801 in bezit genomen in naam van het Bataafsche Volk. De eeuwenlange band tussen Oeffelt en Gennep was ten einde gekomen. Gennep was Frankrijk en Oeffelt hoorde bij de Bataafse Republiek. Overigens ging Oeffelt pas in 1803 officieel deel uitmaken van wat heette de Gecedeerde Landen. Op 20 september 1805 werd door de raadpensionaris Schimmelpenninck bekendgemaakt dat de Gecedeerde Landen op 26 september 1805 bij het departement Bataafs Brabant zouden worden gevoegd.

In 1806 verloor Napoleon het vertrouwen in de Bataafse Republiek. Hij vond dat de patriotten te weinig en te langzaam de richtlijnen van Parijs volgden. Het land ging verder als het koninkrijk Holland. Zijn broer Lodewijk Napoleon wordt koning.

Per 31 maart 1810 worden Zeeland , Brabant en een deel van Gelderland aan Frankrijk afgestaan.

9 juli 1810: de restanten van het koninkrijk Holland worden per decreet, gedateerd 9 juli 1810, in bij het Eerste Franse Keizerrijk opgenomen. Het koninkrijk werd ontbonden.

 

In 1812 begint Napoleon aan zijn Russische veldtocht, en hij verovert in snel tempo grote gebieden.

Op 24 juni 1812 trok de Grande Armée , met 691.500 man het grootste leger tot dan toe in de Europese geschiedenis, de rivier Memel ) over in de richting van Moskou. De Russen pasten echter de methode van de verschroeide aarde toe, zodat proviand en andere zaken uitermate schaars werden. Hierbij werden alle voorraden weggehaald en zelfs de waterputten vergiftigd, waardoor er in het Franse leger allerlei besmettelijke ziekten uitbraken. Napoleon werd door deze tactiek gedwongen het gebied steeds verder binnen te gaan met gebrek aan voorraden en vele schermutselingen. Op 15 augustus , Napoleons verjaardag, trokken zijn troepen de rivier de Dnjepr over. Napoleon trok vervolgens met zijn legers na een tocht van 82 dagen over 800 kilometer op 14 september Moskou binnen, een lege stad die ontdaan was van al haar voorraden en vervolgens ook nog eens in brand gestoken werd door de Russen.

Op 20 oktober 1812 verordonneerde Napoleon de terugtocht. Daarbij werden de Franse troepen onophoudelijk aangevallen door de Russen.

Na de vergeefse poging om Rusland en tsaar Alexander op de knieën te dwingen zijn de Fransen en Napoleon nog steeds niet verslagen, maar wel danig verzwakt. Men heeft gezien dat Napoleon niet onoverwinbaar is, en men sluit de handen ineen in een nieuwe coalitie tegen de Fransen. Duitse nationalisten, aangevoerd door Pruisische nationalisten en Russische leiders, roken hun kans en kwamen in opstand door de hele Confederatie van de Rijn en Pruisen. In 1813 zou Napoleon nog een leger van ongeveer 400.000 Franse troepen weten te verzamelen, gesteund door een kwart miljoen geallieerde Franse troepen om te strijden om de heerschappij over Duitsland in een nog grotere campagne. Bij de zeer grote en bloedige Slag bij Leipzig (ook wel Volkerenslag genoemd), van 16 oktober tot 19 oktober 1813, werd hij verslagen.
Frankrijk wordt teruggedrongen

Na de veldslag van Leipzig waarbij Napoleon verslagen wordt, wordt baron von Stein belast met het voorlopig bestuur van het onruimde Rijnland. Het Rijnland inclusief Gennep is een soort niemandsland geworden, want Pruisen heeft het gebied afgestaan aan Frankrijk en Frankrijk heeft zich teruggetrokken op zijn vroegere grondgebied.

De vorsten van de overwinnaars overleggen hoe het nu verder moet. De voormalige verdreven vorsten, worden allereerst weer gerehabiliteerd als legitieme heersers. De Oranje-Nassaus zullen worden aangesteld over Nederland , hoewel zij daar voorheen nooit een vorstelijke positie hadden bekleed. Maar waar moeten de grenzen liggen?

situatie na de overwinning op Napoleon in oktober 1813.

