Holocaust -Selly en Nanny: de Joodse school in Nijmegen

Op 24 juni 2021 ontvingen we een reactie op onze Stolpersteine Gennep website van de heer Willem Oosterbaan. Deze verwees naar een website: Oorlog in Nijmegen, waar onder andere het verhaal van de Joodse lagere school in Nijmegen uitgebreid verhaald wordt en goed gedocumenteerd met talloze bronnen. Dat is natuurlijk ook voor ons in Gennep van belang, want naar die (nieuwe) school moesten Selly Andriessen en Nanny Kaufman toen ze in 1941 niet meer naar hun eigen lagere school in Gennep mochten. Het gehele verhaal staat op genoemde website, maar zet ik ook hier op www.gennepnu.nl (juni 2021) Met dank aan: Leo van den Munkhof en Willem Oosterbaan (www.oorloginnijmegen.nl)

Van school gestuurd

Kleine geschiedenis van een Joodse school in oorlogstijd, Nijmegen 1941-1943

Inleiding

In de Smetiusstraat in Nijmegen staat een oud gebouw, het was eerst een dancing of dansschool; dat werd het later opnieuw. Maar anderhalf jaar lang was het een school, een school die nauwelijks sporen heeft achtergelaten. Bijna alle scholieren en medewerkers werden vermoord. De school maakt geen deel uit van het collectieve geheugen van Nijmegen en we vinden haar ook nauwelijks terug in de lokale geschiedschrijving. 1 Over deze school willen we het hier hebben. De oprichting van deze school markeerde een van de stappen in een voortdurend proces van uitsluiting waarmee Joden in Nijmegen 2 toen bijna dagelijks te maken hadden.

Al snel na de inval in mei 1940 begon de Duitse bezettingsmacht met het uitvaardigen van maatregelen die specifiek gericht waren tegen de Joodse bevolking. In het voorjaar van 1941 hingen de borden ‘Verboden voor Joden' al bij zwembaden, bioscopen en cafés, ook in Nijmegen; in september zouden er nog meer volgen. In februari van dat jaar moesten Joden zich als Jood laten registreren. Eerder al waren alle Joden in overheidsdienst geschorst en vervolgens ontslagen. Hun radio's waren geconfisqueerd. Er zouden nog heel wat meer maatregelen volgen.

Nijmegen, Smetiusstraat 9, ergens voor de oorlog gefotografeerd. Er was toen een dansschool in gevestigd. Bron: Noviomagus.nl, collectie J. v.d. Bosch.

 

Ook het onderwijs werd niet met rust gelaten. Al in februari 1941 waren alle Joodse studenten van de universiteiten gestuurd. Eerder al, in november 1940, werden alle Joodse leraren uit het onderwijs verwijderd. Vanaf 4 juni 1941 mochten Joodse leerlingen niet meer deelnemen aan het schoolzwemmen. 3 Na de zomervakantie moesten ze de scholen verlaten en werden ze - zo goed en zo kwaad als dat ging - ondergebracht in aparte Joodse scholen. Er werden gaandeweg in het hele land 62 lagere scholen (waarvan 18 in Amsterdam), 18 uloscholen, 12 lycea, 1 hbs en vijf Nijverheidsscholen opgericht. 4 In Nijmegen werd alleen een lagere school voor Joodse kinderen opgericht.

Zomer 1941

Kort na 28 augustus 1941, vlak voor het einde van de zomervakantie, werden de ouders van Joodse leerlingen op alle scholen in Nijmegen opgeschrikt door een mededeling van het gemeentebestuur: ‘De Duitsche autoriteiten hebben bepaald, dat Joodsche leerlingen met ingang van 1 September a.s. van de scholen – voor zoover deze niet uitsluitend voor Joodsche kinderen zijn bestemd – moeten worden verwijderd'. Wat nu? Waar moeten deze kinderen naartoe? Hoe zit het met de leerplicht voor deze kinderen? De mededeling vervolgde: ‘Het ligt in de bedoeling om de Joodsche kinderen in staat te stellen het onderwijs dat zij thans genieten, te vervolgen, zij het dan in afzonderlijke onderwijsinrichtingen. Deze zullen zoo spoedig mogelijk worden opgericht, zoodat in het algemeen de betrokken Joodsche leerlingen niet langer dan vier weken zonder hun passend onderwijs zullen zijn'. 5

 

Het besluit om Joodse kinderen uit het onderwijs te verwijderen werd betrekkelijk snel uitgevoerd, niet in de laatste plaats dankzij de vlotte medewerking van het ambtelijke apparaat, zowel in Den Haag als op lokaal niveau. Vanuit de Nederlandse overheid werd de hele operatie gecoördineerd door Jan van Dam, secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. Deze stuurde op 16 augustus 1941, op last van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, een circulaire aan alle gemeentebesturen, alle onderwijsinspecteurs en alle besturen van bijzondere scholen, waarin hij meedeelde dat ‘op korten termijn maatregelen getroffen zullen moeten worden om de schoolkinderen, die van Joodschen bloede zijn of als zoodanig worden beschouwd, in afzonderlijke scholen bijeen te brengen. U gelieve aan mijn Departement zoodra mogelijk een opgave te verstrekken van het aantal der leerlingen, onderscheiden volgens de verschillende scholen welke zij thans bezoeken, zonder vermelding van hun naam'. Aan de gemeentebesturen moesten de namen van de schoolkinderen worden opgegeven, met geboortedatum en adres. ‘Negatieve opgaven moeten zowel aan mijn Departement als aan de Gemeentebesturen wel worden aangeboden'. Boven de circulaire staat in kapitalen: ‘NIET VOOR PUBLICATIE IN WELKE VORM DAN OOK BESTEMD' . 6 Het beloofde vervangende onderwijs voor Joodse kinderen, ook de leerplichtige, liet overigens heel wat langer op zich wachten dan de hierboven beloofde vier weken. 7

Aparte onderwijsinstellingen voor Joodse kinderen

De Nijmeegse burgemeester Joseph A.H. Steinweg stuurde de circulaire van Van Dam van 16 augustus, met een begeleidende brief van zijn hand, op 20 augustus door aan alle hoofden van openbare lagere scholen, en aan de directeuren van de Gemeentelijke HBS, het Stedelijk Gymnasium en de Middelbare Handelsavondschool. Al op 18 augustus, dus nog in de schoolvakantie, liet het bestuur van het jongenspensionaat Jonkerbosch aan het gemeentebestuur weten dat ‘één leerling van Joodschen bloede genoemde school bezoekt, nl: Grödel, Eduard, geboren te Rotterdam, 20-11-'28'. 8 Eduard Grödel, een interne leerling van het internaat, was daarmee de eerste Nijmeegse leerling die door zijn school als Joodse leerling werd opgegeven. Er zouden er nog velen volgen.

Ed Grödel met zijn vader Karl, gefotografeerd in Berg en Dal (1940). Bron: Site Geschiedenis Jonkerbosch (gaypnt).

Op 25 augustus bracht Van Dam een nieuwe circulaire uit. Dit keer liet hij de gemeentebesturen weten dat Joodse leerlingen vanaf 1 september van alle scholen – ‘voor zoover deze niet uitsluitend voor Joodsche kinderen zijn bestemd' - moeten worden verwijderd. Er zouden voor hen aparte onderwijsinstellingen worden ingericht. Het gaat hier letterlijk om alle scholen: openbare, bijzondere, lagere en middelbare, beroepsopleidingen, zelfs de bewaarscholen. Drie dagen later gaf burgemeester Steinweg dit bericht, zoals we aan het begin van dit artikel vermeldden, door aan alle scholen in Nijmegen. Daarbij voegde hij – alleen al voor de openbare lagere, middelbare en hogere scholen – maar liefst 1.848 begeleidende circulaires, die door de schoolbesturen moesten worden ‘uitgereikt of toegezonden' aan de ouders. De circulaires voor de ouders waren bedoeld om ‘het onderzoek naar de vraag, welke leerlingen onder bedoelde aanschrijving vallen, te vergemakkelijken'. 9 Het was nog vakantie, de meeste scholen zouden weer op maandag 1 september of dinsdag 2 september beginnen. De getroffenen kregen het slechte nieuws dus pas op vrijdag 29 of zaterdag 30 augustus onder ogen.

Kennelijk kon Steinweg toch vrij snel inschatten hoeveel Joodse kinderen er op Nijmeegse lagere scholen zaten, want op 2 september vroeg hij aan het ministerie om de uitvoering van de maatregel voor Nijmegen vooralsnog uit te stellen, ‘aangezien hier geen joodsche school bestaat. In deze gemeente zijn slechts 40 joodsche kinderen leerlingen van lagere scholen'. 10

Namen en adressen komen binnen

In de eerste weken van het nieuwe schooljaar 1941-1942 stroomden de opgaven - zowel ‘positieve' als ‘negatieve' - bij het gemeentebestuur binnen. De meeste scholen leken er geen probleem mee te hebben om de namen van hun Joodse leerlingen door te geven of te laten weten dat er op hun school geen Joodse kinderen zaten. 11 Er waren echter ook uitzonderingen. Zo vond het bestuur van de Stichting Christelijke Scholen op de Klokkenberg (ulo, lo en kweekschool) aanvankelijk dat ze principieel geen antwoord moesten sturen naar Van Dam en naar de gemeente. 12 Er waren overigens geen Joodse leerlingen op deze school.

