Wie woont waar in 1562

Wiel van Dinter

Vlucht
Aan een protestantse godsdienstvluchteling uit de 16 de eeuw hebben wij nu een nauwkeurig beeld van het stadje Gennep uit 1561/62 te danken. Al jaren was er toen in het katholieke, Spaanse Holland een meedogenloze vervolging van de ‘nieuwe godsdienst' aan de gang. Protestanten vluchtten onder meer naar het naburige hertogdom Kleef, waar de hertog protestanten gedoogde. De adellijke, Nijmeegse familie Van Randwick zocht eveneens de toevlucht in het Kleefse stadje Gennep, waar zij reeds uitgeweken familie en geloofsgenoten woonachtig wisten (1548).

Kroniek
De aristocratische familie Van Randwick vond snel zijn plek in de hoogste kringen van het ongeveer 600 inwoners tellend stadje. (Een van de drie kleinste plaatsjes met stadsrechten in het hertogdom). De familie was invloedrijk: Rutger van Randwick wordt in 1552 en 1558 al als burgemeester genoemd. Hertog Willem V benoemde Rutger hier tot burgemeester voor het leven. Gisbert van Randwick begon in de 60er jaren met het schrijven van een familiekroniek. Daarin komt ook de episode van het verblijf in Gennep voor. Hij schetst o.a. een nauwkeurig beeld van het stadje Gennep en de sociale geaardheid van de bevolking. Hij geeft in iedere straat huis voor huis aan de naam van het gezinshoofd en diens beroep of functie. Voorts of de woning al dan niet eigendom is.
Het feitenmateriaal daarvoor ontleent hij aan eigen waarneming en gedetailleerde feiten uit het burgemeesterschap van Rutger. Hij noemt dit hoofdstuk uit de kroniek:
“Notities betreffend de huizen der stad Gennep anno 1562 en de bewoners ervan”.

Lonenstein
Om de huizen te lokaliseren heeft Gisbert een plattegrond in gedachten. Hij ziet Gennep vóór zich binnen de stadsmuur met de drie stadspoorten. Hij situeert de huizen langs de linker- en rechterkant . En dat straat na straat van het stadje. Hij benoemt de straten met de naam van 1562:
1. Nyrstrait; 2.Die groete straet (Zandstraat); 3.langs de stadsmuur waar de molen op staat (Molenstraat); 4.Holtstrait; 5.Maistrait.
Deze 5 straten herkennen wij nu nog moeiteloos. Aan het stratenpatroon is dus eeuwenlang niets veranderd. De hedendaagse Molenstraat had in 1562 de huizen aan de zuidkant staan. Het was in 1562 de weg waarover de boerenkarren vanaf de Grotestraat (Zabdstraat) naar de windmolen reden. Deze korenmolen stond sinds ca. 1420 als restant van het gesloopte slot Lonenstein op de stadsmuur. Deze karweg liep dood aan de molen. Geen doorlopende verbinding naar de Nierwal.

Stadhuis
Die groete straet begon vanuit de (Zand)poort dwars door het stadje van zuid naar noord. De noordpunt mondde uit in de verbinding tussen Maas- en Niersstraat. Boven dat verbindingsstuk lag een open stadsdeel met her en der verspreid liggende huizen. De kroniekschrijver Gisbert begint deze 12 woningen apart te noemen, omdat ze geen straat vormen. Daarom missen we in de opsomming van Gisbert ook de Markt en de Kerkstraat. Het toenmalige stadhuis stond in Die groete straet ter hoogte van het oud-postkantoor. Het open noordelijk stadsdeel had aan de westkant de doelen = het oefenterrein voor de stadsschutterij. Dit schietterrein liep van de Maasstraat tot aan de noordelijke stadsmuur. In het oostelijk deel van het open gebied bevond zich de Martinuskerk met het kerkhof naar de Niersstraat gericht. Tegen het kerkhof lag de lagere school met de woning van meister Jan .

‘Kerkbuurt'
Gisbert van Randwick opent zijn huizenoverzicht met 12 huizen die blijkbaar niet aan een straat staan, maar verspreid over het noordelijk deel van het stadje liggen. Hij had ze kunnen samen noemen als “kerkbuurt”, want ook de Martinuskerk staat daar. Vervolgens vermeldt hij de huizen aan weerskanten van de 5 straten die Gennep in 1562 heeft: Nyrstrait noordkant 10 en -zuidkant 12; Groete straet -oost 33.; -westkant 26; Molenweg -zuid 17; Holtstrait -noordkant 4 en -zuidkant 6; Maistrait -noord 5 en -zuidkant 5. In totaal telt Gennep anno 1562 dus 130 wooneenheden. Daarbij komen dan nog (ongenoemd) gebouwen zoals de kerk, het stadhuis, de waag, de school en de korenmolen. Het valt op dat de oostzijde van de Grotestraat meer huizen telt dan de westkant. En dat terwijl de huizenrij oost door twee zijstraten onderbroken wordt. Een verklaring kan zijn, dat aan die westzijde het vrijstaand stadhuis een flink aantal strekkende meters van de rooilijn in beslag nam.