Er werd druk overleg gevoerd tussen de vorsten. De lappendeken aan kleine staatjes wil men niet meer en het moet wat meer logisch gemaakt worden. De eigen belangen gaan daarbij bij alle deelnemers aan de gesprekken natuurlijk voorop. De burgers en de bewoners van al die gebieden hadden helemaal geen inbreng. Het "Ancien Regime" bepaalde alles, en dan vooral (de vorstenhuizen van) Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Het Congres van Wenen maakte alle sociale verworvenheden van de Franse Revolutie in alle landen ongedaan gemaakt. Geen volksvertegenwoordiging en geen vertegenwoordiging van de naties. Bijeenkomsten zonder burgerlijke vertegenwoordiging. Terug naar af. Maar wel werden een aantal verworvenheden van de Franse tijd dankbaar voortgezet, zoals het bevolkingsregister en de diensplicht.

Op 26 juni 1815 zetten alle gedelegeerden de goedkeurende handtekening onder het Verdrag van Wenen.

Gevoelens van nationalisme en liberalisme waren compleet genegeerd. Herstel van oude structuren en herordening van Europa was het belangrijkst. Landen werden zomaar verkaveld of samengevoegd zonder rekening te houden met nationale gevoelens, maar puur uit strategisch oogpunt, machtsbalans en de belangen en wensen van vorsten. Men zag ook niet in, dat de krachten die in de Franse Revolutie waren losgebarsten ook elders boven zouden kunnen komen en ook daadwerkelijk boven zouden komen.

Er was besloten dat een strook van 1000 roeden ten oosten van de Maas zou worden toegevoegd aan het Koninkrijk der Nederlanden. De Gennepenaar wordt Nederlander.

Landen in 1815, na het Verdrag van Wenen

 

Op 2 oktober 1815 wordt uitvoering gegeven aan de overeenkomst en is de formele overdracht van de strook rechts van Maas aan de gouverneur van Limburg. Op 26 juni 1816 wordt middels het grenstraktaat van Aken de definitieve en exacte grens tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen definitief vastgelegd.

Maar waar komt de naam Limburg van die nieuwe provincie, waar Gennep bij hoort, vandaan? Het gebied is onsamenhangend en heeft als gebied ook geen historie. Het noorden met Gennep is van oudsher op Rijnland, nu Pruisen, georienteerd. Tussen de elfde eeuw en 1815 was het gebied van huidige Nederlandse provincie Limburg geen territoriale eenheid. Waar het huidige Belgische Limburg een relatieve eenheid vormde met graafschap Loon als onderdeel van het Prinsbisdom Luik , was het gebied ten oosten van de Maas , tussen Venlo en Maastricht een lappendeken van grotere en kleinere gebiedjes die rechtskundig los van elkaar stonden. De naam Limburg voor het gebied werd gekozen op uitdrukkelijke wens van koning Willem I. Het waarom is een vraagteken.

het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met de provincie Limburg
vastlegging van de definitieve grens tussen Pruisen en Nederland

Dat de vorsten bij het verdrag van Wenen volledig voorbij gegaan waren aan de wensen en verlangens van het volk, bleek al snel bij de Belgische opstand in 1830. Dit leidde tot de onafhankelijkheidsverklaring van het huidige België op 12 november 1830. De toenmalige provincie Limburg (Belgisch Limburg + het huidige Nederlands Limburg) werden bij België ingedeeld. Gennep was Belgisch geworden.

Pas op 19 april 1839 werd de vrede getekend tussen het nieuwe land België en Nederland. De provincie Limburg werd opgedeeld in een Belgische gedeelte en een Nederlands gedeelte. En zo werd Gennep weer Nederlands. Dat opdelen had nogal wat voeten in aarde. Koning Willem I was zwaar teleurgesteld maar had weinig keus omdat de grote mogendheden achter de splitsing stonden. Het nieuwe koninkrijk België kreeg ook een groot deel van het toenmalige Luxemburg, maar dat gaf problemen in Pruisen.

Luxemburg was namelijk ook lid van de Duitse Bond en De Pruisen wilden niet zomaar akkoord gaan met dit verlies.

Een oplossing werd gevonden door de Nederlandse provincie (en hertogdom) Limburg (met uitzondering van Maastricht en Venlo) lid van de Duitse Bond te maken. Gennep werd zo niet alleen binnen het hertogdom Limburg en Nederland geplaatst, maar ook binnen de Duitse Bond.