Ook de Eerste Nijmeegse Huishoudschool aan de Groesbeekseweg weigerde mee te werken. In de notulen van de vergaderingen van het dagelijks bestuur lezen we op 12 september 1941: “Het eerste punt op de agenda is de gevraagde opgave van het aantal onzer Joodsche leerlingen. De leerlingen zijn uit zichzelf niet op school terug gekomen. Het bestuur besluit niet op de vraag van het Departement te antwoorden, daar wij niet willen meewerken, de Joden alle rechten, ook op goed onderwijs, te ontnemen.” 13 Op deze school zat de dochter van rabbijn Alexander Salomons, Sara. Kennelijk is ze niet meer teruggekomen, want in de notulen van 23 januari 1942 lezen we dat een van de docenten vertelde “dat in andere plaatsen Joodsche leerlingen op scholen terug mochten komen, als geen ander huishoudonderwijs gegeven kon worden. We willen proberen of het meisje Salomons, die een goede leerling was, ook niet de cursus af kan maken.”¹4

Omdat gemeentebesturen geen directe invloed konden uitoefenen op de besturen van bijzondere scholen, liet Van Dam op 14 november nog eens in een afzonderlijk schrijven aan Steinweg weten ‘dat het aanbeveling verdient onder de aandacht van de schoolbesturen, die weigerden de gevraagde opgave te verstrekken, te brengen dat de verantwoordelijkheid voor het niet verwijderen van Joodsche leerlingen wordt gelegd op de ouders en verzorgers dezer kinderen'.¹5 De verantwoordelijkheid werd dus gemakshalve bij de ouders gelegd. Steinweg gaf deze informatie op 9 december netjes aan de betreffende besturen door.¹6

De balans

Op 3 oktober maakte Steinweg de balans op. Op het Stedelijk Gymnasium aan de Van Schevichavenstraat zit één Joodse leerling.¹7 Het departement had laten weten dat voor het oprichten van een afzonderlijke Joodse school een minimumaantal van 50 leerlingen nodig was.¹8 Steinweg vroeg op 3 oktober dan ook om ‘herplaatsing' van deze leerling op het gymnasium. De hbs voor meisjes (Julianaplein), de hbs-A en de hbs-B (Kronenburgersingel) telden respectievelijk 14, 5 en 3 Joodse leerlingen. Ook voor deze leerlingen vroeg Steinweg bij Van Dam ‘herplaatsing' aan. Op de lagere scholen en ulo- scholen kwam de gemeente tot respectievelijk 39 en 7 Joodse leerlingen. Ook voor deze leerlingen pleitte hij voor herplaatsing: ‘Het komt mij voor […] dat deze aantallen niet voldoende zijn om afzonderlijke scholen in het leven te roepen, afgezien van de te verwachten moeilijkheden voortkomende uit het tekort aan leerkrachten van Joodschen bloede'.¹? Maar het zou niet gaan zoals Steinweg vroeg. Wat te doen met de kinderen die de lagere school al hadden doorlopen, misschien pas net, in juli?

Zij wilden verder, maar hoe en waar? In de stukken is het lastig hierover iets te vinden. Er bestaat een lijst van P. Keukens, hoofdcommies van de afdeling Algemene Zaken en Onderwijs van de gemeente. Op zijn lijst staan veel leerplichtige kinderen die er al zo'n zeven schooljaren op hadden zitten. Bij slechts één leerling staat vermeld dat ze nog op de ‘gewone' hbs zit. 20 Van twee leerlingen wordt vermeld dat ze op 5 januari 1942 naar de ulo (Hertha Bos) of de hbs (Jacob van Buren) in Arnhem zullen gaan. Op een van de kopieën van de lijst is hierbij ook de naam van Renate Chaim met potlood toegevoegd.

Dan zijn er nog, zo krabbelde iemand met een potlood op een blaadje, 21 drie leerlingen van de huishoudschool aan de Groesbeekseweg en drie leerlingen van de ambachtsschool, waarschijnlijk die aan de Nieuwe Marktstraat. Over hen wordt in de dossiers niets meer gemeld. Alleen van Jacob Voltijn weten we dat hij laatstgenoemde school bezocht. Presser gaat ervan uit dat de Joodse studenten van alle beroepsopleidingen (verpleegopleidingen, Schoevers, technische scholen en zo veel meer) naar huis zijn gestuurd. 22 Alleen voor leerplichtige leerlingen in de drie grote steden was er een vorm van nijverheidsonderwijs.

Naar Arnhem

Op 15 november wees Van Dam zestien gemeenten aan waar een Joodse ulo mocht komen, waaronder Arnhem. Het gemeentelijk archief van Arnhem is in de oorlog grotendeels verwoest en er is dan ook bijna geen informatie over deze school te vinden. De school was in ieder geval gevestigd in het gebouw van de in die periode ook in Arnhem opgerichte Joodse School (adres: Trans 10). We denken dat uit Nijmegen eigenlijk alleen Hertha Bos en Kurt Rosenbaum daarheen zijn gegaan. Over laatstgenoemde maakte Keukens de volgende notitie: ‘Heeft eerste klas openbare ULO-school doorlopen en zou naar de tweede klas zijn overgegaan. Voor het bezoeken van de Joodsche ULO te Arnhem beschikken de ouders niet over de nodige contanten'. 23 De gemeente beloofde hem te ondersteunen maar het was de Joodse Raad die aan de ouders een voorschot gaf om het openbaar vervoer te kunnen betalen. De Joodse Raad probeerde eind 1942 deze veertig gulden van de gemeente terug te krijgen: ‘De betrokken leerling is inmiddels naar Duitsland getransporteerd. Wij nemen echter aan dat wij het resterende bedrag van de Gemeente Nijmegen alsnog zullen ontvangen. Evenwel ontvingen wij het statiegeld voor de diverse jeugdkaarten à F 1.- tengevolge van zijn transport niet van den jongen terug'. 24 Ook bij enkele andere leerlingen werd vermeld dat de ouders niet beschikken over de nodige contanten om hun kind naar een Joodse school in Arnhem te sturen. 25

Arnhem was ook aangewezen als vestigingsplaats voor een Joods Lyceum. Bij leerling David Frank staat genoteerd: ‘Het is de bedoeling hem de Joodsche HBS te Arnhem te doen bezoeken, zoodra deze school eenigszins volledig in werking zal zijn. Ontvangt thans les van Mej. de Wijze voornoemd'. Soortgelijke teksten vinden we bij enkele anderen. Uiteindelijk ging het Lyceum pas op 2 februari 1942 draaien met 87 leerlingen. 26 Volgens een ongedateerde lijst met ‘aanmeldingen' waren daarvan zeven afkomstig uit Nijmegen, eigenlijk allemaal nog in de leerplichtige leeftijd of net iets ouder. 27 Vijftien leerlingen van het Stedelijk Gymnasium of de Gemeentelijke HBS gingen dus niet verder. 28

Maar: hoe in Arnhem te komen? Voor het reizen met de trein of de bus hadden Joden vanaf 15 september 1941 een speciale vergunning nodig. De fiets dan. Eind juni 1942 werden die in beslag genomen. In Nijmegen en ook elders werden lijsten gemaakt van Joden die hun rijwiel nodig hebben om bij hun ‘onderwijsinrichting' te komen. Er was even sprake van dat er onder meer voor deze groep een uitzondering zou worden gemaakt op deze stante pede ingevoerde maatregel, maar tevergeefs. Alle fietsen werden opgehaald en de politie zou ze voortaan gebruiken. 29 In diezelfde periode werd er een nagenoeg volledig reisverbod voor Joden afgekondigd. Het is dus maar zeer de vraag of er van de zeven Nijmegenaren op het Arnhems Lyceum en van de twee op de Arnhemse ulo nog iemand na de zomervakantie van 1942 naar school is teruggekeerd. 30

Een Joodse lagere school in Nijmegen

Als het aan het gemeentebestuur had gelegen, waren er in Nijmegen geen Joodse scholen gesticht. Van Dam besliste echter anders. Hij wees op 28 oktober Nijmegen aan als een van de plaatsen waar een Joodse lagere school opgericht zou moeten worden. 31 Daarbij legde hij uit welke voorwaarden de Duitsers aan de scheiding tussen Joodse en niet-Joodse leerlingen stelden. Joodse leraren mogen niet lesgeven aan niet-Joodse leerlingen, Joodse leerlingen mogen uitsluitend les krijgen van Joodse leraren. Ook is het absoluut niet toegestaan dat ‘in hetzelfde gebouw een niet-Joodsche en een Joodsche school wordt ondergebracht'. 32

Op 10 november vond er op het gemeentehuis een bespreking plaats over de oprichting van een Joodse lagere school in Nijmegen. Daarbij aanwezig waren wethouder P. van der Velden, de chef van de afdeling Algemene Zaken en Onderwijs mr. J. B. Sens, P. Keukens, hoofdcommies van dezelfde afdeling, de Inspecteur LO,33 de Joodse arts David Hollander en rabbijn Abraham Salomons, 34 de twee laatsten als vertegenwoordigers van de Joodse Raad. Het gesprek ging niet verder dan enkele praktische punten geregeld moesten worden, zoals de samenstelling van een lijst van gemeenten in de verre omtrek die aangeschreven moesten worden om te kijken of er van school verwijderde kinderen waren die deze school zouden kunnen bezoeken, en de vraag of er nog ergens losse schoolborden beschikbaar waren. Salomons zegde toe dat hij verder zou overleggen met de Joodse Raad en daarvan verslag zou doen. 35

Op 5 december 1941 besloot het stadsbestuur formeel tot de oprichting van ‘een school voor gewoon lager onderwijs voor leerlingen van Joodschen bloede'. 36 De benedenverdieping van het pand Smetiusstraat 9 werd met dit doel gehuurd (voor 30 gulden per maand). Deze verdieping, eigendom van bierbrouwerij ‘De Leeuw' in Valkenburg, had eerder dienstgedaan als dansschool en danszaal. Maar gedanst werd er niet zo veel in die jaren.

De gemeente stelde een krediet ter beschikking ‘voor de eerste inrichting van de school met meubelen, leermiddelen en schoolbehoeften'. Om de leerlingen in groepen te kunnen scheiden werden er in de schoolruimte ‘separaties' aangebracht. 37 De school kreeg een eigen tussenmeter voor de elektriciteit. Er werden nieuwe sloten aangebracht en de verlichting werd aangepast. De Nijmeegse firma Hentzepeter - dezelfde firma die een half jaar eerder in opdracht van het stadsbestuur bordjes ‘Voor Joden verboden' had geschilderd en beletterd - schilderde twee schoolborden. De firma Van der Stad bracht 44 kapstokhaakjes aan. Er werden aanmaakturven en gascokes geleverd voor de verwarming. De Nijmeegse schoolboekhandel Dencker leverde schoolbehoeften, waaronder ‘40 stukjes gummi, 45 penhouders, 1 gros kroonpennen, 50 cahiers, 48 potloden, 1 gros schoolkrijt, 1 bordewisser en 24 vellen kaftpapier'. 38 In de maanden daarna werden nog tal van extra bestellingen gedaan.

