Gennep 50 jaar zonder pastorie!

door Wiel van Dinter (mei 2021)

Na de Stadsbrand
Donderdag 17 april 1597 werd een gedenkwaardige datum in de historie van Gennep. Een enorme vuurzee veegde het stadje in enkele uren van de kaart. De stadsbrand spaarde de middeleeuwse kerk, omdat die -ver genoeg van de huizenrijen verwijderd- bij de noordelijke stadsmuur stond. Ook een tiental vrijstaande woningen, verspreid in de buurt van de kerk, ontsnapte aan de gretige vlammentongen.
Zeven- à achthonderd inwoners hadden na die nacht geen dak meer boven hun hoofd. Ze werden door de hoge regering te Kleef geëvacueerd. Achter bleven leden van het stadsbestuur, die zich vestigden in enkele van de gespaard gebleven huizen. Het stenen koopmanshuis op de hoek van de Niersstraat (?) werd rookvrij gemaakt en ingericht als noodraadhuis.

Toevlucht
Deken Chr. Creemers ( Bescheiden betreffende Gennep…, 1895 ) put voor het volgende relaas uit de parochiekroniek van pastoor Em. Krift (1647-1695 in Gennep). De bejaarde en ziekelijke pastoor ab Ellen in de pastorie aan de Zandstraat zag in het holst van die nacht de muur van vuur snel naderbij komen. Hij vluchtte met de panische stroom mensen de Maaspoort uit en liep mee naar het Genneperhuis. Hij werd opgevangen in een van de boerderijen bij het slot. Van de ene dag op de andere was hij een parochieherder zonder kudde en stal geworden. Hij trekt niet met de evacuees mee, maar vindt toevlucht in een klooster te Kleef. Hij zal niet meer terugkeren naar zijn parochie in Gennep; hij sterft in de hertogstad in 1602.

Onderdak
De St-Martinusparochie in het verbrande Gennep telt na 17 april 1597 nog slechts een handjevol leden zonder pastoor. Dit aantal groeit minimaal met terugkerende mannen, die van de burgemeester toestemming krijgen het plat gebrande Gennep binnen te komen om mee te helpen met puinruimen. Het aantal parochianen stijgt verder, wanneer de eerste gezinnen weer hun nieuwe woning kunnen betrekken. Als in 1602 pastoor ab Ellen overleden is, krijgt Gennep een nieuwe pastoor. Een zielenherder zonder pastorie! Een kerkbestuur is er dan nog niet. Geld evenmin. Bediening geschiedt vanuit het Kruisherenklooster in St-Agatha, waar de nieuw benoemde Gennepse pastoor onderdak heeft gevonden.

Bestuursklimaat
Weken, maanden, jaren gaan voorbij. Binnen de stadsmuren van Gennep doen de straten steeds meer hun naam eer aan. Langzaam worden aanwezige puinhopen opgeruimd en open plekken dicht gebouwd. Vier elkaar opvolgende pastoors na pastoor ab Ellen (1602-1647) hebben het moeilijk te Gennep in wederopbouw. De kerkenraad (kerkmeesters) is onderbezet, de jaarrekeningen worden jaar na jaar niet opgemaakt en/of gecontroleerd. Er is geen overzicht van de parochiële financiën. Vanuit het klooster St-Agatha een parochie ‘op afstand' besturen is onmogelijk. Vanaf 1609 voert de gereformeerde keurvorst van Brandenburg het landsbestuur in Kleef. De gemeentelijke overheid in Gennep is ook gereformeerd dominant. Dat heeft het katholieke kerkbestuur ook nog nooit meegemaakt. Het bestuursklimaat is ingrijpend veranderd.

Em. Krift
In 1647 krijgt Gennep de vijfde pastoor na de stadsbrand. Het is Emericus Krift, geboren in Boxmeer (1612), een man uit de streek. Priester gewijd in Keulen, wordt hij in 1642 benoemd tot pastoor in Heijen. Energiek man als hij is, ziet hij vanuit dit dorpje met verbazing hoe een half uur gaans vandaar een parochie bijna stuurloos voort dobbert. Wanneer hij in 1647 pastoor van de St-Martinusparochie te Gennep wordt, is hij vast besloten in zijn parochie te gaan wonen en niet het St-Agatha-klooster als zijn pastorie re accepteren. Nu de stad Gennep weer opgebouwd is, acht hij het zijn door God gegeven opdracht de parochie van de grond af aan op te bouwen. Zijn eerste daad: het pastoraat van Gennep weer in Gennep verankeren, los van de Kruisheren in St-Agatha.