‘Grotepoort'
Kroniekschrijver Gisbert geeft in zijn notities 3 officiële toegangspoorten in de omringende stadsmuur aan: de Zand-, Maas- en Nierspoort. Omdat hij geen ‘Zandstraat' kende, zal die poort bij hem wel de ‘Grotepoort' geheten hebben. Deze poort is vandaag de dag na archeologisch onderzoek qua omvang met blinkende tegeltjes gemarkeerd in onze Zandstraat, ter hoogte van de Hema. De Zandpoort van 1562 uitlopend, had men de kans 3 richtingen op te gaan: naar links de “Gochse straat” op naar die stad (nu: Picardie). Rechtdoor ging men naar Heijen en verder ( door nu de Emmastraat). De derde weg, het ‘leuegpad” mondde hier uit. Het pad kwam vanaf het Maasveer, en liep buiten de stadsmuur om naar de Zandpoort buiten. Je omzeilde hier lopend het poortgeld aan de Maaspoort (nu de route: 't Straatje en links af de Brugstraat).

Maaspoort
In 1562 kon men van het hertogdom Brabant via het Oeffelts Maasveer in het hertogdom Kleef komen. Na betaling van het ‘poortgeld' had men toegang tot het stadje Gennep. Deze Maaspoort was een dubbele poort, omdat er voorheen een gracht met brug tussen gelegen had. De weg naar/van het veer was in slechte staat, omdat hij bijna ieder jaar bij hoogwater onder stond. (Gennep was geen havenstadje. Het was 25 minuten gaans naar de Maas.)

Prent van de Maaspoort gemaakt door Bulthuis in de 18e eeuw

Nierspoort
Dit poortgebouw stond vlakbij nu de ingang van de Nierssstraat. Buiten de poort lag de houten brug over de Niers. Links van de brug stond aan de stadszijde van de Niers de hertogelijke korenmolen op waterkracht. Daar tegenover werkte een walkmolen voor lakenfabricage. De weg uit de stad liep over ‘den dam' en voerde links door nu de Henacker dan wel de Koeweidestraat, en via de Bloemenstraat, naar Nijnegen. Er was een afsplitsing maar Ottersum (Kleineweg) en verderop de hoofdweg naar de hertogstad Kleef (via Horssestraat).

Prent van de Nierspoort gemaakt door Bulthuis in de 18e eeuw

Houtpoort
Er was nog een vierde, onofficiële, poort in de stadsmuur. Enkele tientallen meters stroomopwaarts de Niersbrug was een kleine poort in de stadsmuur voor het transport van boomstammen. Die werden vanuit het Rijkswald bij Kessel in de Niers gelegd. Bij de Niersbrug in Gennep trokken arbeiders de stammen uit het water en sleepten ze door het poortje naar de open plek in de dichtstbijzijnde straat . Die heette dan ook de Holtstrait Daar werden ze ter plekke gezaagd ( met handkracht !). De gezaagde stamdelen moesten direct worden weggevoerd (risico bij brand). Mensen konden ook gebruik maken van het poortje om vanuit de stad met een trekpontje over de Niers in de horsten ‘liesten' als veevoer te gaan snijden.

Tweedeling
In 1562 verdeelde Die groete straet het stadje Gennep duidelijk in twee woondelen. Door de ‘Grotepoort' Gennep binnen lopend had men aan de linkerhand de huizen van de Maaskant en rechts die aan de Nierskant. Eeuwenlang was dat zo geweest. De oudst bekende landweg uit het zuiden liep over de duinenrij naar de doorwaadbare plek in de Niers. In de Romeinse tijd vormde deze weg ter hoogte van nu de Markt een T-splitsing met de Romeinse weg van de Maas naar die doorwaadbare plaats. Verder naar het noorden gaand zou deze zuidweg vastgelopen zijn in het moerassige gebied bij het latere Genneperhuis.

Huizental
Het Ganapja van de Kelten veranderde langzaam in het Ganapi van de Romeinen. De vroegste bebouwing voltrok zich langs beide kanten van die weg over de maasduinenrug. In de Middeleeuwen ontstond zo de weg (straat) die de ommuurde woonplek Gennep in tweeën deelde . Qua oppervlak is het woongedeelte naar de Niers toe groter dan de Maaskant. In 1562 laat Gisbert van Randwick het verschil zien: aan de Maaskant 37 huizen, aan de Nierskant 81. (De 12 verspreid liggende huizen in de ‘Kerkbuurt' niet meegerekend.)