 

Alle overheidsfinanciering vond plaats bij wijze van voorschot: het was vanaf het begin de bedoeling om het beheer van de school na verloop van tijd over te dragen aan de Joodse Raad in Amsterdam. Alle benoemingen op Joodse scholen passeerden deze Raad.

Op 11 december werd de ouders van de Joodse leerlingen die van school waren gestuurd, via een circulaire door burgemeester Steinweg meegedeeld dat de Joodse School op maandag 15 december zou worden geopend. ‘Er zal schoolgeld worden geheven overeenkomstig de gemeentelijke verordening'. Steinweg besloot met: ‘Ik verzoek U Uw kind(eren) deze school te doen bezoeken'. 39

Leerplichtige Joodse kinderen

F.J. Wilbers, hoofd van de Afdeling Bevolking van de gemeente Nijmegen, had al in de lente vooral op basis van de aanmeldingsplicht voor Joden (Verordening 6/1941) een lijst van Nijmeegse Joden gemaakt, ‘voljoden', ‘halfjoden', ‘kwartjoden' en wat je in die tijd al niet kon zijn. Uit die lijst destilleerde hij op 19 december 1941 een lijst van leerplichtige Joodse kinderen. Hiervoor hoefde hij alleen maar naar de leeftijd te kijken per 15 september 1941, de wettelijke datum. 40 De lijst, die 41 namen, geboortedata en adressen bevatte, werd voorzien van de paraaf van Wilbers en toegezonden aan P. Keukens, hoofdcommies Algemene Zaken en Onderwijs (AZ&O).

In hetzelfde dossier zien we ook een tweede Lijst van leerplichtige Joodsche kinderen. Deze is niet gedateerd en bevat iets meer namen. De lijst is opgemaakt op de afdeling AZ&O. We denken dat deze van rond 20 december is. De Joodse School draaide al, bij kinderen die deze school niet bezochten staat wat ze in januari waarschijnlijk gingen doen. Hier zien we ook formuleringen als “Studeert thans zelf thuis”, in de tegenwoordige tijd. De lijst lijkt bedoeld te zijn geweest als een verslag van de toestand op dat moment. De ambtenaar die de lijst heeft opgesteld, Keukens zelf of een van zijn ondergeschikten, had duidelijk her en der inlichtingen ingewonnen. Dat verklaart echter niet waarom enkele namen wel op deze lijst maar niet op de eerdergenoemde lijst voorkomen. Volgens deze lijst bezochten nog drie Joodse leerlingen een reguliere school (Sally Bergmann de blo aan de Timorstraat, Eva Sander de hbs aan de Kronenburgersingel en Ed Grödel het internaat Jonkerbosch 41 ). Voor enkele leerplichtige kinderen van dertien of veertien jaar was er nog niet echt iets geregeld. Bij enkelen staat vermeld dat zij thuisonderwijs ontvingen van een ‘mejuffrouw' De Wijze; het ging dan om een van beide zussen De Wijze van de Graafseweg, Kitty (Kaatje) of Elly (Sibylla) de Wijze, die beiden thuisonderwijs gaven. De lijst bevat de namen van 37 kinderen uit Nijmegen die naar de Joodse School op de Smetiusstraat gingen en 14 andere namen.

Leerkrachten

Per 15 december, de officiële startdatum van de Nijmeegse Joodse school, wordt na advies van de Joodse Raad in Amsterdam, in een tijdelijke aanstelling - voor ten hoogste zes maanden - benoemd de heer Ph. Stoppelman uit Groningen (als onderwijzer, tevens hoofd). Stoppelman kreeg van de Duitsers geen verhuisvergunning en zag dientengevolge om financiële redenen af van de betrekking. In zijn plaats wordt Louis Goudsmit uit Venlo voorgedragen (voor een maandsalaris van ƒ 167,58). 42 Deze nam de baan aan. Hij kreeg een maandtrajectkaart Nijmegen-Venlo en nam ook zijn twee zoontjes mee naar school.

Daarnaast werd Clara Drielsma uit Elst als onderwijzeres voor de Joodse school uitgenodigd. Clara was een logische keus. Ze was in 1940 of begin 1941 in Nijmegen als Joodse onderwijzeres ontslagen op de Leerschool aan de Van Nispenstraat 33, een school voor neutraal bijzonder lager onderwijs. 43 Ze woonde in Elst en ‘toen ook de Joodse kindertjes niet meer naar een gewone school mochten, ben ik op verzoek van verschillende ouders aan huisonderwijs begonnen. Dit gebeurde eerst ten huize van dr. Hollander op de Groesbeekseweg' en later bij de familie De Leeuw in de Vredestraat. 44

Clara Drielsma liet op 12 december aan het gemeentebestuur weten ‘dat ik zeer gaarne bereid ben de benoeming als onderwijzeres aan de O.L. school voor Joodse kinderen aan te nemen'. 45 Haar maandsalaris werd vastgesteld op ƒ 98,25. Zij kon alleen aan het werk als haar Joodse moeder, Esther Elte, toestemming kreeg om haar huishoudster, Aleida Folmering, in dienst te houden, iets wat vanwege de Duitse ‘rassenscheiding' was verboden omdat Aleida ‘arisch' was. Uiteindelijk, na enkele brieven heen en weer tussen de Reichskommissar of zijn kantoor en de burgemeester of zijn vervanger (wethouder Van der Velden) mocht de huishoudster blijven tot 28 februari 1942, maar, zo schreef iemand namens de Reichskommissar: ‘In einer Gemeinde, die 40 jüdische Schüler aufbringt, werden auch jüdische Mädchen aufzutreiben sein, die in jüdische Haushaltungen dienen können'. 46 Het woord aufzutreiben is door de lezer (Van der Velden, Steinweg?) onderstreept en in de marge van een uitroepteken voorzien. Drielsma deed de klassen 4, 5, 6 en 7, Goudsmit de klassen 1, 2 en 3. De onervaren Goudsmit was een man, dus hij werd hoofd der school. Zo ging dat.

Per 1 mei 1942 werd de 19-jarige Bertha van Gelder (geb. 24-09-1922, Frans Halsstraat 44) als tijdelijke assistente benoemd (voor een maandsalaris van ƒ 42,23), omdat Clara Drielsma veel tijd besteedde aan de voorbereiding van enkele leerlingen voor het toelatingsexamen voor de Joodse hbs. 47 Ook Sara Betty de Marcas werkte rond april kort als administratieve kracht voor de Joodse School, maar zij werd betaald door de Nijmeegse afdeling van de Joodse Raad. 48

Kinderen

Welke kinderen werden door dit alles getroffen? Hoe vonden ze het om na de vakantie plotseling niet meer welkom te zijn op hun vertrouwde school? Konden ze nog afscheid nemen van hun klasgenootjes? Hadden ze er heimelijk plezier in dat hun vakantie met enkele maanden werd verlengd? We kunnen er alleen maar naar gissen. Sommige kinderen kwamen maandag 1 september ondanks het verbod toch naar school. Misschien omdat ze het niet konden geloven. Of omdat ze op school meer informatie hoopten te krijgen. Of om afscheid te kunnen nemen van hun klasgenoten. Zo schreef de directeur van de Openbare Ulo aan de Gerard Noodtstraat, Gadiot, dat Simon van Buren, Sientje de Vries, Hans Jacobsohn en David Frank die ochtend wel waren gekomen maar daarna ‘zijn weggegaan'; de twee leerlingen die waren opgegeven voor de eerste klas waren niet komen opdagen.

We weten dat het om 45 kinderen gaat, en vanaf februari om 46. In de bijlage bij dit artikel voegen we een lijst toe die hoogstwaarschijnlijk vlak voor de kerstvakantie is gemaakt, toen de school pas een week draaide. 49 Rogier zag deze lijst ook. Hij schreef: ‘Er is een lijst leerlingen in het dossier. Ze bevat 45 namen (24 meisjes, 21 jongens); 39 uit Nijmegen, 2 uit Venlo, 2 uit Gennep, 1 uit Elst, 1 uit Heinsberg (Dld.). In februari 1942 kwam er een leerling uit Boxmeer bij'. 50

Van welke scholen kwamen ze? Elf kinderen kwamen van de Leerschool op Van Nispenstraat 33, de school voor neutraal bijzonder onderwijs waar Clara Drielsma een jaar eerder had moeten vertrekken. Haar nichtje Yvonne Drielsma kwam ook van deze school. Verder waren er leerlingen afkomstig van de neutrale bijzondere school aan de Driehuizerweg (tien kinderen), de Nutsschool op Hertogplein 6 (dertien kinderen). De Openbare Lagere School nummer 2 (Prins Hendrikstraat 7) geeft de namen van acht kinderen, maar bij twee van hen (de zusjes Trijtel uit de Bloemerstraat) schrijft de lezer dat zij twee Joodse grootouders hebben. Geen kinderen waren afkomstig van de bijzondere katholieke of christelijke scholen in Nijmegen.

Klassenfoto, enkele jaren vóór de oprichting van de Joodse school genomen, van leerlingen van een klas van de Nutsschool op Hertogplein 6. In deze klas zitten op het moment van de foto vier kinderen die in december 1941 naar de Joodse school zouden gaan. Op de achterste rij uiterst rechts Abraham (Bram) Salomons (*1930), op de middelste rij uiterst rechts Emile (Miel) Frank (*1931), op de voorste rij vierde van links Bernard (Benno) Busnac (*1931) en tweede van rechts Vogeline (Lientje) de Leeuw (*1930). Van de kinderen op de Joodse school kwamen er dertien van deze school. Bron: Website Joods Monument / Emile den Dunnen.