Dit lidmaatschap eindigde op 23 augustus 1866 met het verdrag van Praag. Einde duitse bond. Pruissen annexeert oa Hannover en Hessen en wordt definitief de bovenliggende partij in Duitsland, hetgeen weer leidde tot de oprichting van het Duitse keizerrijk (onder aanvoering van Pruisen) in 1871

Belgie (3) verkreeg deel van Luxemburg (4) en voor compensatie werd het Nederlandse Limburg (2) ook lid van de Duitse Bond.
de Duitse Bond (voorloper van de huidige Bondsrepubliek) en de ontwikkelingen tot 1871 (ontstaan van het Duitse Keizerrijk)

Het waren inderdaad roerige tijden voor Gennep. Niet alleen werd Gennep te pas en te onpas door buitenlandse legers overvallen en moest zwaar betalen voor onderdak, voeding enzovoorts, maar Gennep werd ook nog eens:

tot 1795: Pruisisch

van 1795-1801: bezet door Frankrijk

Vanaf 1801: Frans

Vanaf 1814: behorend tot de generaliteitslanden (onduidelijk wie het zou worden)

Na 1815: Nederlands

Na 1830: Belgisch

Na 1839: Nederlands.(en ook nog bij de Duitse Bond horend)

Na 1866: alleen nog maar Nederlands.

In een vreemde, want bij elkaar geraapt Hertogdom Limburg, dat niet eens als volwaardige provincie werd beschouwd.

Om de inkwartiering en de last voor Gennep beter te begrijpen hieronder 2 kaarten. De 1e van de ligging van Gennep in het hertogdom Kleef en de 2e kaart van begin van de 19e eeuw toont de bebouwing van/in Gennep. Gennep had toen tussen 180 en 185 meestal kleine woningen.

ligging van Gennep en Genneperhuis in de 18e eeuw. Aan de overzijde van de Maas lag Oeffelt, dat bij Gennep hoorde
Kadastrale tekening van Gennep aan het begin van de 19e eeuw (vandaar ook de Franse teksten). Gennep herbergde toen minder dan 200 gezinnen. De Zandpoort en de Nierspoort waren in de franse tijd afgebroken. De Maaspoort stond nog op deze tekening, maar zou later ook gesloopt worden. De windmolen die midden van de 19e eeuw zou afbranden stond nog op de vroegere toren van slot Loonenstein (circel rechts, boven het woord Feuille).
GROEI-IMPULSEN van GENNEP in 19 de EEUW

Wiel van Dinter (1)

Senioren

Voor de Gennepse 80plussers van nu is de 19e eeuw (1800-1900) nog enigermate dichtbij. Hun grootouders zijn in die eeuw geboren. Deze senioren hebben vaak nog een foto, kerkboek, zakhorloge, rozenkrans of medaille van hen. Zij kunnen wellicht nog aanwijzen waar oma in Gennep geboren is of gewoond heeft. Misschien kennen die oudsten wel een rijmpje, een liedje van toen. Of kunnen ze vertellen over opa's werk en oma's Singer handnaaimachine. Ze weten nog dat de Brugstraat Schoolstraat heette, en waar het slachthuis stond. Die bejaarden ruiken nog de moutgeur zoals die over Gennep waaide.

In 2021 bijna onvoorstelbaar, maar 80 jaar geleden herbergde Gennep een trammaatschappij, de MBS. Hier draait de MBS tram vanuit de Niersstraat de Markt op

Veertigplussers
De 40er van nu en die 19e eeuw? Lijkt honderden jaren terug. Voor hen is een groot deel van de 20 ste eeuw (1900-2000) al ‘weggezakt verleden'. Zij kennen de trein, de tram, het Oeffelts veer, de processie, de oorlog, de evacuatie, de bonkaarten enz. niet uit eigen beleving. Zij hebben de stoomfluit van de papierfabriek Gennep (PaGe) nooit gehoord en weten niet hoe de bel van de stadsomroeper Jan Thijssen klonk. Willen zij teruggaan in die tijd, dan gebeurt dat met tekst, vastgelegd beeld en geluid, en bewaarde tastbare zaken.

 

Erfgoed
Daarom is een instelling als de Stichting Erfgoed Gennep zo belangrijk. Ze bewaart zaken en legt typische dingen van nu,, betreffende Gennep, digitaal vast, zodat over honderd jaar en verder het Gennep van nu verduidelijkt wordt en herleven kan. In de 22e eeuw zal de Gennepenaar zich daarmee beter een beeld kunnen vormen van onze hedendaagse Gennepse toestanden. Dat kan een draagtas met opdruk P.Verhasselt , een schoenlepel met inslag Fr. Teunissen , een naambord Schoolstraat enz. zijn.

Jan Thijssen, de laatste stadsomroeper van Gennep (en van Limburg)

Ontwikkelingen
Aan het begin van onze 19e eeuw begint Gennep aan een reeks veranderingen als nooit daarvoor. Schommelde het aantal inwoners eeuwenlang tussen 600 en 800, in deze eeuw zullen we een verdrievoudiging zien. Ondanks een viertal staatkundige wisselingen binnen veertig jaar krijgt Gennep impulsen van buitenaf, die een ongekende groei tot gevolg hebben. In deze artikelenreeks zullen oorzaken daarvoor aan de orde komen.