Kerkmeesters
Pastoor Krifts uitgangspunt: de parochianen laten meebeslissen en -besturen door de heroprichting van een krachtig werkende kerckenraedt , die mede leiding gaat geven aan de parochie. Naast hem als voorzitter vraagt pastoor Krift een drietal prominente parochianen als kerkmeesters. Rudolph Vogelvangers (gefortuneerd burger), Jan Martens (penningmeester) en Theodorus Gosemans treden toe, (burgemeester en jurist) treden toe.

Dit schilderij van pastoor Krift hangt momenteel in het pastoriezaaltje van de Martinusparochie in Gennep. Pastoor Krift was ook verantwoordelijk voor de wederopbouw van de Martinuskerk toen die in 1648 grotendeels instortte en ook voor de aanschaf van 2 luidklokken, welke anno 2021 nog steeds in de huidige Martinuskerk hangen naast de grootste luidklok die uit 1432 dateert. (Harm T 2021.)

Veldschans
Op een middag staat pastoor Krift met zijn drie kerkmeesters op de Zandstraat voor de plek waar vroeger de pastorie stond. Eigenlijk een schandvlek tussen de nieuwe huizen rondom. Het viertal ziet hoe de brokstukken begroeid zijn geraakt met onkruid, vlier- en bramenstruiken. Jan Martens vertelt hoe hij als 10-jarige met zijn ouders eindelijk van de evacuatie terugkwam en zich de puinhoop veel groter herinnerde. Nog half overeind staande muurresten en gebroken halve potten en kommen. Niemand keek er naar om. Iedereen had genoeg aan zichzelf. Hij had de soldaten van de prins gezien bij de bouwlocatie van het nieuwe stadhuis daar ginds en opnieuw de brand in de Zandstraat. En in 1635 hadden de Spanjaarden weer het Genneperhuis bezet. Ze hadden in heel Gennep alle puinhopen omgewoeld op zoek naar stenen. Die hadden ze nodig om aan de weg van het Maasveer naar de stadspoort bij de weg naar het Genneperhuis een grote veldschans te bouwen.

Verpachten
Nu lag die bouwval hier al 50 jaar, omdat de kerk geen geld had voor opruimen en bouw van een nieuwe pastorie. De gereformeerde magistraat vond deze puinhoop een teken van gerechtigheid, een straf voor de luisterrijke, machtige katholieke kerk na decennialange onderdrukking en achterstelling van de gereformeerde religie in Gennep. Pastoor Krift hoorde het verhaal aan en zei peinzend: ”We vragen zondag tijdens de preek vrijwilligers om dit perceel schoon te maken en te egaliseren. Het hele grondstuk zetten we af met heggen. In het voorstuk planten we fruitboompjes voor eigen gebruik. Het grootste achtergedeelte verpachten we jaarlijks als moestuin aan burgers. God zij met ons.”

Klokkenbrokken
Bij het omspitten stieten de mannen op grote brokstukken half gesmolten klokken. Bejaarde burgers dachten dat die afkomstig waren van klokken uit omliggende dorpen. Ze waren bij onlusten voor de veiligheid binnen de stad Gennep gebracht en daar achter de pastorie neergezet. Bij de grote stadsbrand waren ze door de enorme hitte gebarsten en deels gesmolten. De restanten waren na de brand als niet herken- en onbruikbaar in de grond gegraven. Pastoor en kerkmeesters besloten alle brokstukken op te graven, ze op een kar te laden en in Nijmegen bij een bronsgieterij te verkopen. Van de opbrengst kocht het bestuur een klein huisje uit de erfenis van de weduwe Loeffs in de nieuwe Kerkstraat. De kleine woning werd ingericht als tijdelijk onderkomen voor pastoor Krift.

Kroniek
Zo kreeg katholiek Gennep 50 jaar na de stadsbrand weer een weem oft pastorienhuys. Aldus pastoor Em. Krift in zijn kroniek van de St-Martinusparochie, Gennep. (De kroniek werd eeuwenlang bewaard in de Gennepse pastorie. Ze is tijdens de evacuatie 1944/45 zoek geraakt. WvD)
Toen na WOII in 1948 de oude Martinuskerk werd opgegraven, werden ook de oude tombes onder de vloer van die kerk opgegraven. In de vloer van de kerk waren grafzerken aanwezig. Onder andere deze grafzerk van pastoor Krift. De grafzerk is meen ik te zien in het Petershuis in Gennep. Harm T 2021