Vijf leerlingen kwamen uit plaatsen in de wijde omgeving (Gennep, Ochten, 51 Elst en Boxmeer) en dan waren er nog de twee zoontjes van Louis Goudsmit, die iedere dag met hun vader uit Venlo meereisden. Rogier vermeldde nog een kind uit Heinsberg. Zij reisde echter niet iedere dag op en neer. Het ging hier om Inge Meierhof, die als vluchtelinge in het gezin van De Wijze in de Pontanusstraat was opgenomen.

‘In deze tijd wat vreugde verschaffen'

Hoe het er dagelijks in de school aan de Smetiusstraat aan toe ging, is moeilijk te achterhalen. In haar oorlogsverslag herinnert Clara Drielsma zich: ‘Uit de aard der zaak hield ik me niet aan het voorgeschreven lesrooster. Als het die zomer van 1942 mooi weer was, ging ik op het binnenplaatsje zitten voorlezen, met alle kinderen in een kring om mij heen. Als het belletje van een ijsco-man doorklonk, werden er af en toe ijsjes gehaald. Het leek mij waardevoller de kinderen in deze tijd wat vreugde te verschaffen, dan ze vol te gieten met schoolwijsheid'. En verderop: ‘Daar er geen speelplaats was, moest ik met de kinderen in het vrij-kwartier naar buiten, hetgeen dikwijls moeilijkheden opleverde. Vriendelijke mensen, die deze kindertjes aanhaalden en ze graag wat lekkers toestopten, beseften niet, dat dit door de dagelijks passerende Grüne Polizei als een uitdaging kon worden opgevat, die gewroken kon worden op de kleine sterrekinderen, die onder mijn hoede stonden'. 52

Dat er geen speelplaats was lezen we ook in een brief d.d. 19 april 1942 van Goudsmit. Daarin vroeg hij aan de heer Stoopman (inspecteur LO) om een aanpassing van het lesrooster lezen en rekenen in plaats van lichamelijke oefeningen en handwerken – ‘[om]dat we voor lichamelijke oefeningen geen speelplaats, resp. lokaal en voor nuttige handwerken geen benodigdheden ter beschikking hebben'. 53

 

Betty Frank, jaartal onbekend. Bron: https://anderetijden.nl/aflevering/315/De-andere-familie-Frank .

 

We zagen de lesroosters. Er waren zeven ‘klassen', voor zover je daarvan kunt spreken als er maar twee leerkrachten zijn of later zelfs maar één. De schooltijden waren: van 9:45 tot 12:45 en van 14:15 tot 16:45. De normale vakken stonden op het rooster. In de zevende klas werd geen Frans gegeven, zoals toen gebruikelijk was, maar Duits. Maar we zagen dat die roosters voor Drielsma geen wet waren. Op woensdagmiddag werd voor wie dat wilde godsdienstonderricht geboden, waarschijnlijk door Isaäc Wolf of rabbijn Salomons. De meeste kinderen kwamen te voet naar school, hoewel in de circulaire aan de ouders stond dat zij hun fiets mochten neerzetten in de stalling van wat nu het Kolpinghuis heet. 54

Hoe de kinderen van buiten Nijmegen kwamen, weten we niet. We lezen wel ergens het verslag van een getuige, die iedere dag van Gennep naar Nijmegen reisde: ‘Vaak maakten we die reis met een stoomtrammetje. Het was gewoonte dat een bepaalde coupé van het trammetje gereserveerd was voor de schoolgaande jeugd, het zo genaamde hokje. Het hokje bood plaats aan zes personen, maar vaak zaten we er met een veel groter aantal. Gedurende een bepaalde tijd in 1942/43 was ook een klein meisje, genaamd Selly, een medepassagier van het hokje. Zij was 10 jaar, de lagere school te Gennep was voor haar verboden terrein, omdat ze Jodin was. Ze moest naar Nijmegen, naar de zgn. Judenschule. Ze was mooi, had een lief gezichtje; ik herinner me ook nog haar pijpenkrulletjes (…) Op een dag was ze er niet meer'. 55

De deportaties komen op gang – zomer 1942

Het is zomervakantie, de school had inmiddels een half jaar gedraaid. Het kerkbestuur van de Nederlands Israëlitische Gemeente in Nijmegen wilde ‘in verband met de beperkte bewegingsvrijheid voor kinderen van Joodsen Bloede' in de vakantiemaand augustus Joodse kinderen ‘op enigerlei wijze bezigheid en ontspanning […] verschaffen'. 56 De Leerschool, de bijzondere neutrale school aan de Van Nispenstraat 33, was bereid om het gebouw hiervoor in augustus te verhuren. ‘Daarin zal de Joodse jeugd zich dan bezig kunnen houden met gymnastiek, dammen, schaken enz. voor de grooteren en knutselen, voorlezen en derg. voor de kleintjes. 57 Enkele leden van de Joodse gemeente waren bereid om zich hiervoor in te zetten. Hoogstwaarschijnlijk was ook Clara Drielsma, voormalig onderwijzeres op deze school, een van hen. Zij was vanwege haar functie als onderwijzeres (en vanaf 1 september hoofd) van de Joodse lagere school gesperrt. Op haar werkkaart van de Joodse Raad staat ook vermeld dat ze per 29 juli 1942 in de jeugdzorg actief was en in haar vroegere werkkring assisteerde bij Joodse kindervakantie- en herstellingswerk. 58

Werkkaart van de Joodse Raad, op naam van Clara Drielsma. Bron: Nationaal Archief, DenHaag, Cartotheek Joodse Raad.

 

Namens het bestuur vroegen Joseph Vromen en Alexander Salomons, respectievelijk voorzitter en secretaris van de Nederlands Israëlitische Gemeente, voor het beoogde vakantiewerk op 1 juli formeel toestemming aan de Procureur-Generaal van het Gerechtshof te Arnhem, Wilhelmus de Rijke, een overtuigd nationaalsocialist. Er moest voor het organiseren van dit soort activiteiten in de provincies Gelderland en Overijssel, het ‘ressort' Arnhem, altijd formeel toestemming aan hem worden gevraagd. De Rijke verwees hen naar de Aussenstelle van de Sicherheitspolizei in Arnhem.59 We kunnen gevoeglijk aannemen dat het hierbij is gebleven. Want het proces van ondergang – om de historicus Presser aan te halen – radicaliseerde: in deze zomer kwamen de grote deportaties overal in Nederland op gang, 60 ook in Nijmegen. Half juli werden acht Joden naar de SD in Arnhem gebracht, op 2 augustus werden vijftien ‘katholieke' Joden naar Kamp Amersfoort getransporteerd.

Eind augustus werden vier Joden gearresteerd wegens werkweigering. Daarna volgden de deportaties naar Westerbork en vandaaruit verder. Op 17 september werden in Nijmegen 35 Joden opgepakt, op 3 oktober 22 (op die dag werden ook de eerder in de zogenaamde Joodse werkkampen tewerkgestelde mannen naar Westerbork overgebracht) en op 17 november 196 Joodse inwoners.

In de zomer van 1942 wilde Louis Goudsmit les gaan geven aan een Joods huisschooltje in Venlo, dat zonder leerkrachten was komen te zitten. Omdat hij daardoor geen tijd meer had voor de school in Nijmegen, vroeg hij om ontslag per 1 september. Op die dag eindigde meteen ook het Joods onderwijs in Venlo, want precies dan werd Goudsmit opgepakt en overgebracht naar werkkamp Overbroek in de buurt van Kesteren, eigenlijk een medio 1941 opgezet werkkamp van de Rijksdienst voor Werkverruiming, waar de daar tewerkgestelden werden vervangen door 143 Joden. Op 2 oktober werden de arbeiders van de ‘Joodse' werkkampen allemaal in één keer weggevoerd naar Westerbork en op 2 en 3 oktober werden ook hun familieleden gearresteerd, zoals ook in Nijmegen en overal elders gebeurde. 61 In Venlo ging het om tenminste vijf familieleden van Louis, onder wie zijn vrouw Sofie Cohn en hun twee jonge kinderen. Louis Goudsmit werd op 28 februari 1943 in Auschwitz vermoord.

Vanwege het vertrek van Goudsmit was Clara Drielsma vanaf september waarnemend hoofd van de Joodse school. Omdat ze kostwinster was, vroeg ze om een hoger salaris: ‘Clara vraagt een hoger salaris als enige kostwinner in het gezin. Haar moeder heeft als enige inkomen een toelage die door de firma Lippmann Rosenthal (wordt) verstrekt uit haar eigen vermogen. Na inwerking treden van de verordeningen betr. Joods vermogen van 23 mei kreeg zij 150 gulden per maand uit eigen vermogen, voor de komende maanden wordt dat 100 gulden'. 62 Afwijzing volgde.

Op 24 september 1942 solliciteerden ook Kitty en Elly de Wijze naar de vacature die was ontstaan na het vertrek van Goudsmit. Zij hadden beiden meerdere jaren bijlessen gegeven. Opvallend is dat Elly schreef dat ze ‘het vorig jaar de derde klasse van de Joodse kinderen van de Lagere School van September tot Kerstmis onderwezen heeft'. 63 Dat moet dan op de voornoemde ‘school' in het huis van Hollander en later dat van De Leeuw zijn gebeurd. Zij was op 23 april 1942 getrouwd met Herman van Beek en woonde met haar ouders en twee zussen aan de Graafseweg totdat het huis werd gevorderd met de aanwezige inventaris en zij moesten verhuizen naar de Johannes Vijghstraat. Op 20 november 1942 schreef Wilbers aan de gemeente Oss dat zij met haar man was overgebracht naar Westerbork.

Per 1 augustus leek het dienstverband van Bertha van Gelder beëindigd te worden, maar ze werd toch weer aangenomen, nu ‘onbezoldigd', omdat er nog maar één leerkracht aan de Joodse school verbonden was en er geen bevoegde leerkracht meer te vinden was. Ze bleef in dienst tot 4 december, toen ze (eervol) werd ontslagen met ingang van 1 september, met terugwerkende kracht dus, zoals in die tijd vaker regelingen met terugwerkende kracht werden ingevoerd.