Onderwijs
Het Genneps archief geeft voor1808 een inwoneraantal van 831. Opmerkelijk is dat hiervan meer dan 500 lezen en schrijven niet beheersen. Let wel: een meisjesschool is er in Gennep dan niet. De jongensschool (in het raadhuis!) telt enkel leerlingen waarvan de ouders het verplichte schoolgeld kunnen betalen. Vermeld dient te worden dat het merendeel van werkend Gennep dagloner is. Geen wonder dus dat onder veel officiële stukken (bijv. trouwaktes) geen handtekening staat maar een kruisje met de vermelding: dit is het handmerk van.......

Perspectief
Vanaf 1801 ligt Gennep in het noordelijkste puntje van het Franse rijk. In deze Franse jaren komt het -eerder door de passerende Franse legers leeggeroofde- Kleefse land én Gennep langzaam tot rust. Stress en spanning maken weer plaats voor normale dagelijkse besognes. Het normale dagelijkse leven, werken, verkeer en handel komenwederom op gang. Het gemeentebestuur kan zich nu richten op Gennepse belangen. De raad besluit dat na jaren van extreme onmacht de tijd thans rijp is voor het herinvoeren van de jaarmarkt (tijdens de kermisdagen na 10 oktober). Maire Friederichs opent de eerste markt, waar kooplieden hun waar aanbieden. De hele regio komt naar Gennep tot vertier en vermaak. Gennepse boeren zien weer voorzichtig toekomstperspectief en leggen zich toe op de teelt van een nieuw product: tabak.

deel 2
Napoleon
Ver weg van Gennep rees in die jaren in Frankrijk de politieke ster van de kundige generaal en diplomaat Napoleon Bonaparte. Hij trok in snel tempo alle macht naar zich, en kroonde zichzelf -in aanwezigheid van de paus!- tot keizer van Frankrijk (1804). De door de Franse volksvertegenwoordiging ingevoerde dienstplicht (1793) veranderde het leger van huursoldaten in een leger van opgeroepen burgers. De door de Fransen overal ingestelde Burgerlijke Stand was de bron voor nieuwe rekruten. In elke gemeente van het Franse rijk en de veroverde gebieden gaf de B.S. de jongeren aan, die bij loting verplicht waren soldaat in het Franse leger te worden. In 1811 had keizer Napoleon het gezag over een groot deel van continentaal Europa. De veldtocht met de Grande Armée tegen de weerspannige Russische tsaar -met ook Gennepse dienstplichtigen- werd een compleet fiasco. Het leidde Napoleons ondergang en het Franse keizerrijk in. De Franse overheersing in Europa kwam tot een einde.
de Russen pasten zeer succesvol de taktiek van de verschroeide aarde toe. Zelfs Moskou werd in brand gestoken, zodat er geen voorraden en voedsel voor het Franse leger was.

Buffer
Als Napoleon van het toneel verdwenen is (1813), komen de drie grote mogendheden in Wenen bijeen om kunstmatige landsgrenzen zo te trekken; dat er in Europa een strategisch evenwicht ontstaat. Daarbij creëert men ten noorden van het verslagen Frankrijk een nieuwe staat: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder het vorstenhuis Oranje-Nassau. Nederlandse diplomatie bedingt dat niet de Maas de grens tussen Pruisen en de nieuwe staat Nederland wordt. De overeenkomst wordt: een strook land ten oosten van de Maas als buffer. En in die bufferzone ligt toevallig Gennep en omgeving…

Vacuüm
Gennep ziet in 1813 verschillende van zijn jonge soldaten met verminkte ledematen door de barre Russische vrieskou uit het Franse leger in Gennep terugkeren. Hun verhalen zijn gruwelijk. Gennep ziet ook hoe Franse soldaten en ambtenaren naar het Franse moederland terug vluchten. Dit nieuwe Franse grondgebied sinds 1801 raakt zonder hoogste gezag. Het Gennepse gemeentebestuur zit bestuurlijk in een vacuüm nu er van hogerhand geen beleid meer gevoerd wordt.
De terugtocht vanuit Rusland van het Franse leger was gruwelijk.