Poortwoning
Gisbert van Randwick noemt de drie officiële stadspoorten niet bij naam in zijn huizeninventaris. Maar ze tellen wel degelijk mee, omdat ze wooneenheden bevatten. In de Grotepoort noemt hij Peter Gijben in die port . Zijn beroep is kleermaker. In de Maaspoort wordt genoemd Jacob in die port. Hij heeft blijkbaar geen achternaam. Maar Gisbert voegt er aan toe: een dagloner. De Nierspoort heeft een dubbele woonunit. In het poortgebouw beneden woont de oude bottelier Heyn in die port . Boven huist Geert Schoemeker op die port . Zijn beroep blijkt uit zijn naam.

In beeld
Enkele namen lichten we nog uit de 130 hoofdbewoners. Burgemeester Rutger van Randwick (gereformeerd) woont met zijn gezin op de hoek van de Hout- en Zandstraat, nu locatie Zandstraat 2. Naast hem woont de Gennepse pastoor. Burgerlijke en religieuze gezagsdrager zin dus buren! De pastorie lag toen blijkbaar niet bij de kerk. De schout van Gennep, Jacob van Wijlaick , heeft zijn woning aan de Molenwqeg in het oudste huis van Gennep, een voornaam pand bij het in de 15 de eeuw gesloopte slot Lonenstein. Hedentendage noemen wij dat: het Pinakelhuis. In de Groete straet staat het huis van een belangrijke Gennepenaar: Engelbert Katz, de rentmeester (beheerder van hertogelijk vastgoed in Gennep).
Aan diezelfde Maaszijde staan in 1562 naast elkaar de woningen van drie schepenen midden in de straat. Stond hierbij het stadhuis van het middeleeuwse Gennep? In het huizenoverzicht worden 7 schepenen genoemd, die toen in functie (geweest) waren. Daarvan woonden er 6 in de Zandstraat en één in de Maasstraat.

1e bekende afbeelding van Gennep (vanaf zijde Ottersum) in beroemde stedenatlas van Braun-Hogenberg uit ca 1575. Gennep verscheen hier als 1 vd Europese steden

Ook in beeld
Het onderwijs aan de Gennepse jongens (!) werd gegeven door Meister Johan . Hij woonde in een stadswoning vlak bij de kerk (tevens organist). Hij blijkt ook gemeentesecretaris te zijn! In dat zelfde schaars bebouwde noordelijke deel van het stadje (‘kerkbuurt') staat ook de boerderij van Clais von Tempell, ackerman in de doelen. Op Zandstraat-west -dicht bij de Maasstraat- wordt de weerdt in het Sint Joosthaus genoemd. Is hier sprake van een herberg of gemeenschapshuis? In de Houtstraat-noord staat het gaisthaus met twee (bejaarde?) weduwnaars. Bij alle mannen die kroniekschrijver Gisbert noemt, valt één vrouw nauwelijks op. We bedoelen een zeer belangrijke vrouw in het stadje: Tryn Noyen, wyessmoder : de vroedvrouw. Zij woont ook op de Zandstraat-west, bijna op de hoek met de Maasstraat.

Voornamen
Als we in het Gennep van 1562 de namen van de gezinshoofden bekijken valt het op dat zo'n 30% alleen maar met voornaam vermeld staan. De meeste van die 30% worden door kroniekschrijver Gisbert genoteerd met voornaam + beroepsnaam: Derrick die Becker , Roeloiff die Cremer , Thomas die Metzeler , Jan die Smydt, Derrick die Tymmermann, Frensken die Snijer . Hadden zij geen achternaam of nam Gisbert de benaming uit de Gennepse volksmond over? Senioren uit onze 21 ste eeuw kennen in het Genneps die combinatie ook nog wel: Piet den Békker, Jöp de Smid en Jan Ôllie . Ook hebben de volgende gezinshoofden hun naam kennelijk te danken aan een uiterlijk kenmerk: Roden Tiss, Schelen Peter. Of aan de gestalte: die lange Jut (Judith, Jutta) . Deze vrouw was blijkbaar beduidend groter dan haarseksegenoten. En Jacob hierna kreeg zijn naam naar zijn woonplek: Jacob in die port. Bij meister Peter wist elke Gennepenaar dat de barbier (tevens dokter ?) bedoeld was. En Frerick in de Houtsttaat had van de kroniekschrijver geen nadere aanvulling nodig.