De gemeente heeft nog wel geprobeerd om in samenspraak met de Joodse Raad, de vacature van Goudsmit op te vullen. Eerst werd F. van Spiegel benaderd, die in Amersfoort een Joodse lagere school leidde. Deze gaf er de voorkeur aan om dit te blijven doen. Daarna volgden twee mogelijke kandidaten uit Amsterdam, achtereenvolgens J. Dresden en mevrouw Gersons-van der Hove. Beiden moesten afzeggen, omdat de Duitse autoriteiten weigerden voor hen een verhuisvergunning af te geven. 64

Steeds minder kinderen

De zomer van 1942 was voorbij. De meeste kinderen keerden terug naar school, maar niet allemaal. De school telde nog 37 kinderen, zo meldde Clara Drielsma op verzoek aan de gemeente. Enkelen hadden misschien de school in de zomer verlaten omdat ze die voltooid hadden, maar het was ook de tijd van de genoemde arrestatiegolven. Clara Drielsma: ‘In de loop van dat jaar gebeurde het steeds vaker, dat er 's morgens kinderen ontbraken. In 't begin informeerde ik nog wel eens naar de reden van het verzuim; later wisten we zonder te vragen wel, dat de leeggekomen plaatsen nimmer meer bezet zouden worden. Een enkeling dook onder, maar het merendeel van de kindertjes werd gedeporteerd. Ook de heer Goudsmid met zijn gezin werd weggehaald. In December 1942 waren er bijna geen leerlingen meer over'. 65

Aan het einde van het jaar 1942 was het aantal leerlingen drastisch gedaald. Rond 21 leerlingen waren opgepakt bij de grote razzia van 17 op 18 november. Enkele anderen waren ondergedoken. Op 26 november 1942 liet waarnemend burgemeester Van der Velden aan de Joodse Raad in Amsterdam weten ‘dat genoemde school thans nog slechts door 11 leerlingen wordt bezocht'. Op een brief van de Joodse Raad aan het gemeentebestuur staat in de marge met potlood bijgeschreven: ‘nog 8 kinderen op 23 Nov. '42'. 66

Overdracht aan de Joodse Raad

Op 16 oktober kreeg Van der Velden, die Steinweg inmiddels als burgemeester was opgevolgd, een brief van de nieuwe Inspecteur LO, D.J. Peters uit Velp, onder ogen. Daarin werd meegedeeld dat de Joodse School per 1 september was overgedragen aan de Joodse Raad in Amsterdam. Van der Velden las de brief van Peters ‘met eenige bevreemding': ‘Mij was namelijk van een dergelijke regeling niets bekend en blijkbaar weet evenmin de Joodsche Raad hiervan. (…) Gaarne zou ik alsnog vernemen, welke instantie deze regeling heeft vastgesteld'. 67 Dat neemt niet weg dat Van der Velden er onmiddellijk voor zorgde dat de huur van het pand in de Smetiusstraat met spoed werd opgezegd en dat de medewerkers ontslag kregen aangezegd. De leveranciers en de gemeentelijke diensten werd op het hart gedrukt niets meer voor de school te doen en niets meer eraan te leveren. Op 4 december 1942 werd Clara Drielsma (eervol) ontslagen als tijdelijk onderwijzeres en als tijdelijk waarnemend hoofd, met terugwerkende kracht per 1 september 1942. In de marge van de brief waarin het ontslag werd aangezegd staat met potlood aangetekend dat de gemeente de Joodse Raad (Amsterdam) heeft verzocht de gemaakte kosten vanaf die datum aan de gemeente te restitueren, ook de wedden .68 De gemeente ontving dat geld inderdaad grotendeels terug – waarbij moet worden aangetekend dat het geld afkomstig was uit geroofde, bij Lippmann-Rosenthal 69 gestalde Joodse vermogens. De gelden die de gemeente tot september voor de school, eigenlijk als voorschot, had betaald kreeg zij niet terug. Daarover zouden nog tot in 1950 eindeloze discussies volgen.

Maar we willen hier niet te veel uitweiden over de financiële perikelen van de gemeente Nijmegen. Het is toch al veelzeggend dat verreweg het grootste gedeelte van de dossiers in het gemeentearchief louter over de centen gaat. Zoals bijvoorbeeld de dossiers over het schoolgeld. 70 De aanslagen (over de maanden januari t/m augustus) werden op 30 april 1942 verspreid via Alexander Salomons. Maar dan staat er bij Bernstein en anderen genoteerd: ‘Vertrokken via Westerbork naar Duitschland; brief Joodsche Raad'. Iemand heeft erbij gekrabbel: ‘Oninbaar verklaard'. Bij Bachrach uit Elst (die met zijn gezin was ondergedoken) en anderen staat: ‘16.12.42 betaling aan Lippmann en Rosenthal gevraagd'. In 1944 vernam de gemeente dat ook Lippmann-Rosenthal niet tot betaling van sommige achterstallige belastingen zou overgaan. 71

Einde

De school schijnt uiteindelijk verhuisd te zijn naar de Gerard Noodstraat, naar een van de ruimten van de Israëlitische Gemeente daar of - meer waarschijnlijk - naar de woning van rabbijn Salomons ernaast. We hebben geen aanwijzingen dat de school voortgezet werd op de Smetiusstraat, hoewel de Joodse Raad de huur vanwege de opzegtermijn van drie maanden nog tot 15 maart 1943 doorbetaalde.

In een brief van 7 februari 1943 droeg Salomons aan de Joodse Raad in Amsterdam een onderwijzer voor: ‘Wij hebben overleg gepleegd met den heer S.J. Colthof 72 te Oss, die zich hierna bereid verklaard heeft in het onderwijs aan bovenvermelde school [aan de Gerard Noodstraat] te voorzien. Hij kan alleen op Maandag-, Dinsdag-, Woensdag- en Vrijdagmorgen, doch dit is naar onze meening geen bezwaar'. 73 Rond deze tijd telde de school nog slechts acht leerlingen: ‘1 uit Boxmeer, 1 uit Gennep, 6 uit Nijmegen'. 74

Lang zou het niet meer duren. Op 29 maart 1943 kwam de beschikking dat alle Joden in Gelderland zich vóór 10 april moesten melden in kamp Vught. Wie zich niet meldde zou daarheen worden gedeporteerd. 75 Rebecca Frank, Johanna Kaufman en de anderen, ze vertrokken op een van die dagen met hun gezinnen. Voor de medewerkers van de Joodse Raad werd geen uitzondering gemaakt: Salomons vertrok met zijn gezin naar Amsterdam, waar ze later opgepakt zouden worden. Bertha van Gelder dook onder, waarschijnlijk in maart. Hollander werd op 28 maart gearresteerd en met zijn vrouw en drie kinderen waarschijnlijk via Vught en Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd.

Kerstmis 1942 dook Clara Drielsma samen met haar moeder onder. Ook deze periode beschreef zij aan Rogier. Haar moeder overleed tijdens de onderduik, een broer stierf in een kamp, maar Clara overleefde de oorlog. Na de bevrijding probeerde ze weer aan het werk te komen in het onderwijs. De regeling Rechtsherstel moest dat eigenlijk mogelijk maken voor ontslagen Joden, maar het Rijkstoezicht LO schreef in november 1945: ‘De duitse maatregelen tegen de joden hebben dat schooltje doen verlopen, zodat mejuffrouw Drielsma buiten functie geraakte. Nu moet volgens Koninklijk Besluit E 94 aan tengevolge van de duitse maatregelen ontslagen ambtenaren rechtsherstel worden gedaan in dien zin, dat zij in hun functie worden hersteld'. 76 Omdat dat evenwel bij de Joodse school niet mogelijk was, zat er niets anders op dan haar een tijdelijk baantje aan te bieden. Ze werd per 1 oktober 1944 benoemd als tijdelijke leerkracht aan de Openbare Lagere School nummer 10 in Nijmegen (Reestraat 65), ter vervanging van onderwijzeres Van Eijck die per die datum vanwege haar NSB-sympathieën was geschorst. Omdat deze onderwijzeres niet ontslagen maar alleen geschorst was, vroeg Clara op 6 juli 1945 het gemeentebestuur om een vaste aanstelling. De gemeente kon geen toezegging doen. Ze vond uiteindelijk een kantoorbaan in Oss. 77

Tot slot

Nu, na bijna 80 jaar, staat het pand Smetiusstraat 9 er nog steeds, als een stille getuige van gebeurtenissen die bijna uit ons collectieve geheugen waren gewist. Met dit artikel hebben we geprobeerd om deze geschiedenis levend te houden.

Hieronder de handgeschreven lijst met Joodse kinderen.

Voetnoten

1) Frank Eliëns, Nijmegen tussen bezetting en bevrijding (Zaltbommel 1995) vermeldt eigenlijk alleen de uitsluiting per 1 september 1941 (p.49). Elders wordt de school nergens genoemd. Van den Berg, Onse Joeden, Nijmegen en de geschiedenis van haar Joden (Zutphen 2002) wijdt enkele alinea's aan de school, die hij abusievelijk in de Bloemerstraat situeert (p.179, 180). Aardig is dat hij zich herinnert dat een klasgenoot – het zal zeker gaan om Heinz Gottlieb – opeens verwijderd was van zijn school en dat hij hem wat later helemaal niet meer tegenkwam in zijn wijk: hij was ondergedoken. L. Savenije, Collaboratie en Verzet. Een stad in oorlogstijd (Nijmegen 2018) noemt de school in een enkele zin (p.221-222). Ten onrechte meldt hij dat de Joodse leerlingen wel op de Klokkenberg konden blijven. Weliswaar besloot het bestuur geen opgave te doen, maar de school hád geen Joodse leerlingen.

2) Er woonden in Nijmegen in mei 1940 circa 530 Joden, van wie 130 vluchtelingen, de meesten afkomstig uit Duitsland. Deze getallen zijn wat arbitrair, want onder hen waren er die zich bijvoorbeeld helemaal niet bij de joodse religie of wat ook betrokken voelden, maar door de overheid als ‘Jood' werden gedefinieerd.