Veranderingen
Gennep ligt dus vanaf 1815 in het Nederlands Limburg, in de hierboven genoemde bufferzone. Hoe in Gennep deze nationaliteitsverandering opgevat werd? We kunnen er slechts naar raden. Geschreven reacties kennen we niet. De Gennepenaar was in 25 jaar tijd eerst Pruis, toen Fransman (1801) en nu Nederlander (1815). Menigeen zal zijn schouders opgehaald hebben: of je nu door de hond of door de kat gebeten wordt… Op het raadhuis gaat men over tot de orde van de dag. De maire wordt burgemeester , de acte de naissence de geboorteakte . De zo genoemde Hollandse gemeente Gennep in de classis Kleef wordt nu echt een Hollandse, protestantse gemeente. De laatste burgemeester in Genneps Franse periode, Fréderic Ter Reehorst, zal als Fransgezind ambtenaar zijn post moeten overgeven aan een Nederlands vriendelijke opvolger.

tot 1789:Gennep, stadje in Pruisen

na 1795: Gennep, stadje in Frankrijk

1814 nederlaag Napoleon: Gennep, stadje in ??

1815: vorming koninkrijk der Nederlanden: Gennep, stadje in Nederland

tot de Franse revolutie en de daarop volgende gebeurtenissen lag Gennep in het hertogdom Kleef, dat onderdeel was van het Brandenburgse-Pruisische rijk
vanaf 1795 werd het gebied ten westen van de Rijn door Frankrijk bezet, met instemming van Pruisen. En na 1801 was dat gebied volledig geannexeerd en dus niet meer bezet, maar volledig Frans grondgebied. Oeffelt, aan de overzijde van de Maas, hoorde niet meer bij Gennep, maar bevond zich in een ander land "de Bataafse Republiek".
Na de nederlaag van de Fransen ontstond het Vorstendom der Nederlanden en werd uiteindelijk het Koninkrijk der Nederlanden gecreëerd.
En ontstond later het Verenigd Koninkrijk der Nederland, waar aan de voormalige republiek der 7 provinciën werden toegevoegd: de zuidelijke Nederlanden (voor 1789 deel van het Habsburgse (Oostenrijkse) Rijk en delen van andere vorstendommen, waaronder dus Gennep. Alles in een personele unie onder koning Willem I met het hertogdom Luxemburg.

 

Wiel van Dinter verhaalt over de harmonie van Gennep, Unitas et Fidelitas, en wel vóór 1900.

In 1993, bij het 175jr bestaan van harmonie Unitas et Fidelitas uit Gennep heeft Wiel van Dinter al het nodige speurwerk verricht dat geleid heeft tot de publicatie van het boekwerk "daar is de harmonie", dat het wel en wee van die harmonie in die 175jr beschrijft. Sedertdien heeft Wiel nog verder speurwerk verricht, hetgeen leidt tot het verhaal over pastoor van Alphen en de oprichting van harmonie Unitas et Fidelitas. Het volgende verhaal beschrijft het wel en wee van harmonie Unitas et Fidelitas vóór 1900.

Kerkelijke Harmonie “Unitas et Fidelitas” Gennep
Het korps vóór 1900

Deel 1,

In den beginne

Eeuwenlang spraken de katholieken van een 'stille' en een ‘gezongen' Mis. De priester stond tijdens de dienst met zijn rug naar de gelovigen in de kerk. De misgebeden werden in het latijn uitgesproken/gezongen. De beminde gelovigen konden aan specifieke gebaren en handelingen zien hoe ver de Mis gevorderd was. Werd er tijdens het opdragen van de Mis alleen maar zacht of hardop gesproken -en dus niet gezongen- dan noemde het kerkvolk dat een stille Mis.

‘Zíngende' Mis
Bij een gezongen Mis had het kerkelijk zangkoor, al dan niet ondersteund door een orgel, een functie. Deze groep mannen - meestal staand op de orgelgalerij - gaf een gezongen antwoord op de gezongen frase van de priester aan het altaar. Daarnaast had het koor een aantal eigen gezangen. Deze wisselden met het karakter van de Mis (hoogmis, huwelijkssmis, rouwmis) of met het tijdstip in het kerkelijk jaar. Dit alles in het latijn.

Uitbreiding
Zo als boven beschreven vond de Eucharistieviering plaats in de tijd van pastoor Van Alphen (1802-1860). De Gennepse St.-Martinuskerk bij de noordelijke stadsmuur was kleiner dan die uit de 20 ste eeuw (tot 1944). De kerk is tijdens de opvolger van pastoor Van Alphen in westelijke richting uitgebreid, waarbij de eeuwenoude toren met vierkante spits werd afgebroken (1865/69).
Het kerkschip werd naar het westen toe uitgebouwd en daarvóór een nieuwe toren geplaatst (1869). De orgelgalerij achter in de kerk verschoof dus mee. Pastoor Van Alphen heeft bijna 50 jaar in het kerkgebouw uit de Middeleeuwen de vieringen geleid.