Achternamen
In 1562 heeft 70% van de Gennepse huiseigenaren/gezinshoofden bij de auteur Gisbert een voor- en achternaam. Hij noemt ook bij iedereen van hoog tot laag de voornaam. Het dragen van een achternaam was in hogere kringen belangrijk met het oog op bijv. erfeniszaken. Pas toen het centrale gezag zijn greep op de individuele burger wilde bestendigen, moest het onderscheid tussen de ene en de andere persoon onomstotelijk zijn (belastingen, dienstplicht). De achternaam werd in het hertogdom Kleef -en dus ook in Gennep- verplicht tijdens de bezetting door de Franse revolutionaire troepen (1794). In navolging van Frankrijk voerde de Franse bezetter hier een Burgerlijke Stand in. Elke inschrijving daar moest met voor- en achternaam geschieden. Tot dan toe bestonden er alleen kerkelijke geboorte-, huwelijk- en sterfregisters. Iedereen zonder achternaam werd dus op zeker moment gedwongen een achternaam op te geven. Daar ontstonden toen de meest wonderlijke achternamen (Naaktgeboren, Poepjes, Zonderland) .

Populair
In het Gennep anno 1562 wonen 12 weduwen zelfstandig door het stadje verspreid. Alleen in de Niersstraat toevallig geen.. Het getal 12 zal niet absoluut zijn geweest, want soms woonden weduwen met tweeën bij elkaar of bij kinderen in. In dit dozijn hebben allen een achternaam, behalve één: Joffer doctors weduwe. We krijgen nu wel een aantal laatmiddeleeuwse meisjesvoornamen: Gryyyen, Beel, Met, Jencken, Neel. Bekend in de oren klinken ons -afgezien van de schrijfwijze-: Truy, Lisbet, Lisken, Merry, Hanna, Styn . Bij de mannen zijn voornamen als Jan, Peter, Evert, Lambert, Heyn, Clais in 450 jaar niet veranderd. Anders kijken we tegen Thonnyss, Joryen, Goysen, Rickent, Aloiff aan. Als we de meest populaire jongensvoornamen uit het overzicht van Gisbert mogen afleiden, zijn dat Jan (14x), Peter (10x) en Derrick (9x). Bij de vrouwen is het aantal vermelde namen zo klein in het namenregister, dat we een populaire niet durven te noemen.
1e bekende plattegrond van Gennep. In 1731 werden Gennep en omgeving ingemeten en werden kadastrale kaarten gemaakt. De eerste kadastrale kaarten van het huidige Nederland

Beroepen
Omdat bij de hoofdbewoners van alle huizen ook hun beroep/functie staat, krijgen we een beeld van de werkzaamheden in een stadje als Gennep. Van burgemeester tot dagloner, van ambachtsman tot rentenier. We vinden er de bakker, smid, timmerman, kleer- en schoenmaker. We kunnen er de brouwer, herbergier, kuiper en molenaar plaatsen. De stadswacht, die na zonsondergang rondloopt om te controleren of alle bewoners de open vuren gedoofd hebben. En de stadsbode, die regelmatig met gemeentestukken naar de autoriteiten in Kleef loopt.

Heil
Voor het geestelijk heil heeft Gennep de pastoor. Merkwaardig is het, dat Gisbert diens naam Joannes Beyer niet vermeldt. Wel noteert hij in één adem heer Frans zonder verdere toevoeging. Was het een rondtrekkende dominee, die tijdelijk in Gennep verbleef? Een vaste dominee heeft Gennep dan (nog) niet. Het gering aantal protestanten wordt heimelijk bediend door een ambulante predikant, die diensten verzorgt bij een der gelovigen thuis.

Horeca
De barbier is tevens medicijnmeester. De vroedvrouw is het hele jaar door actief. De enige schoolmeester is er voor alle jongens die het schoolgeld hebben meegebracht. De koemeister (koeherer) gaat elke werkdag met de koeien uit de stadsboerderij (in de doelen) naar de hei. We zoeken tussen alle bewoners tevergeefs naar een beroepsvisser in het stadje. En ook de schilder en de pottenbakker wonen er (nog) niet. Woonden de pottenbakkers buiten de stad? In 1594 vinden we de eerste pottenbakker in het Gennepse archief vernoemd. Horeca en handelsactiviteiten blijken in 1562 uit de aanwezigheid van 2 brouwers, 4 kuipers, 3 herbergiers, , 6 kramers en 1 molenmeester. Voor handel binnen en buiten de stad zorgen ook de linnen- en lakenkoopman. Was Gennep zeer op zichzelf gericht? Een voerman vinden we in 1562 bij het overzicht niet. Door zijn ligging aan de uiterste grens van het hertogdom is het binnenlands handelsverkeer beperkt, dat met het buitenland (hertogdom Brabant en Gelre) door protectionisme geblokkeerd, en de concurrentiepositie ongunstig.

Ingekleurde gravure van Gennep, die zo'n 80 jaar later gemaakt is en was opgenomen in de atlas van Blaue. De gebeurtenis die aanleiding gaf voor deze gravure is de belegering en verovering van het Genneperhuis door Prins Frederik Hendrik in 1641