3) Circulaire Secretaris-Generaal Van Dam aan de gemeentebesturen, 17 juni 1941, zie Regionaal

Archief Nijmegen (RAN), ASGN 40192, dossier Stukken betreffende beperkende bepalingen voor Joden.

4) Zie: NIOD 182/271, 08, 24, 39, 41. Alleen in Amsterdam is er een blo-school. Iets later kwamen er

nog enkele kleine scholen bij, zoals in Venlo en Gouda.

5) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse School, met hierin het concept. RAN, 579

(Collectie Tweede Wereldoorlog Nijmegen), inv.nr. 329 bevat de circulaire zoals de ouders die

kregen. De tekst is kennelijk niet in Nijmegen gemaakt, want in Groningen kregen de ouders een

identieke mededeling. Op zaterdag 30 augustus stond er ook een artikel in De Gelderlander en de

Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant over de maatregel, maar geen bekendmaking. Wij spreken verder over de ‘Joodse School', maar die moet niet verward worden met de Joodse School bij de synagoge aan de Gerard Noodtstraat, waar aan sommige kinderen in de vrije uren religieus en cultureel onderwijs werd gegeven.

6) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

7) Er werd her en der voorzichtig geprotesteerd: de maatregelen waren in strijd met de Onderwijswet 1920 en met art. 20 van de Grondwet. Zelfs Van Dam vond het eigenlijk maar niets, getuige zijn antwoord op het protest van de burgemeester van Enkhuizen. Hij had de wettelijke en constitutionele bezwaren ‘ den Duitsen autoriteiten ook terdege onder het oog gebracht' . Maar ja, die hadden zo hun eigen agenda. ‘ Zij hebben mij bevolen hem toch uit te voeren' (J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, Den Haag, 1965, deel 1, p. 143). Inderdaad bleek al snel dat met de wet in de hand protesteren tegen Duitse maatregelen zinloos was. Bijzonder is dat al in 1942 door J. Aa een gedetailleerd rapport werd geschreven over de scheiding in het onderwijs, met de nadruk op Amsterdam. Ook Aa gaat in op de juridische kant. Het rapport is te vinden op de site van het NIOD. Aa was lid van de Centrale Commissie voor het Joodsche Onderwijs.

8) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school. Ed Grödel werd van het internaat verwijderd op 1 september 1941 maar kon (‘na tijdel. schorsing als Israëliet') op 1 december terugkomen. Hij was op het internaat vanwege ‘leermoeilijkheden'. Zijn vader stierf in december aan een ‘hartinfarct' en in de zomer van 1942 werden zijn moeder en zus vanuit Tilburg afgevoerd en vermoord. In de nacht van 17 op 18 november 1942 (de nacht van de grote razzia in Nijmegen, toen 196 Joodse inwoners van Nijmegen werden opgepakt, naar de hbs aan de Kronenburgersingel werden gebracht en een dag later per trein naar Westerbork werden weggevoerd) werd Ed door de NSB-commissaris van politie Anton van Dijk om 1 uur persoonlijk opgehaald aan de hoofdpoort en afgevoerd naar de hbs. Zie ook o.a. de site gaypnt.demon.nl/jonkerbosch en: Johan Mahieu, Jonkerbosch 1935-1985, Nijmegen 2009, p. 31. Op 18 mei 1943 werd hij op transport gesteld naar Sobibor, waar hij direct na aankomst werd vermoord.

9) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

10) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school. In Amsterdam waren er al enkele bijzondere Joodse scholen.

11) De historicus L.J. Rogier, die in de jaren vijftig van de vorige eeuw het Nijmeegse gemeentearchief raadpleegde in verband met een boek dat hij van plan was te schrijven over de Tweede Wereldoorlog in Nijmegen, noteerde in zijn aantekeningenschrift: ‘Er waren (maar helaas, voor zover mij bleek niet te Nijmegen) schoolbesturen die de opgaaf weigerden' (RAN, 146 Collectie vooronderzoek Nijmeegse oorlogsgeschiedenis door professor L.J. Rogier, inv.nr. 9). In het dossier van de Joodse School zien we de opgaven van de scholen. Van de ruim 70 scholen in Nijmegen ontbreken er in dit dossier zo'n 18. Deze hebben hun (negatieve) opgave waarschijnlijk telefonisch aan het gemeentebestuur doorgegeven. Er waren overigens in het hele land bijna geen weigeringen. De burgemeester van Enkhuizen protesteerde. Er was een schrijven van Jan de Jong, aartsbisschop van Utrecht, aan de katholieke schoolbesturen, dat katholiek gedoopte Joodse kinderen niet zouden moeten worden aangegeven. En er zijn de brieven van de besturen van enkele protestantse schoolkoepels met de oproep vooralsnog niet te reageren op de brief van Van Dam - hierop baseerde De Klokkenberg zich.

12) Voor de weigering van het bestuur zie: RAN, 243 Bestuur van de Stichting Christelijke Scholen op de Klokkenberg Nijmegen, inv.nr. 139. Zie ook: R. Campman-Kuijpers (red.),+ Van Klokkenberg naar Kopseweg. 150 jaar Klokkenberg Nijmegen 1844-1994, Nijmegen 1994, p. 36-40. De Schoolraad ‘Scholen met den bijbel' raadde aanvankelijk (op 25 augustus) de schoolbesturen aan in het geheel niet te antwoorden. Anders dan bijvoorbeeld Van den Berg, Onse Joeden, stelt, hebben in Nijmegen sommige christelijke scholen wél gereageerd, bijvoorbeeld de weesinrichting Neerbosch en de school aan de Hazenkampseweg. Ook de katholieke scholen deden een, altijd negatieve, opgave, onder meer via de koepel St. Josephscholen.

13) RAN 695_13, 12 september 1941.

14) RAN 695_13, 23 januari 1942.

15) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

16) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 94. Maar hoe kunnen de ouders weten dat de school niet gereageerd heeft? ‘Oh sancta simplicitas,' schrijft een Nijmeegse ambtenaar onder de brief van Van Dam van 27 november 1941 met deze ‘aanbeveling'.

17) Abraham Jacob van Zuiden (geb. 12 augustus 1925). Hij woonde bij zijn oom dr. J. van Zuiden op de Fransestraat 17. We treffen zijn naam niet aan op een lijst van leerlingen die in de loop van 1942 in Arnhem het daar opgezette Joodse Lyceum gingen bezoeken. Zie: Gelders Archief (GA) 2212_415.

18) RAN, ASGN, voorl.inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school; dat aantal stond in de Onderwijswet als voorwaarde voor het stichten van een nieuwe school.

19) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school. In november meende Van Dam, na overleg met enkele Duitsers, dat een school ook wel kon starten met 40 leerlingen. B&W van Nijmegen vergaderden op 18 november over de school en besloten ‘de pogingen op de aangegeven basis voort te zetten'. Zie RAN ASGN, inv.nr. 397, besluitenlijst B&W.

20) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 227. De lijst is van 8 januari 1942. Het gaat hier om Eva Sander. Zij werd niet van school verwijderd. Zij woonde weliswaar bij haar twee Joodse stiefouders, maar er ontstond discussie of zij zelf wel ‘voljoods' was. Zie RAN, ASGN, inv.nr. 40193 Verordening 6/1941. Daarom, nemen we aan, werd ze niet van school gestuurd. Bovendien, schreef iemand ergens bij haar naam, was haar vader oud-Duitsch strijder (een Duitse veteraan van de Eerste Wereldoorlog). Het gezin Sander-Terhoch nam voor de oorlog meerdere Joodse Duitse kinderen in huis. De stiefouders werden op zeker moment gedeporteerd, waarschijnlijk naar Bergen-Belsen, maar overleefden de oorlog. Ook Eva en haar stiefzus Liesel overleefden de naziterreur, de laatste in ieder geval door onderduik. Van Eva werden bovendien al haar bezittingen geconfisqueerd; zie: Archief Abt. Feindvermögen (Nat. Archief, Den Haag).

21) Notitie ‘Aantal leerlingen Nijmegen' van circa oktober 1941, in: RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p.262. Uit de notitie blijkt ook dat er toen nog over gedacht werd iets te regelen voor alle Joodse leerlingen. De notitie bevat de namen van acht Joodse inwoners van Nijmegen die misschien les kunnen geven in allerlei vakken in de gebouwen van de Israëlitische Gemeente aan de Gerard Noodtstraat 25, waar dan ook de lagere school zou komen. Als enige professionele kracht valt hier al de naam van Clara Drielsma, over wie later meer.

22) Presser, Ondergang, o.c., deel 1, p. 140,141.

23) RAN, ASGN, inv.nr. 40202.

24) Brief Joodse Raad Nijmegen aan Centrale Joodse Raad, 29 dec. 1942, NIOD 182_120, volgnr. 299.

25) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school (p.224).

26) Presser, Ondergang, pag. 141. Hoofdstuk 2, pag. 133 e.v., begint met de scheiding binnen het onderwijs.

27) Gelders Archief 2212, inv.nr. 415. Bij het poëziealbum van een leerling uit Arnhem, Ro Nathans, zat deze lijst. Daarop staan deze leerlingen uit Nijmegen: Jacob van Buren (klas 1), David Frank (klas 1), Miep Glaser (klas 1), Gertrude de Marcas (klas 2), Sprins Salomons (klas 2), Sara Glaser (klas 3) en Martijn Kaufman (klas 3).

28) Want Eva Sander werd niet verwijderd van de hbs aan de Kronenburgersingel. Zie ook noot 18.

29) RAN, ASGN, inv.nr. 40209 Stukken betreffende de inlevering van rijwielen door Joden, passim. Op de lijst van in beslag genomen fietsen staat bij die van Martijn Kaufman bijvoorbeeld: ‘Is op Joodsch Lyceum te Arnhem'. Het was een poging om confiscatie tegen te houden, maar het zou niet baten.