Joseph Mohr
Met het bij de kerkelijke plechtigheden betrekken van blaasmuzikanten (1818) was de Gennepse pastoor een pionier in Nederland. Toevallig eveneens in 1818 schreef Joseph Mohr zijn ”Stille Nacht, heilige Nacht” . Het werd in de kerk van Oberndorf uitgevoerd met begeleiding door… een gitaar!

Vermaard

De Gennepse muzikanten kregen naam en faam door als eerste blaasgroep kerkelijke plechtigheden op te luisteren. In de wijde omtrek werden ze daarvoor gevraagd.

Met de (derde) directeur Jan Arnold Michels, oomzegger van pastoor-oprichter Van Alphen, moet het gezelschap onder de naam ‘Unitas et Fidelitas' op uitnodiging begonnen zijn buiten Gennep kerkelijke plechtigheden met hun muziek luister bij te zetten.

wordt ingehaald door de Gennepse harmonie

Geschenk
Bij zulk optreden buiten Gennep is de behoefte aan een zichtbare naamsvermelding voelbaar geworden. Deze behoefte kan Jan A. Michels, welgesteld wijnhandelaar in het stadje, op het idee gebracht hebben om een vaandel te schenken. Waar zijn opdracht dan uitgevoerd werd, weten we niet. In een klooster? Bij een atelier in het bedevaartoord Kevelaer? Na 150 jaar zullen bijzonderheden hieromtrent wel niet meer te achterhalen zijn.

Optreden

Uit kroniekgegevens weten we wel, dat de Harmonie musiceerde bij kerkwijdingen in de regio. Ook bij niet-kerkelijke evenementen toonden de Gennepse Harmonieleden hun muzikaal kunnen. Daarover in latere bijdragen.

mmv de Gennepse harmonie

 

Vaandel

Het eerste vaandel van de Harmonie (de oude vaandeldrager Jan Achterberg sprak van: ‘de drapeau') is meer dan 100 jaar aan het hoofd van het muziekkorps meegedragen, telkens wanneer het gezelschap naar buiten optrad. Het is thans wegens ouderdom ter bescherming achter glas in het repetitielokaal opgeborgen. In 1962 – precies honderd jaar na de aanschaf van het oude vaandel - werd de huidige, "nieuwe" vlag geleverd door de Fa. Brand te Voorburg.

 

Voorkant

Het oude vaandel is een rood fluwelen, gevoerd doek met aan drie kanten een rand van franjes. Centraal aan deze voorkant een bundel geborduurde muziekinstrumenten (trompetten, klarinetten). Daarboven in een boog de woorden Unitas et Fidelitas van borduurstiksel. Onder de bundel de jaartallen 1818 en 1861 , eveneens van borduurgaren.

Achterkant

Aan de keerzijde op het doek centraal de omrande beeltenis van St. Cecilia met de harp, en daaronder het woord Gennep. Opvallend is dat de woorden Kerkelijke Harmonie op het vlaggendoek ontbreken. Deze woorden komen op de huidige vlag wel voor. Verder constateren we dat het jaartal 1861 geen jubileumjaar voor de Harmonie is.

 

Geschenk

Een verklaring voor dat jaartal 1861 zou het volgende kunnen zijn. In 1860 overleed de oprichter van de Harmonie pastoor Theodoor van Alphen. 1861 was het laatste jaar dat Jan Arnold Michels, jongste zoon van Clara van Alphen, de zus van de pastoor, het korps ‘Unitas et Fidelitas' dirigeerde. De pas benoemde kapelaan Gerardus Billekens volgde hem op als muziekdirecteur. In 1861 hield de Harmonie dus op een ‘familie-aangelegenheid' te zijn! De welgestelde Jan Arnold Michels schonk de Harmonie een kostbaar vaandel als herinnering aan de families Van Alphen en Michels, die met het korps vergroeid waren.

Jubileum

Daarenboven deed zich het feit voor dat Jan A. Michels in 1836 de directie van het Harmoniegezelschap overnam van zijn oudere broer Herman G. Michels en hij in 1861 vijfentwintig jaar dirigent van U.et F. was! Twee redenen derhalve voor een memorabele geste. Harmonie Unitas et Fidelitas, dan nog steeds uniek in de regio, kon zich sindsdien, getooid met een prachtig vaandel, in en buiten Gennep presenteren.