30) Op het Lyceum in Arnhem, dat gevestigd was aan de Marktstraat 12, werkte ook een docent uit Nijmegen, Joseph Gotlieb, die in 1940 van de katholieke hbs in Tiel geschorst en vervolgens ontslagen was. De scholen in Arnhem werden in september 1942 onder beheer van de Joodse Raad geplaatst. Ze werden steeds kleiner en hebben vermoedelijk in januari 1943 hun deuren gesloten. De rector was A. Roselaar, die op 22 januari 1942 een Leerplan stuurt aan de gemeente Arnhem voor de afdelingen gymnasium, hbs en mms, alle klassen. Zie: GA 2197_4037.

31) Brief J. Van Dam in RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school. Clara Drielsma, die als onderwijzeres aan deze school werd aangesteld, vertelde na de oorlog in een oorlogsverslag dat ze voor Rogier opstelde, dat zij bij deze beslissing een grote rol heeft gespeeld: ‘Ik heb toen een reisvergunning aangevraagd en gekregen om te gaan praten bij de Joodse Raad in Amsterdam. Ik werd van daar naar Den Haag verwezen, waar degene, die deze zaken bij de Joodse Raad behartigde (mej. mr Praag) me ronduit vertelde, dat ze er niets voor voelde voor Nijmegen een schooltje aan te vragen. Tegen haar advies in, ben ik toen zelf naar het Departement gegaan om de zaak te bepleiten en er werd inderdaad toestemming gegeven om in Nijmegen een schooltje te openen' (RAN 146 Oorlogsverslag van Clara Drielsma, inv.nr. 50).

32) Buiten Amsterdam kwamen er 47 Joodse lagere scholen. Over de scholen in Amsterdam schreef Janszen een mooie geschiedenis, zie: www.eenkleineheldendaad.nl. Daarnaast is eigenlijk alleen de school in Amersfoort uitgebreid beschreven: Femke Mooijekind, ‘Het Joodse kind op de Joodse school'. De scheiding van Joodse en niet-Joodse leerlingen in het Amersfoortse onderwijs in 1941, Amsterdam, 2011. Masterscriptie Geschiedenis Holocaust- en Genocidestudies, UvA, ook als pdf. Er is ook een boek over de school in Den Bosch, dat wij niet gezien hebben: M. Bus, D. Velleman, Het gedroomde leven, abrupt voorbij. Een kroniek van het joods lagere schooltje en het Joodsch Lyceum, Den Bosch 1995. Verder natuurlijk Presser, Ondergang, vooral deel 1 pagina 135 e.v.; het hele boek ook als pdf.

33) Er wordt geen naam genoemd, maar het betreft hier B.J.A. Stoopman, die op 7 juni 1942 vanwege zijn houding bij het conflict rond de school aan de Hazenkampseweg (zie RAN 579_470) werd ontslagen. Hij werd als inspecteur opgevolgd door A.P. Omloo en op 5 oktober 1942 door D.J. Peters uit Velp. Rogier noemt Stoopman iemand met een ‘zeer krachtige' houding, zie RAN 146 (Rogier), inv.nr. 26.

34) Alexander Salomons (Amsterdam, 1890) was de rabbijn van Nijmegen en voorzitter van een soort plaatselijke afdeling van de Joodse Raad. Het voert te ver om hier de functie van deze afdeling te beschrijven. Hij was al in november 1940 als leraar Hebreeuws verwijderd van het Stedelijk Gymnasium aan de Van Schevichavenstraat, een van de ontslagen Joodse werknemers van de gemeente. Hij woonde naast de synagoge. Een van zijn kinderen ging naar de Joodse School, een ander naar het Joods Lyceum. Het gezin werd vermoord in Sobibor. David Hollander werd in Tilburg geboren in 1905. In 1929 studeerde hij af als arts in Utrecht en verhuisde hij naar Nijmegen, Groesbeekseweg 34. Hij was getrouwd met Bertha van Essen en had drie kinderen: Daniël, Emmy en Just. Hij was vicevoorzitter van de Kerkeraad van de Joodse Gemeente in Nijmegen, voorzitter van het Armbestuur van de Joodse Gemeente Nijmegen (1940-1942) en medewerker van de Nijmeegse afdeling van de Joodse Raad. Hij was een van de eersten die in Nijmegen met de uitsluiting kregen te maken: al in juli 1940 was hij ontslagen bij de Luchtbescherming. Hij werd op 28 of 29 maart 1943 opgepakt en in september 1943 vermoord in Auschwitz, evenals zijn vrouw en drie kinderen.

35) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

36) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 17759 Personeelsdossier Clara Drielsma.

37) Deze zouden later weer voor f 250 verkocht worden aan de eigenaar van het pand. RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 161; RAN, ASGN, inv.nr. 4736 (gemeenterekeningen) en RAN 697 (gemeentewerken), inv.nr. 149b.

38) RAN, ASGN, inv.nr. 4733 Gemeenterekeningen.

39) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 271, 272.

40) RAN, ASGN, inv.nr. 40202 Staat van leerplichtige Joodse kinderen (1941).

41) Sally werd op 1 september verwijderd van Openbare School nr. 2 aan de Prins Hendrikstraat en kon toen kennelijk naar de blo-school in afwachting van nadere berichten. Waarschijnlijk kwam er In oktober inderdaad bericht. Althans: in enkele andere steden is een bericht aangetroffen, dat het was toegestaan ‘zwakzinnigen' buiten Amsterdam (waar een Joodse blo-school kwam) terug te plaatsen op de oude school. We denken overigens dat Sally na de zomervakantie van 1942 niet kon terugkeren op de blo-school. Op 22 oktober 1942 ging hij met zijn vader naar Haarlem. Sally ging vervolgens naar de Rudelsheimstichting in Hilversum, een Joodse instelling voor geestelijk gehandicapte kinderen. Met vijftien andere kinderen van deze instelling werd hij op 13 april 1944 op transport gesteld naar Sobibor, waar hij direct na aankomst (16 april) vermoord werd. Zie ook NIOD 804/56, 168, Transportlijsten van Westerbork naar Sobibor. Zie ook: NIOD 804/56, 168 Transportlijsten van Westerbork naar Sobibor. Op 2 mei 2018 is er een monument opgericht voor de 80 in Hilversum opgepakte kinderen en personeelsleden. Sally's ouders waren in Nijmegen gebleven en werden bij de razzia van 17 november 1942 opgepakt.

42) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd18511 Personeelsdossier Goudsmit. Goudsmit - geboren op 26 april 1898 - was toen 43 jaar. Clara Drielsma schreef na de oorlog in haar oorlogsverslag over hem: ‘Deze meneer Goudsmid [ze spelt zijn naam abusievelijk met een ‘d'] had nimmer voor een klas gestaan en als man van ± 45 jaar viel het hem niet mee voor een gecombineerde klas te staan met kinderen, die zo in leeftijd varieerden. Hij reisde elke dag met zijn zoontjes heen en weer' (RAN, 146 Oorlogsverslag van Clara Drielsma, inv. nr. 50). Goudsmit was in het bezit van een akte LO, had wel lesgegeven maar nooit in het LO. Op Keukens maakte hij een ‘prettigen, beschaafden indruk'. Zie: RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

43) Clara Drielsma schreef in haar verslag voor Rogier (RAN 146, inv.nr. 50) dat ze daar werkte (p. 1) en dat ze door deze bijzondere neutrale school ontslagen werd (p. 2). De enige Leerschool was die op Van Nispenstraat 33.

44) RAN, 146, inv.nr. 50 Oorlogsverslag van Clara Drielsma.

45) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd17759 Personeelsdossier Clara Drielsma.

46) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd17759 Personeelsdossier Clara Drielsma.

47) RAN, ASGN, voorl. onv.nr. pd 18247 Personeelsdossier B. van Gelder. Uit het feit dat Drielsma hiermee bezig was, kunnen we afleiden dat enkele leerlingen de school eind juli zullen hebben verlaten, maar we kunnen dat niet uit de aanwezige lijsten afleiden. Er waren in mei 45 leerlingen, in september nog 37. Mogelijk zijn er ook nog enkele jonge eersteklassers bijgekomen. We moeten aannemen dat de schoolverlaters niet meer naar het Lyceum in Arnhem zijn gegaan, want hoe konden ze daar komen? Op 1 mei 1942 bestelde Clara Drielsma bij Dekker en Van de Vegt acht gebonden exemplaren (plus 1 met antwoorden) van Naar Gymnasium en H.B.S. (RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 306)

48) NIOD dossier 182_120.

49) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 276, 277. Zie bijlage. Daar ook een overzicht van de data waarop de kinderen waarschijnlijk uit Nijmegen gedeporteerd werden of eventueel zijn onderdoken.

50) RAN, 146 Collectie vooronderzoek Nijmeegse oorlogsgeschiedenis door professor L.J. Rogier, inv. nr. 9. Het gaat hier om Max Gottlieb. Op 7 februari 1942 vroeg de burgemeester van Boxmeer aan die van Nijmegen (op dat moment waarnemend burgemeester Van der Velden) wanneer de Joodse school in Nijmegen van start zou gaan. Van der Velden antwoordde hierop dat de school al vanaf 15 december open was. Hij had er geen bezwaar tegen dat Max Gottlieb uit Boxmeer zou worden toegelaten. Zie: RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school. Max Gottlieb zou uiteindelijk een van de laatste leerlingen van de school zijn. Op 28 mei 1943 werd hij in Sobibor vermoord.

51) Uit Ochten was Rebecca (Betty) Frank afkomstig. Haar vader filmde het gezin. Met die opnamen is een mooie aflevering gemaakt van ‘Andere Tijden' (VPRO/NTR), nog terug te zien. Ook dit gezin trok in april 1943 naar Vught, de ondergang tegemoet.

52) RAN, 146 Oorlogsverslag van Clara Drielsma, inv.nr. 50.

53) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

54) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 271, 272.

55) Getuigenissen Toon van Kalmthout, o.a. op site Sobibor.org. Zo reisde Selly Andriesse op en neer. Zie in de bijlage met het overzicht van de leerlingen: nummer 1. De dieseltrams op deze lijn waren toen deels vervangen door stoomtractie.

56) NIOD, 100 Procureur-Generaal Arnhem, inv.nr. 116.

57) NIOD, 100 Procureur-Generaal Arnhem, inv.nr. 116.

58) Nationaal Archief, Den Haag, Cartotheek Joodse Raad.

59) NIOD, 100 Procureur-Generaal Arnhem, inv.nr. 116.

60) De systematische razzia's en deportaties via Kamp Westerbork beginnen dan. Eerder, al vanaf februari 1941, waren er grote razzia's in o.m. Amsterdam en Twente. In oktober 1941 werden 70 mannen opgepakt in Arnhem en in de Achterhoek. De opgepakten gingen naar Mauthausen.

61) Zie Herman van Rens, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, Hilversum 2013, p. 119 en 120.

62) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd17759 Personeelsdossier Clara Drielsma, p. 27.

63) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p. 282.

64) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school, p.284 t/m 297. J.A. Gersons-van der Hove was de dochter van Henriëtte Gersons-van der Hove, woonachtig aan de Javastraat in Nijmegen. Zij zelf op Rubensstraat 43 te Amsterdam en werd in 1943 in Sobibor vermoord.

65) RAN, 146 Oorlogsverslag van Clara Drielsma, inv.nr. 50.

66) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460 Dossier Joodse school.

67) Brief burgemeester Van der Velden aan D.J. Peters, 26 oktober 1942; in: RAN, ASGN, voorl. inv.nr. 19.4460, p. 123.

68) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd17759 Personeelsdossier Clara Drielsma, p. 33.

69) Vanaf augustus 1941, dus in dezelfde periode, dat de verwijdering van Joodse leerlingen uit het onderwijs werd voorbereid, moesten alle rijke Nederlandse Joden – en daarna natuurlijk alle Nederlandse Joden - hun contanten, banktegoeden, cheques, effecten, tegoeden en deposito's overmaken naar de bank Lippman, Rosenthal & Co. Deze voormalig Joodse bank was door de Duitsers geconfisqueerd en diende als façade waarachter zij zich het Joodse geld eigen konden maken. De Joodse eigenaren konden daarna niet meer over hun eigen geld beschikken. Het was een ordinaire roofbank. Het geld van de ‘Liro'-bank werd onder andere gebruikt voor de deportatie van Joden uit Nederland.

70) Het inkomensafhankelijke schoolgeld werd tot 1948 volgens de Onderwijswet 1920 algemeen geheven, alleen de laagste inkomens waren vrijgesteld. Het kon behoorlijk variëren: van enkele guldens voor een of meerdere kinderen tot ƒ 35 voor één kind (Nathan Frank). Ook de ouders van leerlingen van buiten de gemeente betaalden.

71) RAN, ASGN, inv. nr. 8119 Schoolgelden Joodse School; RAN, ASGN, inv.nr 6902 Kasboek afrekening Schoolgeld; RAN, ASGN, inv.nr. 4774 Staat van achterstallige belastingen.

72) Het gaat hier bijna zeker om Israël Colthof (geb. 13-08-1906 te Roermond), getrouwd met Marianne Frank, wonende in de Goudmijnstraat 51 te Oss; hij was de enige met die naam in Oss. Hij was godsdienstleraar. Op 11 juni 1943 werd hij vermoord in kamp Sobibor, zijn vrouw op 23 juli.

73) NIOD, 182 Joodsche Raad voor Amsterdam, inv.nr. 134, Correspondentie, notulen, ledenlijsten e.d. van de regionale onderwijscommissies van de Joodsche Raad (o.a. die van de provincie Gelderland). De regionale onderwijscommissie van Gelderland kwam in februari 1943 bijeen ten huize van de voorzitter, mr. M. J. Wolff (Stationsplein 20 te Arnhem). De overige leden waren: J. Cohen (Brugstraat 5 Zutphen), J. Mogendorff (Dr. Hubernoodstraat 1 Doetinchem), M.M. Poppers (Vredensestraat 74 Winterswijk), A. Salomons( Gerard Noodtstraat 27 Nijmegen). J. H. As maakte als vertegenwoordiger van de afdeling Onderwijs Amsterdam deel uit van de commissie.

74) NIOD, 182, idem.

75) Beschikking H.A. Rauter van 29 maart 1943; Zie ook RAN, ASGN, inv.nr. 40207; daar vooral het schrijven van C.C. Walraven, Wnd. Gewestelijk Politiepresident, van 6 april 1943. De arrestaties en deportaties vonden plaats op 8 en 9 april - een telegram van C.C. Walraven aan A. van Dijk, Commissaris van Politie Nijmegen, van 7 april dicteerde die data. De zieken moesten direct naar Westerbork worden overgebracht.

76) RAN, ASGN, voorl. inv.nr. pd17759 Personeelsdossier Clara Drielsma, p. 35.

77) De hopeloze maar tegelijk strijdbare zoektocht naar gerechtigheid is exemplarisch voor die tijd. In een dossier over het Joodse onderwijs in Arnhem vonden we vele soortgelijke gevallen. De gemeente daar ontkende simpelweg dat ze iets met die scholen te maken had gehad. Een lerares van de Joodse School (Menk) wordt in 1949 met terugwerkende kracht ontslagen per 16 december 1942. De ‘rechtvaardigheid' van die gemeente bestond eruit dat zij in 1949 alsnog circa ƒ 300 kreeg over de periode 1 september-15 december 1942. Ook de andere overlevende docenten leverden een bitter gevecht tegen de gemeente. Zie Gelders Archief 2197, inv.nr.4037 passim.

 

De 45 leerlingen van de Joodse School, omstreeks 20 december 1941. Max Gottlieb uit Boxmeer (nummer 20) kwam er later bij. Van de 46 leerlingen overleefden er slechts vier de oorlog. In de rechterkolom een korte aantekening over wanneer zij naar een kamp gingen of onderdoken.

1

Andriesse, Selly Friedel, Gennep

Vertrok op 10 april 1943 vanaf station Gennep naar Vught

2

Bachrach, Felix Elie (afkomstig uit Elst, Bemmelseweg)

Vader is H.D.J. Bachrach. Ondergedoken in buurt van Elst.

3

Bos, Jacob

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

4

Beem, Hans

Het gezin ging op 8 april 1943, toen alle Joden in Gelderland zich daar moesten melden, naar Vught. Vandaar met het kindertransport naar Westerbork gedeporteerd, in september naar Auschwitz.

5

Bernstein, Eduard

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

6

Bernstein, Elfriede

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

7

Bernstein, Jacob

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

8

Buren, van Regina

Op 9 april 1943 naar Vught gegaan of gebracht. Op 24 mei van

daar naar Westerbork en een dag later naar Sobibor.

9

Busnac, Bernard

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

10

Chaim, Brigitte

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

11

Chaim, Elfriede

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

12

Drielsma, Yvonne

Eind 1942 ondergedoken in Twente.

13

Frank, Hanna

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

14

Frank, Jacob

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

15

Frank, Emile

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

16

Frank, Rebecca (afkomstig uit Ochten)

Op 9 april 1943 met een door politie bewaakte bus van Ochten naar Vught vervoerd, daarna naar Sobibor.

17

Glaser, Henri, Javastraat

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

18

Glaser, Abraham

Kort voor razzia 17 nov 1942 ondergedoken, later opgepakt in Herveld.

19

Glaser, Frieda

Kort voor razzia 17 nov 1942 ondergedoken, later opgepakt in Herveld.

20

Gottlieb, Max (afkomstig uit Boxmeer)

Later erbij gekomen; in februari 1943 nog op de Joodse School. Waarschijnlijk op 10 april 1943 gedeporteerd van Boxmeer naar Vught.

21

Gottschalk, Heinz Paul

Overleefde de oorlog door onderduik.

22

Goudsmit, Walter, Venlo

Net als zijn vader keerde hij na de zomer 1942 niet terug.

Opgepakt 2 oktober 1942 in Venlo

23

Goudsmit, Joseph, Venlo

Net als zijn vader keerde hij na de zomervakantie van 1942 niet terug. Opgepakt 2 oktober 1942 in Venlo

24

Hollander, Daniël

Op 28 maart 1943 opgepakt.

25

Hollander, Just

Op 28 maart 1943 opgepakt.

26

Jong, de, Amalia

Arrestatie op 2 of 3 oktober 1942.

27

Kober, Marianne

Verhuisde in juni 1942 (noodgedwongen) naar Oss. Daar in

november 1943 opgepakt.

28

Kober, Ruth

Verhuisde in juni 1942 (noodgedwongen) naar Oss. Daar in november 1943 opgepakt.

29

Kaufman, Johanna Sara (afkomstig uit Gennep)

Op 10 april 1943 het gezin via station Gennep naar Vught.

30

Kwiat, Salo

Kort na het overlijden van zijn moeder ging hij op 13 nov 1942 naar een tante in Amsterdam. Daar opgepakt.

31

Leeuw, de, Josephine

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

32

Leeuw, de, Vogeline

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

33

Leeuw, de, Philippus

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

34

Löbenstein, Lotte

Onderduik herfst 1942 (bericht Politieblad , december), opgepakt 30 april 1943.

35

Minco, Sally

 

36

Meierhof, Inge

Opgepakt bij de razzia in de nacht van 2 op 3 oktober 1942.

37

Prins, Judith

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

38

Salomons, Abraham

Waarschijnlijk een van de laatste leerlingen. Op 13 april 1943 naar Amsterdam vertrokken. Daar vervolgens opgepakt.

39

Schöner, Edith

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

40

Schöner, Mirjam

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

41

Voet, Harry

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

42

Voltijn, Mietje

Hij was een van de laatste leerlingen. In april 1943 naar Kamp Vught, in juni met het ‘kindertransport' naar Sobibor.

43

Vries, de, Jeannette

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

44

Vries, de, Betje

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

45

Vries, de, Lea

Opgepakt bij de razzia van 17 november 1942.

46

Vromen, Leo

Het gezin dook onder, Leo apart van de anderen bij de familie Kramer; zie, RAN ASGN, 579_30.