Presenteren vaandel

Het vaandel van 1861 heeft aan drie randen franjes. Aan de vierde rand van het doek ontbreekt die versiering en zitten er ijzeren ogen. Dit wijst erop dat de vlag aanvankelijk gedragen is met de vlaggenstok op de schouder. En dus voor het publiek aan twee kanten zichtbaar. Deze manier van presenteren is niet lang volgehouden. Tussen de vaandeldrager en de eerste rij muzikanten ontstond bij het marcheren een te grote opening. Op de oudste groepsfoto van de Harmonie uit 1874 is de drapeau dan ook op één hoekpunt aan de stok bevestigd.

Glasramen

De derde dirigent Jan A. Michels trouwde in 1839 te Ottersum met Henrica van de Loo, geboren op de boerenhoeve Roepaen aldaar. Jans moeder was Clara van Alphen, zus van de pastoor. De drie families waren nauw met elkaar verbonden. Zij schonken de Gennepse Martinuskerk twee geschilderde glasramen op het priesterkoor. Op een daarvan stond de tekst In piam memoriam Theodorus van Alphen pastoris.

1945 Martinuskerk-foto Karel Heijs

Oorlog

Bij beschietingen van de kerk tijdens de frontmaanden 1944-45 werd de kerk alsook de ramen vernield.

Tijdens de evacuatie van de Gennepse burgerbevolking in oktober 1944 bleef het harmonievaandel in Gennep achter. Bij terugkeer van de burgers in het voorjaar 1945 vond men het vervuilde vaandel terug. Het lag nog in een houten kist op het repetitielokaal (toen in de Kerkstraat). Het toenmalige harmoniebestuur liet het restaureren en in zijn oude glorie herstellen. Het heeft daarna weer dienst gedaan tot 1962.

Vooraf

In 1883 verschijnt voor de eerste keer de Maas-& Niersbode, Gennepsch Weekblad . Uitgever P.V. Janssen beoogt wekelijks het nieuws te brengen uit de regio Well tot Mook. En daarnaast landelijk nieuws dat de lezer interessant zal vinden. De lotgevallen van de Gennepse Harmonie vinden we daarom vanaf 1883 regelmatig in het plaatselijk nieuws terug.

Vóór 1883 zijn we wat levenstekenen van de Harmonie in de pers betreft aangewezen op andere regionale bladen die al verschenen. Voor zo ver die online in te zien zijn via de zoekmachine Delpher blijkt Gennep zelden en Harmonie nauwelijks een hit op te leveren. En vóór 1850 verschijnt er zelden een regionale kramt in Oost-Brabant en Noord-Limburg.

Gennepse pers

Als grote uitzondering kennen we vanaf 1846 De Kantonbode, Gennepsche Courant . De in de Zandpoort wonende boekdrukker T.G. Noman neemt (met geleend geld) de gok om een tweezijdig weekblad te gaan uitgeven. Hij vult zijn weekblaadje met binnen- en buitenlands politiek nieuws, sprokkelt uit andere (landelijke) kranten nieuwtjes bij elkaar, publiceert de wekelijkse marktberichten, en drukt enkele advertenties, bijv. notarisberichten. Lokaal nieuws komt bij deze “Gennepse krant” slechts sporadisch voor!

Van de 37 jaargangen zijn maar enkele tientallen losse nummers bewaard gebleven. Daarin staat slechts één bericht voor ons van belang: het overlijden en de begrafenis van de Gennepse pastoor Theod. van Alphen (1860), waarbij de Harmonie vermeld wordt. Een toevalstreffer dus. In de andere bewaard gebleven exemplaren geen enkel levensteken van de Harmonie. Voor de vroegste periode van het korps zijn we derhalve aangewezen op andere, toevallig ontdekte bronnen.

Andere bronnen
Een voor de hand liggende bron omtrent de vroege signalen zou het oud archief van de Sint Martinusparochie ( kerkelijke Harmonie !) kunnen zijn: geen Harmonie .Een vroeg bericht in de Duitse grensregio is online nog niet beschikbaar omdat een internetportaal -zoals bij ons Delpher- volgens de stadsarchivarus van Kleef Bert Thissen in Rheinland net pas in ontwikkeling is.

Overlevering
Het korps 'U.et F.' bezat voor de WO2 een groot archief, bewaard op het repetitielokaal in de Kerkstraat en bij de secretaris thuis. Deze archieven gingen tijdens de evacuatie oktober 1944 en de oorlogshandelingen okt.1944 – feb. 1945 bijna geheel verloren. We moeten voor de oprichting en de eerste decennia van het korps ons baseren op summiere kroniekgegevens 75 jaar na oprichting en… mondelinge overdracht van 80plus oud-leden en commissarissen van de Harmonie. Ik bevroeg ze in de 50er jaren van de vorige eeuw.

Stichting
Ik cross-checkte hun uitspraken en stelde daarmee een beeld samen. Voor het stichtingsjaar verwezen zij naar het oude vaandel met de jaartallen 1818 en 1861, resp. het oprichtingsjaar en het jaar van schenking. Bovenbedoelde zegslieden noemden het jaar 1818 unaniem als stichtingsjaar. Een van hen herhaalde de uitspraken van de 75jarige J. W. Buning, die in 1883 vijftig jaar lid van de Harmonie was. Deze Buning (geb. 1808) had pastoor Van Alphen tot diens dood meegemaakt en de pas opgerichte harmonie zien optreden. De eerste paar muzikanten liepen – volgens zijn zeggen - in de processie met het instrument onder de arm mee en speelden alleen bij de rustaltaren. Enkele jaren later speelden ze ook onderweg. Buning meende stellig dat pastoor Van Alphen vanaf het begin president van de Harmonie was geweest.

Stichtingsdatum
In de overlevering wordt geen exacte datum van oprichting genoemd. Wanneer het groepje muzikanten zich voor de eerste keer buiten liet horen in de Sacramentsprocessie 1818, dan was dat op zondag 24 mei 1818. Pasen viel dat jaar het vroegst ooit, nl. op 22 maart. Daaraan gekoppelde latere feestdagen vielen dus ook heel vroeg. Verbinden we de oprichtingsdatum van de Kerkelijke Harmonie aan het eerste optreden buiten, dan stellen we die op 24 mei 1818.

Functie
De eerste 20 jaren van het gezelschap zijn schimmig. De kroniekschrijver in de jubileumgids van 1893 noemt bij de start in 1818 vijf Gennepenaren bij naam, waarvan de vijfde, W. Nadler, ietwat merkwaardig is. Een gereformeerde bij een katholiek gezelschap? Voor alle zegslieden anno 1950 lag het predicaat 'kerkelijk' voor de hand: het eerste doel van de muziekgroep was het opluisteren van religieuze gebeurtenissen in en buiten het kerkgebouw (processies). Na verloop van jaren trad het groeiend harmoniegezelschap ook op bij profane evenementen ( jubilea, installaties). De Kerkelijke Harmonie ging een rol vervullen in de Gennepse leefgemeenschap. (Gennep anno 1840: ca. 1000 katklieken, 60 gereformeerden, 20 joden).

Levensteken
23 jaar na oprichting vinden we het optreden van het Gennepse muziekkorps voor de eerste keer op papier vastgelegd (1841). We doelen op een schrijven van de gemeente Gennep aan directeur en leden persoonlijk. Het gemeentebestuur nodigt het korps uit het bezoek aan Gennep van koning Willem II met hun muziek op te luisteren. Het veertien leden tellende gezelschap zal dat volgaarne gedaan hebben. (Al ging de predident pastoor Van Alphen met grote tegenzin op audiëntie…) Misschien dat in het Koninklijk Huisarchief dit optreden vermeld is. We kwamen daar niet achter.

Stoornis
Voor het tweede schriftelijk bericht omtrent de Harmonie hoeven we niet lang te wachten. Het jaar daarop schrijft de in 1836 in Gennep benoemde predikant H. Ruttinck een klaagbrief naar de hoogste burgerlijke instantie in het Hertogdom Limburg. Hij klaagt pastoor Van Alphen bij de gouverneur aan, dat genoemde geestelijke opzettelijk met processies langs de protestantse kerk trekt, wanneer hij dominee de godsdienstoefening houdt. Het luid bidden, zingen en musiceren door het Muzijk Corps ( de Harmonie!) verstoort hinderlijk zijn dienst. Deze klacht herhaalt hij in 1848, zodat de Harmonie dan voor de derde keer in dertig jaar op papier genoemd wordt.

 

Brief van burgemeester Gilta uit 1841

Isolement
Drie tekenen van leven in 30 jaar is niet veel. Maar laten we niet vergeten dat Gennep in een zeer geïsoleerd landsdeel lag, waar rond 1845 de eerste 'rijksweg der eerste klasse' van Nijmegen naar Maastricht werd aangelegd. En aan een regionale krant was nog weinig behoefte (wie kon lezen, wie had er tijd toe, wie kon het abonnement betalen?). Het lezerspubliek was zeer gering, een regionale krant in deze contreien dus weinig rendabel. De Kantonbode van 1846 in een plaats van 1100 inwoners kwam eerder voort uit idealisme dan uit winstbejag.

Wiel van Dinter